RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/740173-08
Uitspraakdatum: 19 februari 2009
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 05 februari 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 24 mei 2007 te Purmerend, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer EUR 1.500,00) en/of twee horloges (merk Rolex en Chopard) en/of sieraden en/of diverse schriftelijke bescheiden, in elk geval van enig goed,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer EUR 1.500,00) en/of twee horloges (merk Rolex en Chopard) en/of sieraden en/of diverse schriftelijke bescheiden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] zijn woning in heeft/hebben geduwd en/of die [slachtoffer 1] (meermalen) met de kolf van een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft/hebben gedrukt en/of (meermalen) een wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschopt en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Blijf liggen anders sterf je" en/of "Opschieten, want anders jij sterft, of we wachten op je vrouw en kind", of woorden van gelijke aard en strekking;
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 24 mei 2007 te Purmerend tezamen en in vereniging, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen tot
de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer EUR 1.500,00) en/of twee horloges (merk Rolex en Chopard) en/of sieraden en/of diverse schriftelijke bescheiden, in elk geval van enig goed, en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag (van ongeveer EUR 1.500,00) en/of twee horloges (merk Rolex en
Chopard) en/of sieraden en/of diverse schriftelijke bescheiden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdache 2] en/of (een) onbekend gebleven perso(o)n(en)die [slachtoffer 1] zijn woning in heeft/hebben geduwd en/of die [slachtoffer 1] (meermalen) met de kolf van een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft/hebben gedrukt en/of (meermalen) een (vuur)wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschopt en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Blijf liggen anders sterf je" en/of "Opschieten, want anders jij sterft, of we wachten op je vrouw en kind", of woorden van gelijke aard en strekking,
welk feit hij, verdachte op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 24 mei 2007 te Purmerend en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van middelen en/of inlichtingen, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s):
- een plattegrond/situatieschets van de woning van die [slachtoffer 1] gemaakt (met daarop onder meer aangegeven het adres van die woning en de locatie van de kluis) en/of
- tegen die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) gezegd dat in de woning van voornoemde [slachtoffer 1] een (grote) som geld aanwezig is en/of
- die plattegrond/situatieschets aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die onbekend gebeleven perso(o)n(en) gegeven;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 24 mei 2007 te Purmerend, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer EUR 1.500,00, en een horloge merk Rolex, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededaders die [slachtoffer 1] zijn woning in hebben geduwd en die [slachtoffer 1] meermalen met de kolf van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op en tegen het hoofd hebben geslagen en die [slachtoffer 1] tegen de grond hebben gedrukt en meermalen een wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben gezet en die [slachtoffer 1] hebben geschopt en tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Blijf liggen anders sterf je" en "Opschieten, want anders jij sterft, of we wachten op je vrouw en kind", of woorden van gelijke aard en strekking
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge merk Chopard, sieraden en diverse schriftelijke bescheiden, geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededaders die [slachtoffer 1] zijn woning in hebben geduwd en die [slachtoffer 1] meermalen met de kolf van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op en tegen het hoofd hebben geslagen en die [slachtoffer 1] tegen de grond hebben gedrukt en meermalen een wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben gezet en die [slachtoffer 1] hebben geschopt en tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Blijf liggen anders sterf je" en "Opschieten, want anders jij sterft, of we wachten op je vrouw en kind".
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.3 Bewijsoverweging
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 3] een situatieschets heeft gemaakt van de woning van het slachtoffer [slachtoffer 1], waarop onder meer is aangegeven waar in de woning zich de kluis bevindt en dat verdachte deze informatie uit handen van [medeverdachte 3] ontvangen heeft. Verdachte heeft er vervolgens voor gezorgd dat deze informatie in handen kwam van de daadwerkelijke overvallers, onder wie [medeverdachte 1], een bekende van verdachte uit het criminele circuit. Daarop is [medeverdachte 1] is op zijn beurt op zoek gegaan naar personen die bereid waren om de overval te plegen en heeft hiertoe in ieder geval verdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] benaderd. Verdachte zelf heeft, op verzoek van [medeverdachte 1], contact gezocht en gehad met de ‘opdrachtgever’ [medeverdachte 3] om onduidelijkheden, vermoedelijk over het huisnummer van het slachtoffer, weg te nemen. Voorts heeft de motor waarmee de overval op de woning van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden met medeweten en toestemming van verdachte enige tijd voorafgaand aan de overval gestald gestaan bij verdachte.
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat getuige [medeverdachte 4] niet betrouwbaar zou zijn, omdat hij in eerste instantie niets en later wisselend verklaart. Deze verklaringen zouden op verschillende punten aantoonbaar onjuist zijn. [Medeverdachte 4]'s verklaring zou om die reden niet tot het bewijs mogen worden gebezigd.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsman en overweegt daartoe het volgende. De verklaringen van getuige [medeverdachte 4] die betrekking hebben op verdachte, vinden in de eerste plaats steun in de verklaringen die zijn afgelegd door [getuige 1]. Daarnaast wordt de verklaring omtrent de motor die bij verdachte gestald heeft gestaan, ondersteund door de verklaring van de broer van medeverdachte [medeverdachte 1]. Voorts is, anders dan de raadsman betoogt, niet komen vast te staan dat de getuige in onderdelen van zijn verklaringen aantoonbaar heeft gelogen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de verklaringen van getuige [medeverdachte 4] uit te sluiten van het bewijs.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de bewering van [medeverdachte 4] dat verdachte de situatieschets van [medeverdachte 3] aan de overvallers heeft overhandigd, een mening, gissing en/of veronderstelling betreft en dat deze als zodanig niet tot het bewijs mag worden gebezigd. Daarbij heeft de raadsman erop gewezen dat [medeverdachte 4] veelvuldig gebruik maakt van bewoordingen als “ik denk…” en “voor zover ik weet…”.
De rechtbank overweegt dat getuige [medeverdachte 4] in zijn verklaringen zeer stellig is over het contact tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. Daarbij maakt hij steeds een duidelijk onderscheid tussen feiten die hem uit eigen wetenschap bekend zijn en dat wat hij van anderen heeft gehoord, of wat hij vermoedt. Getuige [medeverdachte 4] geeft in zijn verklaring aan dat hij van [medeverdachte 1] heeft gehoord dat de informatie, dat wil zeggen de situatieschets van de woning van het slachtoffer, van [verdachte] heeft gekregen en dat [verdachte] nog eens contact heeft gezocht met de opdrachtgever (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3]) om bepaalde onduidelijkheden weg te nemen. Voorts verklaart getuige [medeverdachte 4] dat hij er zelf bij aanwezig is geweest toen de motor waarmee de overval zou worden gepleegd naar verdachtes woning werd gebracht en aldaar werd gestald. De rechtbank begrijpt uit zijn verklaring dat deze informatie de getuige [medeverdachte 4] uit eigen wetenschap bekend is, dat wil zeggen uit eigen waarneming dan wel uit de mededelingen van medeverdachte [medeverdachte 1]. De rechtbank verwerpt het verweer.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat de verklaringen van getuige [getuige 1] niet mag bijdragen aan het bewijs. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat [getuige 1] ruim een jaar na dato voor het eerst verklaart over een gebeurtenis die zou moeten hebben plaatsgevonden in de herfst van 2006 (het telefonisch contact tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3], gevolgd door een ontmoeting van beiden bij de woning van [medeverdachte 3]) en dat deze gebeurtenis niet door enig technisch bewijs in het dossier wordt ondersteund (van deze periode bestaan geen printlijsten; de telefoongesprekken tussen [medeverdachte 3]en verdachte waarvan is gebleken, vonden blijkens de printlijsten in april en mei 2007 plaats). De raadsman concludeert dat het twijfelachtig is of de ‘[naam]’ waarover getuige [getuige 1] verklaart wel dezelfde ‘[naam]’ is als verdachte. Deze veronderstelling van getuige [getuige 1] is volgens de raadsman dan ook een mening, gissing of veronderstelling, die als zodanig niet als bewijs kan dienen.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer van de raadsman. De rechtbank overweegt daartoe dat het feit dat het technisch onmogelijk is om telefoongegevens te verkrijgen over de periode waarover getuige [getuige 1] verklaart, niet betekent dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] ook in de periode vóór april 2007 geen contact met elkaar zouden kunnen hebben gehad. Daarnaast gaat de raadsman eraan voorbij dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] haar heeft verteld dat hij de situatieschets van de woning aan [verdachte] heeft gegeven. Dit sluit aan bij de verklaringen van getuige [medeverdachte 4], die heeft verklaard dat verdachte de situatieschets van ‘de opdrachtgever’ ([medeverdachte 3]) heeft gekregen en deze vervolgens heeft doorgegeven aan [medeverdachte 1]. De rechtbank ziet dan ook geen redenen om de verklaringen van getuige [getuige 1] niet voor het bewijs te gebruiken.
Ten slotte heeft de raadman zich op het standpunt gesteld dat op grond van het voorliggende bewijs niet is komen vast te staan dat verdachte nauw en volledig heeft samengewerkt met zijn medeverdachten en dat aldus niet zou kunnen worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de overval.
De rechtbank overweegt dat verdachte zijn medeverdachte en ‘opdrachtgever’ [medeverdachte 3] heeft geholpen door de door [medeverdachte 3] getekende, gedetailleerde situatieschets te overhandigen aan een persoon van wie hij wist dat deze in staat was om de geplande overval te organiseren. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] zelf de overvallers niet kende en de rechtbank constateert dat er geen directe of andere contacten zijn komen vast te staan tussen [medeverdachte 3] en de plegers van de overval. Zonder de plattegrond van de woning en de aanvullende informatie die verdachte gegeven heeft, had de overval niet succesvol kunnen plaatsvinden en zonder tussenkomst van verdachte bestonden er te veel onduidelijkheden, bijvoorbeeld met betrekking tot het juiste huisnummer en de plaats van de kluis in de woning. Bovendien bevatte de situatieschets informatie over de tijdstippen waarop de vrouw van het slachtoffer niet aanwezig zou zijn, zodat alleen het slachtoffer zich in of nabij de woning zou bevinden. Daarnaast heeft verdachte contact onderhouden tussen de daadwerkelijke overvallers. In de periode voor de overval is [medeverdachte 1] meermalen bij verdachte thuis geweest, daarheen gebracht door [medeverdachte 4], die zowel de woning van [verdachte] als het adres prima weet te omschrijven en ook een beschrijving geeft van [verdachte] die uitstekend op [verdachte] past. Ook onderhield hij contact met ‘de opdrachtgever’ [medeverdachte 3]. De verklaring van verdachte dat hij telefonisch contact had met [medeverdachte 3] over rijlessen is onaannemelijk. De contacten over de rijlessen stammen uit februari 2008. Niet valt in te zien waarom [medeverdachte 3]dan in mei 2008 hier driemaal op terug zou komen. Voorts heeft hij de motor, waarmee de overval is gepleegd, in zijn kelderbox gestald en aldus verborgen gehouden. De rechtbank concludeert dat verdachte op deze wijze een doorslaggevende en onmisbare bijdrage heeft geleverd aan de overval en dat hij, hoewel hij fysiek niet bij de overval aanwezig is geweest, bewust, nauw en volledig heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 3] en de daadwerkelijke overvallers.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing in vereniging
en
medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om bij betrapping op heterdaad hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
6.1 ordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een overval op de woning van de familie [slachtoffer 1]. Bij deze overval is het slachtoffer een pistool tegen zijn hoofd gezet, hij is verbaal bedreigd met geweld tegen hem en tegen zijn gezin en hij is met een pistool op zijn hoofd geslagen. Daardoor heeft hij verwondingen aan zijn hoofd opgelopen waarvoor hij in het ziekenhuis behandeld moest worden. Een dergelijke overval is een zeer traumatische ervaring voor het slachtoffer en zijn gezin. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijke overval nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden. Door het handelen van verdachte en zijn mededaders worden de toch al aanwezige gevoelens van onveiligheid in de samenleving bovendien versterkt. Daarbij heeft verdachte getracht zijn handen schoon te houden door zijn bijdrage op afstand te leveren en informatie te verstrekken aan een of meer personen van wie hij wist dat deze op gewelddadige wijze overvallen konden en wilden plegen, zoals blijkt uit de verklaring die verdachte buiten zijn verhoren ten over staan van verbalisanten heeft afgelegd en die door verbalisanten in een proces-verbaal zijn neergelegd.
Dat is een ernstig feit, dat verdachte door de rechtbank zwaar wordt aangerekend.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf dan een die vrijheidsbeneming medebrengt, dient te worden opgelegd. Voorts is de rechtbank op grond van het bovenstaande van mening dat de op te leggen straf hoger dient te zijn dan door de officier van justitie geëist.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf, zal de rechtbank bij afzonderlijke beschikking de onmiddellijke gevangenneming van verdachte bevelen.
6.3 Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 22.235,53 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde feit 1 zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit:
- een Chopard horloge ad € 19.000,--
- diverse kleine sieraden ad € 5.250,--
- nieuwe sloten in de woning ad € 942,48
- cash geld voor een bedrag ad € 1.500,--
- voorschot smartengeld ad € 5.000,--
- kosten voor rechtsbijstand ad € 750,53
Van de hierboven opgegeven schade is een gedeelte, groot € 10.207,48 op andere wijze vergoed.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
6.4 Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 22.235,53.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht, art. 47, 312, 317
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 22.235,53 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 22.235,53 bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 141 (honderdéénenveertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voorzover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.Th. Goossens, voorzitter,
mr. M.J. Kronenberg en mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M. Brugman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 februari 2009.
Mr. Kronenberg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.