ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7801

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
157264/HA RK 09-42
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 mei 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van een rechter in een aanhangige belastingzaak. Verzoekster, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BUTRECO B.V., heeft op 6 mei 2009 een wrakingsverzoek ingediend, dat op 7 mei 2009 door de rechtbank is ontvangen. De wraking was gebaseerd op de indruk die verzoekster had gekregen uit een eerdere uitspraak van de rechter in een vergelijkbare zaak, waarin de rechter volgens verzoekster een oordeel had geveld dat niet op rechtsregels was gebaseerd, maar op een maatschappelijke visie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek niet tijdig is ingediend. Volgens de rechtbank dient een verzoek om wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoekster had al eerder kennisgenomen van de relevante uitspraak van de rechter en had dus eerder moeten reageren. De rechtbank overweegt verder dat er geen wrakingsgronden aanwezig zijn, omdat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank concludeert dat de uitlating van de rechter in de eerdere zaak niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. De rechtbank verklaart het verzoek om wraking niet-ontvankelijk en beveelt de voortzetting van de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 157264/HA RK 09-42
datum beslissing: 27 mei 2009
Op verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BUTRECO B.V.,
gevestigd te Bussum, verzoekster,
gemachtigde: [V].
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek met dagtekening 6 mei 2009, verstuurd per fax en ontvangen door de rechtbank op 7 mei 2009, 08:42:55 uur, heeft verzoekster de wraking verzocht van [de rechter], hierna te noemen: de rechter, in de bij deze rechtbank, Sector bestuursrecht, Afdeling Belastingzaken, aanhangige zaak met zaaknummer 08/6203, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De rechter heeft niet berust in de wraking en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd bij brief van 8 mei 2009.
1.3 Verzoekster heeft bij brief van 13 mei 2009 een aanvulling op haar verzoek om wraking ingediend.
1.4 Verzoekster en de rechter alsmede de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 15 mei 2009. Verzoekster is, met afbericht, niet verschenen. De rechter en de wederpartij in de hoofdzaak, de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, vertegenwoordigd door [mr. A], zijn ter zitting verschenen. De wederpartij heeft een pleitnota voorgelezen en een exemplaar hiervan overgelegd aan de rechtbank.
2. Het standpunt van verzoeker.
Verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd, dat de rechter in een uitspraak van 28 april 2008 in een zijns inziens vergelijkbare zaak (bekend onder nummer 07/3412) tussen een andere eiser en de wederpartij, waarin [V] ook als gemachtigde optrad, de indruk heeft gewekt dat haar oordeel niet is gebaseerd op rechtsregels maar op haar maatschappijvisie. Verzoekster leidt dit af uit de in de uitspraak van onder rechtsoverweging 10 opgenomen zin: “Eiseres kan de gevolgen van haar handelwijze niet op de samenleving afwentelen”. Volgens verzoekster dient de kijk van de rechter op de samenleving geen basis te zijn, of mede basis te zijn, om het beroep van een belanghebbende ongegrond te verklaren. In elk geval dient van die kijk geen blijk gegeven te worden.
3. Beoordeling
3.1. Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt een verzoek om wraking gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Met dit voorschrift wordt, zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis (MvT, p. 410), beoogd te voorkomen dat door de indiening van een wrakingsverzoek de goede voortgang van de procedure onredelijk wordt vertraagd.
3.2. Verzoekster is in de hoofdzaak bij aangetekende brief met als dagtekening 17 maart 2009 uitgenodigd ter zitting te verschijnen op donderdag 7 mei 2009 om 14.00 uur. In de uitnodiging staat vermeld: “De behandelend rechter is [de rechter]”.
3.2. Niet is gesteld of gebleken dat verzoekster die uitnodiging niet kort na 17 maart 2009 heeft ontvangen. Voorts is er geen aanleiding te veronderstellen dat haar gemachtigde niet reeds toen op de hoogte was van de uitspraak in de zaak 07/3412.
3.4. Gezien de uitspraakdatum in de zaak 07/3412, 28 april 2008, was verzoekster aanstonds na kennisneming van de uitnodiging, een of enkele dagen na 17 maart 2009, derhalve duidelijk dat de behandelend rechter [de rechter] zou zijn en dat die rechter de door haar aangehaalde overweging in de eerdere uitspraak had gebezigd, nog daargelaten dat verzoekster reeds bij brief van 19 december 2008, bij een uitnodiging voor een eerder geplande zitting, was meegedeeld dat de rechter de zaak zou behandelen.
3.5. Nu verzoekster tot 7 mei 2009, de dag van de zitting, heeft gewacht met het indienen is het verzoek om wraking niet gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden, zodat zij in haar verzoek niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
3.6. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.7. Aan het verzoek tot wraking van de rechter ligt ten grondslag haar uitlating in een uitspraak in een andere zaak, 07/3412, waarin een ander dan verzoekster eiser was: “Eiseres kan de gevolgen van haar handelwijze niet op de samenleving afwentelen”. Naar het oordeel van de rechtbank geeft deze uitlating van de rechter, die is gegeven in het kader van de beoordeling van de strafwaardigheid van gedrag van een ander dan verzoekster – geplaatst in het licht van de maatschappelijke betekenis van belastingwetgeving in het algemeen – blijk van de daarmee overeenstemmende visie van de rechter op de samenhang tussen het recht en de maatschappij. Dit impliceert geenszins dat de rechter vooringenomenheid jegens verzoekster koestert, noch dat vrees voor partijdigheid jegens verzoekster of anderen aangaande andere door de rechter te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is. Een en ander nog daargelaten dat verzoekster niet heeft betwist, zoals de wederpartij en de rechter nog hebben aangevoerd, dat de onderhavige hoofdzaak niet gelijksoortig is aan de zaak waaraan verzoeker refereert met hiervoor geciteerde zinsnede.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 verklaart het verzoek om wraking niet-ontvankelijk;
4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, en mrs. A.E. Patijn en M.J.M. Verpalen, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2009 in tegenwoordigheid van mr. A.P. Schaapherder als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.