ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7151

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700643-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 28 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op 26 augustus 2008 te Haarlem, waar de verdachte met geweld de woning van het slachtoffer binnenging. Hij heeft het slachtoffer geslagen, gestompt en met geschoeide voet meerdere malen tegen het hoofd getrapt. Vervolgens heeft hij het slachtoffer in een nekklem genomen en gedwongen om mee naar zijn auto te gaan, waarbij hij het slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid beroof deed. Het slachtoffer voelde zich zo bedreigd dat hij uit de rijdende auto sprong, wat leidde tot aanzienlijke verwondingen door het schuren over het asfalt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte zowel de poging tot zware mishandeling als de wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan de uitvoering vooralsnog is geschorst, en een werkstraf van 240 uur. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 1400 toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat het geweld zich gedeeltelijk in de woning van het slachtoffer heeft afgespeeld, waar deze zich veilig zou moeten voelen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700643-08
Uitspraakdatum: 28 april 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 april 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. PRIMAIR
hij op of omstreeks 26 augustus 2008 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) een of meerma(a)l(en) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt en/of
- een of meerma(a)l(en) met een hamer tegen en/of op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR
hij op of omstreeks 26 augustus 2008 te Haarlem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),
- een of meerma(a)l(en) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) een of meerma(a)l(en) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of heeft geslagen/gestompt en/of
- een of meerma(a)l(en) met een hamer tegen en/of op het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 26 augustus 2008 te Haarlem opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet
- die [slachtoffer] (in de woning van [slachtoffer]) zijn broek heeft laten uittrekken (waardoor die [slachtoffer] slechts gekleed was in een korte broek) en/of (die [slachtoffer] aldus in een vernederende positie heeft gebracht) en/of
- die [slachtoffer] meermalen opzettelijk heeft bedreigd met onder meer de woorden "Ik breek je vingertjes", althans met woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] in een zogenoemde nekklem heeft vastgepakt en/of (hardhandig) bij zijn arm heeft vastgepakt en/of (vervolgens) naar buiten heeft gesleurd/getrokken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] heeft meegetrokken/meegesleurd naar verdachte's auto en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft gedwongen in zijn, verdachtes, auto plaats te nemen en/of (toen die [slachtoffer] op de passagiersstoel had plaatsgenomen) de deur aan de passagierszijde heeft dichtgedaan en/of
- (vervolgens) met grote snelheid is weggereden en/of met grote snelheid is blijven rijden en/of
- die [slachtoffer] onderweg in de auto constant heeft bedreigd met de woorden "Ik maak je af in de middle of no where" en/of "je gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (toen die [slachtoffer] uit de auto wilde springen/duiken) die [slachtoffer] heeft vastgepakt (waardoor die [slachtoffer] half uit de auto viel en/of enkele meter(s) met zijn rug over het asfalt is geschuurd).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1. PRIMAIR
hij op 26 augustus 2008 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag meermalen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] heeft getrapt en geslagen en gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 26 augustus 2008 te Haarlem opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, doordat hij met dat opzet
- die [slachtoffer] meermalen opzettelijk heeft bedreigd met onder meer de woorden “Ik breek je vingertjes”, althans met woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- die [slachtoffer] in een zogenoemde nekklem heeft vastgepakt en hardhandig bij zijn arm heeft vastgepakt en vervolgens naar buiten heeft gesleurd/getrokken en
- vervolgens die [slachtoffer] heeft meegetrokken/meegesleurd naar verdachtes auto de deur aan de passagierszijde heeft dichtgedaan en
- vervolgens met grote snelheid is weggereden en met grote snelheid is blijven rijden en
- die [slachtoffer] onderweg in de auto heeft bedreigd met de woorden “Ik maak je af in de middle of nowhere” en “je gaat eraan”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- toen die [slachtoffer] uit de auto wilde springen/duiken die [slachtoffer] heeft vastgepakt waardoor die [slachtoffer] enkele meters met zijn rug over het asfalt is geschuurd.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Aangever heeft verklaard dat hij op 26 augustus 2008 tussen 9.00 en 10.00 uur in zijn woning aan de [adres] was toen er werd aangebeld. Hij heeft de deur een stukje geopend, maar de deurvergrendeling zat er nog op. De deur werd opengetrapt en [verdachte] kwam binnen en schreeuwde: “Ik breek je vingers, ik maak je kapot”. Hij pakte aangever vast en begon hem te slaan en te stompen tegen zijn gezicht, kaak, ribben en buik. Hij sloeg ook op het achterhoofd van aangever. Aangever kwam op de grond terecht en [verdachte] trapte tegen zijn hoofd en buik. De vechtpartij heeft tien minuten geduurd en aangever heeft constant om hulp geroepen.
[verdachte] heeft aangever vervolgens mee naar buiten getrokken. Voor de voordeur heeft [verdachte] hem in een nekklem gepakt en hem op die manier van de trap af bewogen. Aangever kon niet loskomen en is schreeuwend om hulp meegegaan. Hij is niet vrijwillig meegegaan. Vervolgens pakte [verdachte] aangevers bovenarm stevig beet met zijn hand en sleurde hem mee naar de overkant van de weg, waar de auto van [verdachte] stond. Aangever is ingestapt aan de passagierszijde en [verdachte] is met grote snelheid weggereden. Tijdens de rit zei [verdachte] constant: “Ik maak je af in de middle of nowhere, je gaat er aan.” Aangever voelde zich vreselijk bedreigd en bang. Toen [verdachte] in een bepaalde bocht even minder hard reed, deed aangever de deur open en probeerde uit de auto te duiken. Hij werd echter door [verdachte] vastgepakt, waardoor hij enkele meters met zijn rug over het asfalt schuurde. Uiteindelijk liet [verdachte] los en kwam aangever op het asfalt terecht.
Uit de medische informatie betreffende aangever blijkt dat op 1 september 2008 het volgend uitwendige letsel is waargenomen: over het gehele lichaam forse schaafwonden, bloeduitstortingen, zwelling gelaat en hematomen bij linkerooglid, drukpijn en rechter kaakhelft druk pijnlijk.
Bij onderzoek in de woning van aangever op 26 augustus 2008 hebben verbalisanten in de hal op de vloer een deel van een kierstandhouder aangetroffen. Op de binnenzijde van de voordeur zagen zij een afgebroken kierstandhouder.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 26 augustus 2008 wakker werd van geschreeuw van haar buurman [slachtoffer]. Zij hoorde hem op een smekende manier roepen: “Niet doen”. Zij hoorde dat [slachtoffer] iemand [verdachte] noemde. Het geschreeuw duurde zeker tien minuten.
Getuige hoorde een harde klap van vermoedelijk de portiekdeur. Ze keek uit het raam en zag dat die [verdachte] [slachtoffer] bij zijn armen vast had en tegen het portiek duwde. Volgens haar kreeg [slachtoffer] ook nog een klap van die [verdachte], want zij zag [verdachte] zijn hand omhoog gaan. [verdachte] nam [slachtoffer] met zijn armen op zijn rug mee. Midden op straat begonnen ze te worstelen. [verdachte] zei tegen [slachtoffer]: “Ga nu godverdomme mee”. Ze hoorde [slachtoffer] ook een paar keer om hulp roepen en zag dat [slachtoffer] en [verdachte] in een auto stapten.
Getuige [getuige 2] heeft blijkens het proces-verbaal van verhoor van 1 september 2008 verklaard dat zij geschreeuw hoorde. Toen zij buiten op het balkon ging kijken zag zij op straat een jongen staan op blote voeten met een ontbloot bovenlijf (de blote jongen). Zij zag ook een andere jongen staan (de forse jongen). Zij zag dat die forse jongen wilde dat de blote jongen met hem mee ging. De forse jongen was die blote jongen aan het opdrijven. Zij hoorde die forse jongen zeggen dat hij moest instappen. Ik zag dat die blote jongen dat niet wilde. Het was mij wel duidelijk dat die jongen niet mee wilde en bang was.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 26 augustus 2008 op de afrit IJmuiden van de A9 reed en zag dat een man in de berm in zijn richting kwam gerend. Getuige is gestopt en de man stapte in. Hij zat onder het bloed. Hij riep dat hij was ontvoerd en in elkaar was geslagen. Hij vertelde dat hij thuis was opgehaald door een man en dat de man hem had ontvoerd en mishandeld. Hij zou kans hebben gezien uit de auto te springen.
Verdachte heeft verklaard dat hij en [slachtoffer] in de auto zijn gestapt. Hij zag dat [slachtoffer] bang was. Onderweg zag hij dat [slachtoffer] zijn gordel af deed en uit de auto sprong. Verdachte heeft geprobeerd hem tegen te houden door hem vast te pakken aan zijn arm.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte, nadat hij zich tegen de wil van aangever toegang tot de woning had verschaft door de deur open te duwen, hetgeen de rechtbank afleidt uit de op de grond aangetroffen afgebroken zogenaamde dievenklem, vervolgens grof geweld heeft toegepast op aangever door hem te slaan en te schoppen met geschoeide voet tegen het hoofd, ten gevolge waarvan aangever ook verwondingen aan het hoofd heeft opgelopen. Hiermee acht de rechtbank de opzet tot het pogen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen bewezen.
Uit het feit dat vervolgens aangever op blote voeten en met ontbloot bovenlijf kennelijk tegen zijn wil in is meegevoerd naar de auto, waarbij aangever gezien zijn angst voor verdachte kennelijk geen andere mogelijkheid zag dan in te stappen en uit welke auto aangever uiteindelijk terwijl deze reed is uitgesprongen, leidt de rechtbank de wederrechtelijke vrijheidsberoving af.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Poging tot zware mishandeling;
2. Opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf van 240 uur. Daarnaast heeft zij gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte is naar de woning van het slachtoffer gegaan en heeft zich daar met geweld naar binnengewerkt. Vervolgens heeft hij het slachtoffer geslagen, gestompt en met geschoeide voet meerdere malen tegen zijn hoofd getrapt. Met name gezien die trappen tegen het hoofd is het slechts aan het geluk te danken dat het slachtoffer niet ernstiger verwond is geraakt. Hierna heeft verdachte het slachtoffer in een nekklem genomen en tegen zijn wil in mee naar buiten getrokken naar zijn, verdachtes, auto, waarmee hij verdachte wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. In de auto heeft het slachtoffer zich zodanig bedreigd gevoeld dat hij zich genoodzaakt voelde uit de rijdende auto te springen. Doordat verdachte hem heeft vastgepakt, is het slachtoffer enkele meters met zijn rug over het asfalt geschuurd, waardoor hij aanzienlijke verwondingen heeft opgelopen.
Beide feiten zijn zeer ernstig waarbij de rechtbank aanmerkt dat het geweld zich bovendien gedeeltelijk heeft afgespeeld in de woning van het slachtoffer, waar hij zich juist veilig zou moeten kunnen voelen. Naast het letsel dat hij heeft opgelopen door de mishandeling en de sprong uit de auto, hebben deze feiten veel angst bij hem teweeg gebracht. Voorts moet de wederrechtelijke vrijheidsberoving gepaard gaande met het geschreeuw en het toegepaste geweld gevoelens van onveiligheid bij de buren hebben bezorgd.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
Deze straf is hoger dan door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank het onder 1 primair tenlastegelegde feit bewezen heeft verklaard in plaats van het onder 1 subsidiar tenlastegelegde feit. Voorts heeft de rechtbank ten nadele van verdachte rekening gehouden met het feit dat hij binnen de afgelopen vijf jaren reeds tweemaal eerder ter zake van mishandelingen is veroordeeld.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1400 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zou hebben geleden.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat sprake is van (gedeeltelijke) eigen schuld van de benadeelde partij, omdat het slachtoffer niet uit de rijdende auto had hoeven springen. De rechtbank overweegt echter dat verdachte het slachtoffer door zijn handelen in de positie heeft gebracht waarin het slachtoffer die keuze heeft gemaakt, welke keuze gezien de omstandigheden niet onbegrijpelijk was. Bovendien is het letsel dat het slachtoffer daarbij heeft opgelopen grotendeels veroorzaakt doordat verdachte heeft geprobeerd hem tegen te houden. Van eigen schuld van het slachtoffer is dan ook geen sprake.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit deze bewezenverklaarde feiten en – gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting – tot een bedrag van € 1400 redelijk en billijk voorkomt. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 1400.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 282, 302.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op drie jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 240 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uur taakstraf, subsidiair één dag vervangende hechtenis, in mindering wordt gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1400 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer 9541951, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1400, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot bewaring.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G.Hijink, voorzitter,
mr. F.F.W. Brouwer en mr. M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T. Alexander,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2009.
Mr. Hijink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.