ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ1037

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
144932-08-1225
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgemeenschap en toedeling van schulden na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 21 april 2009, ging het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De rechtbank had eerder op 3 juni 2008 de echtscheiding uitgesproken en de beslissing over de verdeling aangehouden. De peildatum voor de verdeling werd vastgesteld op 10 november 2008, de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. De te verdelen huwelijksgemeenschap bestond uit verschillende bestanddelen, waaronder inboedel, schulden aan de voormalige werkgever van de man, een bankrekening in Spanje en een doorlopend krediet bij ABN AMRO.

De vrouw verzocht om de toedeling van bepaalde inboedelgoederen, zoals foto’s en cd’s, wat door de rechtbank werd toegewezen. De schuld aan de voormalige werkgever van de man, die voortkwam uit fraude, werd door de rechtbank als verknocht beschouwd, maar de rechtbank oordeelde dat deze schuld niet in de gemeenschap viel. De bankrekening werd aan de man toegewezen, met de verplichting om de vrouw de helft van het saldo af te dragen. De rechtbank oordeelde dat de gemeenschapschulden gelijkelijk tussen beide partijen moesten worden verdeeld, tenzij er bewijs was dat de vrouw niet aansprakelijk was voor bepaalde schulden.

De rechtbank concludeerde dat de man aansprakelijk bleef voor de totale schuld aan zijn voormalige werkgever, maar dat de vrouw ook aansprakelijk was voor de helft van de openstaande schuld na de ontbinding van de gemeenschap. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank wees het meer of anders verzochte af. Tegen deze beschikking kon binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
verdeling
zaak-/rekestnr.: 144932/08-1225
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 21 april 2009
in de zaak van:
[naam vrouw],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. D.E.J. Maes, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[naam man],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de man.
advocaat mr. Y. Welter, kantoorhoudende te Purmerend.
1 Procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 3 juni 2008 en de daarin genoemde stukken;
- de dagbepalingsbeschikking van deze rechtbank van 9 september 2008;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 8 december 2008;
- de dagbepalingsbeschikking van deze rechtbank van 18 december 2008.
2 Feiten en omstandigheden
2.1 Bij beschikking van 3 juni 2008 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Verder is bepaald dat de man huurder zal zijn van de woning. De beslissing over de verdeling is aangehouden.
2.2 De echtscheidingsbeschikking is op [datum] 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3 Op de zitting van 12 maart 2009 is mr. Welter verschenen. Zij heeft medegedeeld dat zij al lange tijd geen contact meer heeft gehad met de man en zich daarom onttrekt als advocaat. De man, die zich in Spanje bevindt, reageert niet op schriftelijke en telefonische pogingen om contact te leggen, aldus mr. Welter. Hierop is de behandeling van de zitting geschorst. De behandeling van de zaak is voorgezet buiten aanwezigheid van mr. Welter.
3 Beoordeling
3.1 Nu partijen niet anders zijn overeengekomen, dient als peildatum voor de omvang van de te verdelen huwelijksgemeenschap de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking - 10 november 2008 - te worden aangehouden.
3.2 Uit de overgelegde stukken en gelet op de standpunten van partijen ter zitting, staat vast dat de te verdelen huwelijksgemeenschap op voornoemd moment nog bestond uit de volgende bestanddelen:
a) inboedel;
b) schuld aan de voormalige werkgever van de man van € 76.487,80;
c) bankrekening ten name van partijen nr. [nummer] bij de Solbank te Spanje;
d) doorlopend krediet bij ABN AMRO van € 20.000;
e) schuld aan Neckerman van ca € 2.000.
a) inboedel
De vrouw heeft verzocht om afgifte van foto’s, poëziealbums en enkele platen en cd’s. Nu de man hiertegen geen verweer heeft gevoerd, zal de rechtbank deze goederen aan de vrouw toedelen. De rechtbank ziet zonder nadere toelichting, die ontbreekt, in verband met deze toedeling geen reden tot vaststelling van een vergoeding wegens overbedeling van de vrouw.
b) schuld aan voormalige werkgever van de man van € 76.487,80
Ten aanzien van de schuld aan de voormalige werkgever van de man heeft de vrouw zich op het standpunt gesteld dat deze verknocht is, dan wel dat de redelijkheid en billijkheid meebrengt dat deze schuld buiten de gemeenschap valt. Immers, de schuld is ontstaan omdat de man bij zijn werkgever heeft gefraudeerd.
Vast staat dat de man in rechte is veroordeeld tot betaling aan zijn voormalige werkgever van een bedrag aan ten onrechte uitbetaalde reisgelden. Tijdens het huwelijk is een deel van de vordering van de werkgever voldaan doordat goederen van de vrouw, namelijk haar loon, zijn uitgewonnen.
Het antwoord op de vraag of een goed op bijzondere wijze aan één der echtgenoten is verknocht en zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt - een en ander als bedoeld in artikel 1:94, lid 3, van het Burgerlijk wetboek (BW) - hangt af van de aard van dat goed, zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald. De rechtbank is van oordeel dat een tijdens het huwelijk ontstane schuld die zijn oorzaak vindt in onrechtmatig handelen van de man jegens derden, zonder bijkomende omstandigheden – die niet zijn gesteld en waarvan ook overigens niet is gebleken – niet als aan de man verknocht kan worden aangemerkt.
Gelet op het feit dat de schuld is ontstaan door gedragingen van de man, zal de rechtbank op grond van de redelijkheid en billijkheid de schuld wel zonder verdere verrekening aan de man toedelen, onder de verplichting om de vrouw te vrijwaren tegen aanspraken van derden. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat dit niet verhindert, nu het een schuld van de man betreft waarvoor hij voorheen volledig aansprakelijk was, dat de vrouw door toepassing van artikel 1:102 BW na ontbinding van de gemeenschap voor de helft van de op dat moment nog openstaande schuld jegens de werkgever aansprakelijk is geworden. De man blijft echter onverminderd aansprakelijk voor het geheel.
c) bankrekening partijen nr. [nummer] bij de Solbank te Spanje
De advocaat van de vrouw heeft ter zitting aangegeven dat het saldo van deze rekening per peildatum niet bekend is. Het overgelegde bankafschrift is het enige stuk dat de vrouw heeft gevonden over deze rekening, aldus de advocaat. Onduidelijk is of de man nog gebruik maakt van deze rekening. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de bankrekening aan de man toescheiden, onder de verplichting de helft van een eventueel batig saldo per peildatum aan de vrouw af te dragen.
d) doorlopend krediet bij ABN AMRO van € 20.000 en
e) schuld aan Neckerman van ca € 2.000
Ten aanzien van deze bestanddelen overweegt de rechtbank dat het hier om gemeenschapschulden gaat waarvoor zowel de man als de vrouw aansprakelijk zijn - tenzij de schuld aan de bank zou zijn ontstaan door het verstrekken van een extra lening aan de man waarvoor de vrouw eerder geen aansprakelijkheid zou hebben aanvaard. In dat geval is immers sprake van een schuld van de man. Daarvoor bestaat echter onvoldoende aanwijzing. Wat verdeling en verrekening van deze schulden betreft, ziet de rechtbank in de omstandigheid dat de vrouw tot op heden meer heeft afgelost dan de man geen grond om van de wettelijke regeling af te wijken. De rechtbank zal de schulden aan ieder der partijen voor de helft toedelen.
recht op teruggaaf 2007
3.3 Niet is gebleken dat zich op het moment van ontbinding nog een recht op teruggaaf bestond. In 2008, voordat de gemeenschap door echtscheiding was ontbonden, heeft verrekening van een recht op teruggaaf met belastingsschulden van de vrouw uit een ander jaar plaatsgevonden. Een reeds door de belastingdienst verrekend recht op teruggaaf kan geen rol meer spelen bij de verdeling van de gemeenschap. Overigens zijn evenmin omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de verrekening van de teruggaaf aan de vrouw met belastingsschulden van de vrouw aanleiding moet geven tot verrekening tussen de man en de vrouw. Het verzoek terzake zal dan ook worden afgewezen.
achterstallige premie ziektekosten;
3.4 Ter zitting is gebleken dat deze gemeenschapsschuld op de peildatum niet meer aanwezig was, zodat geen belang bestaat bij een beslissing daarover.
slotsom
3.5 De rechtbank zal met inachtneming van het voorgaande beslissen op de wijze als hieronder aangegeven.
4 Beslissing
De rechtbank:
4.1 Bepaalt dat van de inboedel aan de vrouw zonder verdere verrekening worden toegescheiden de foto’s, poëziealbums, platen en cd’s.
4.2 Bepaalt dat aan de man wordt toegedeeld de schuld aan zijn voormalige werkgever, zonder verdere verrekening, als nader omschreven in het vonnis van de rechtbank te Haarlem met kenmerk 72779/HA ZA 01-345 van 3 december 2005, onder de verplichting om de vrouw te vrijwaren tegen alle aanspraken uit dien hoofde.
4.3 Bepaalt dat aan de man wordt toegedeeld het saldo op de bankrekening met nummer [nummer] bij de Solbank te Spanje onder de verplichting aan de vrouw af te dragen de helft van dit saldo per 10 november 2008.
4.4 Bepaalt dat aan de man en de vrouw ieder voor de helft wordt toegedeeld de op beider naam staande schulden:
- aan Neckerman, ter incasso overgedragen aan Universum Incasso;
- aan de ABN AMRO Bank N.V. te Amsterdam;
onder de verplichting van ieder om de ander te vrijwaren tegen verdere aanspraken.
4.5 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
4.6 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Flohil, voorzitter, en mrs. A. Roelvink-Verhoeff en P.R. de Geus, leden van deze kamer en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.E. Lee, griffier, op 21 april 2009.
Tegen deze beschikking kan door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.