RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/740821-08
Uitspraakdatum: 3 juni 2009
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 20 mei 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd:
hij op of omstreeks 22 juli 2008 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk:
- om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een portemonnee (inhoudende een identiteitskaart en/of meerdere (bank)pas(sen) en/of een geld(bedrag)) en/of een horloge (merk Fossil) en/of een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson en/of kleur zwart en/of i-meinummer [nummer]) en/of een simkaart (serienummer [nummer]) en/of en/of een mobiele telefoon (merk Samsung en/of kleur zwart en/of i-meinummer [nummer]) en/of een simkaart (serienummer [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende een identiteitskaart en/of meerdere (bank)pas(sen) en/of een geld(bedrag)) en/of een horloge (merk Fossil) en/of een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson en/of kleur zwart en/of i-meinummer [nummer]) en/of een simkaart en/of en/of een mobiele telefoon (merk Samsung en/of kleur zwart en/of i-meinummer [nummer]) en/of een simkaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of een van zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,verdachte, en/of zijn mededader(s):
- met zijn/hun (rechter)arm naar voren gestoken en/of daarin vasthebbende een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] is afgelopen en/of
- met zijn/hun (vuur)wapen(s) achter en/of gericht op het/de hoofd(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn gaan staan en/of
- terwijl zij/hij de/het (vuur)wapen had(den) gericht op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Alles inleveren. Vooral de telefoons" en/of "Geef je mobiel" en/of "Je moet ook je horloge inleveren", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewijs
Op de avond van 22 juli 2008 vindt in de Haarlemmerhout in Haarlem een diefstal en afpersing onder dreiging van geweld (hierna te noemen: beroving) plaats waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die daar op een bankje zitten, zijn beroofd van een aantal goederen waaronder mobiele telefoons, een portemonnee, een horloge en sigaretten. Terwijl zij op dat bankje zitten komen drie jongens op twee scooters voorbij gereden. Kort hierna komen deze drie jongens terug waarna een praatje volgt tussen de slachtoffers en de verdachten [1],[2]. Na dit korte gesprek lopen de drie verdachten terug naar hun scooters. Vervolgens worden door verdachte en [medeverdachte 1] de neppistolen getrokken die zij bij zich hebben en van [medeverdachte 2] hebben gekregen en zij bedreigen hiermee de aangevers. [Medeverdachte 2] staat op dat moment op korte afstand van de beroving bij de scooters. Een van de verdachten zet zijn wapen op het hoofd van [slachtoffer 1] en met het andere wapen worden beide jongens bedreigd. [Medeverdachte 1] zegt tegen de aangevers: ‘Alles inleveren. Vooral de telefoons’, ‘Geef je mobiel’ en ‘Je moet ook je horloge inleveren’ waarop de aangevers hun telefoons, horloge en sigaretten afgeven en de overvallers de spullen die al op het bankje lagen wegnemen. Hierna zijn de drie jongens weggereden op hun scooters [3],[4].
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 22 juli 2008 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk:
- om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een horloge (merk Fossil) en een mobiele telefoon (merk Samsung en kleur zwart en i-meinummer [nummer]) en een simkaart (serienummer [nummer]), geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
- van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee inhoudende een identiteitskaart en meerdere (bank)passen en geld en een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson en kleur zwart en i-meinummer [nummer]) en een simkaart geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan door en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en aan zichzelf en aan zijn mededaders het bezit van het gestolene te verzekeren
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, of zijn mededaders:
- met hun arm naar voren gestoken en daarin vasthebbende een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] is afgelopen en
- met hun wapens achter en gericht op de hoofden van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gaan staan en
- terwijl zij de wapens hadden gericht op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezegd: "Alles inleveren. Vooral de telefoons" en "Geef je mobiel" en "Je moet ook je horloge inleveren".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van afpersing,
medeplegen van diefstal voorafgegaan door en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen waarvan 113 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Jeugdreclassering. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 12 maanden op te leggen met vervangende jeugddetentie voor de duur van 6 maanden. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] toe te wijzen tot een bedrag van € 1.230,18 respectievelijk € 949,95 met bepaling dat deze hoofdelijk worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de William Schrikker Jeugdreclassering uitgebrachte rapport van 14 januari 2009 is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister met betrekking tot verdachte d.d. 11 november 2008 waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder met justitie in aanraking is gekomen in verband met een vermogensdelict.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan een diefstal en afpersing onder dreiging van geweld (hierna te noemen: beroving) van twee jongens in een park. Verdachte en zijn medeverdachten hebben op scooters door het park gereden op zoek naar een slachtoffer om te beroven. Nadat zij de latere slachtoffers waren gepasseerd was een kort hoofdknikje voldoende om hun plan tot uitvoering te brengen. Teneinde de slachtoffers te beroven hebben verdachte en een van zijn medeverdachten de jongens bedreigd met bijna niet van echte wapens te onderscheiden nepvuurwapens. De slachtoffers hebben onder dreiging van deze wapens waardevolle goederen afgegeven en verdachte en zijn medeverdachte hebben goederen die voor de jongens op het bankje lagen weggenomen.
Een dergelijke strafbaar feit is zeer ernstig nu verdachte en zijn medeverdachten zich louter hebben laten leiden door hun eigen behoeften en zich geen moment hebben bekommerd om hun slachtoffers. Dat het feit niet is gepleegd met echte vuurwapens doet aan de ernst van het feit niet wezenlijk af nu slachtoffers van dergelijke feiten een echt en een nepvuurwapen doorgaans niet van elkaar kunnen onderscheiden. Naast de materiële schade die de slachtoffers hierdoor lijden vanwege de goederen die zij kwijt zijn geraakt, laten dit soort feiten vaak diepe sporen na in het emotionele welzijn van de slachtoffers zoals blijkt uit de vorderingen van de benadeelde partijen waarin zij de gevolgen van deze feiten uiteen hebben gezet. Daarnaast brengen dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid met zich voor de samenleving in het algemeen.
Daarnaast heeft de rechtbank zich laten leiden door
- het Psychologisch Pro Justitia Rapport van drs. J.H.A.M. Kobussen van 10 maart 2009;
- het Advies Gedragsbeïnvloedende Maatregel van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 6 mei 2009, ondertekend op 14 mei 2009 door de gedragsdeskundige van de Raad, drs. R.M.C. Hoogstraten;
- het rapport van de William Schrikker Groep d.d. 13 mei 2009, inzake de haalbaarheid van de voorgestelde maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige.
Uit het psychologisch Pro Justitia rapport van drs. Kobussen komt naar voren dat [verdachte] lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens aangezien er sprake is van een lichte gedragsstoornis en van zwakbegaafdheid. Daarnaast heeft [verdachte] een depressieve stoornis en dyslexie. Bovendien is er sprake van alcohol- en cannabisafhankelijkheid. Deze stoornissen, zwakbegaafdheid en middelenafhankelijkheid hebben zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed daar hij zich hierdoor de consequenties van zijn handelen voor slachtoffers minder aantrok. Bovendien kon hij de gevolgen van zijn gedrag moeilijk overzien. De psycholoog acht de kans op recidive, als [verdachte] geen behandeling en begeleiding krijgt, groot. Daarbij speelt een rol dat [verdachte] geen vaste dagbesteding heeft, veel stress ervaart, beperkte copingstrategieen heeft en vrienden met politiecontacten. Een passende behandeling voor zijn gedragsstoornis en depressieve stoornis, waarbij rekening wordt gehouden met zijn zwakbegaafdheid, kan worden gevonden bij het centrum voor ambulante forensische psychiatrie van de Van der Hoeven Stichting: De Waag. Daarnaast zou hij bij Brijder Verslavingszorg geholpen kunnen worden om af te komen van zijn alcohol- en cannabisafhankelijkheid.
Uit het Advies Gedragsbeïnvloedende Maatregel van de Raad voor de Kinderbescherming komt ook naar voren dat [verdachte] zwakbegaafd is en lijdt aan een gedragsstoornis en depressieve stoornis. [verdachte] heeft baat bij structuur en duidelijke en concrete afspraken die regelmatig herhaald worden. Als risicofactoren worden daarnaast genoemd dat [verdachte] moeite heeft zich staande te houden als hij tegenslag ondervindt en is hij beïnvloedbaar. Positief is dat hij goed reageert op structuur, begrenzing en positieve bekrachtiging. Hij stelt zich leerbaar op en als hij een dagbesteding heeft die hij leuk vindt is hij extra bereid zijn best te doen. Ook ouders hebben een positieve invloed. Om ervoor te zorgen dat [verdachte] de structuur krijgt die hij nodig heeft wordt geadviseerd om een maatregel betreffende het gedrag (GBM) op te leggen voor een termijn van een jaar.
Uit het haalbaarheidsonderzoek naar de GBM blijkt dat [verdachte] inmiddels is aangemeld voor de Equiptraining bij De Waag waarbij aandacht is voor de gebieden denkpatronen, gedrag en vaardigheden op sociaal emotioneel gebied. Deze training duurt een half jaar en zal na afronding een vervolg krijgen van een half jaar. Daarnaast zal er bij De Waag aandacht komen voor alcohol- en drugsgebruik. Teneinde een sterke controle op dit gebied te waarborgen is het noodzakelijk dat er tweewekelijks urinecontroles plaatsvinden bij De Brijder. Ook zou [verdachte] mee moet werken aan psychiatrisch onderzoek ten behoeve van medicatie en eventueel nadere psychiatrische hulp via De Waag.
De maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige kan worden opgelegd indien de ernst van het begane misdrijf, of de veelvuldigheid van de begane misdrijven of voorafgaande veroordelingen wegens misdrijf hiertoe aanleiding geven.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gezien de ernst daarvan een maatregel betreffende het gedrag rechtvaardigt. Blijkens de verschillende rapporten die over verdachte zijn uitgebracht is de recidivekans groot, wanneer hem geen begeleiding en behandeling wordt geboden - gezien de psychische problemen en gedragsstoornis die verdachte heeft. Daarnaast is duidelijk geworden dat verdachte met name behoefte heeft aan structuur en duidelijke afspraken. De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van twaalf maanden passend en geboden nu de ernst van het begane misdrijf hiertoe aanleiding geeft en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Daarnaast acht de rechtbank termen aanwezig aan verdachte een vrijheidsbenemende straf opleggen in de vorm van een deels onvoorwaardelijke en een deels voorwaardelijke jeugddetentie teneinde te voorkomen dat verdachte zich gedurende de proeftijd van twee jaar wederom schuldig maakt aan strafbare feiten. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank tevens de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de gezinsvoogd. De rechtbank zal aan de bijzondere voorwaarde tevens de in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht bedoelde maatregel hulp en steun verbinden.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.635,68 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 1.230,18 billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Deze schadevergoeding bestaat uit € 330,18 materiële en € 900,- immateriële schade. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 1.230,18.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.649,95 ingediend tegen verdachte wegens schade die hij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 949,95 billijk voor. Deze schadevergoeding bestaat uit € 49,95 materiele en € 900,- immateriële schade. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 949,95.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht artikel 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77w, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312, 317
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een jeugddetentie voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat een gedeelte groot 113 (honderddertien) dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel dat verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de William Schrikker Groep, thans in de persoon van [naam].
Geeft in het kader van deze bijzondere voorwaarde tevens aan bovengenoemde instelling de opdracht tot het verlenen van hulp en steun ex artikel 77aa Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt verdachte op de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Stelt als inhoud van de gedragsbeïnvloedende maatregel:
- het volgen van de Equiptraining bij De Waag, en aansluitend
- het volgen van een aanvullende training bij De Waag, zulks in samenspraak met de Jeugdreclassering
- het meewerken aan urinecontroles
- het meewerken aan een psychiatrisch onderzoek ten behoeve van medicatie en eventueel nader psychiatrisch contact
Beveelt dat indien de verdachte niet of niet naar behoren aan de maatregel meewerkt, vervangende jeugddetentie voor de duur van zes maanden zal worden toegepast.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 1.230,18 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer [nummer] (tnv [naam]), tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.230,18, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 12 dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 949,95 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 949,95, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 9 dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
Mr. J. Snitker, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt en mr. R. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juni 2009
Noten:
[1] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (dossierpagina 46)
[2] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (dossierpagina 30)
[3] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] (dossierpagina 40)
[4] Het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 mei 2009 inhoudende – voorzover hier van belang – de bekennende verklaring van verdachte.