RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09 - 1915
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 mei 2009
Stichting Milieu- en Natuurbescherming Kennemerland,
gevestigd te Haarlem,
verzoekster,
gemachtigde: mr. B.J. Meruma, advocaat te Amsterdam,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,
verweerder,
gemachtigde: mr. H. van Lier, advocaat te Haarlem.
Tegenwoordig: mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en R.I. ten Cate, griffier.
Het geschil betreft het besluit van 31 mei 2007, waarbij verweerder ten behoeve van de bouw van de Schoterbrug te Haarlem vrijstelling krachtens artikel 19, tweede lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bouwvergunning eerste fase heeft verleend.
De mondelinge behandeling van het verzoek van 10 april 2009 heeft plaatsgevonden op 14 mei 2009. Namens verzoekster is verschenen [naam], secretaris van de stichting, bijgestaan door gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Voorts zijn verschenen M.A. de Graaf, M.A.H.G. Plantaz en J. Bakker, allen werkzaam bij de gemeente Haarlem.
Bij mondelinge uitspraak van 15 mei 2009 heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende overwogen.
In het verzoekschrift heeft eiseres verzocht om schorsing van het bestreden besluit, inhoudende dat de Schoterbrug niet zal worden opengesteld voordat de rechtbank op haar beroep heeft beslist. Eiseres heeft aangevoerd dat het spoedeisend belang is gelegen in de onomkeerbaarheid van de gevolgen voor de luchtkwaliteit op het moment dat de brug in gebruik zal worden genomen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster als aanvulling van het verzoek aangevoerd dat het in volle omvang openen van de brug en het vervolgens weer moeten sluiten van de brug onaanvaardbare maatschappelijke gevolgen oplevert. Er zal maatschappelijk onbegrip bestaan bij verkeersdeelnemers die onverwachts worden geconfronteerd met een brug die eerst open was en vervolgens plotseling gesloten is.
Verweerder heeft ter zitting allereerst de ontvankelijkheid van het verzoek aan de orde gesteld. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekster niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb, aangezien de feitelijke werkzaamheden van verzoekster niet voldoen aan de criteria als ontwikkeld door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State betreffende artikel 1:2, derde lid, Awb. Voorts stelt verweerder dat er geen spoedeisend belang is, omdat er geen sprake is van onomkeerbare gevolgen. Tot slot staat volgens verweerder zeker niet vast dat het bestreden besluit in beroep geen stand zal houden.
De feitelijke opening van de Schoterbrug zal plaatsvinden op 25 mei 2009, waarna de brug feestelijk zal worden geopend op 6 juni 2009.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek acht de voorzieningenrechter het niet opportuun om daar thans een oordeel over te vellen, nu reeds eerder uitspraken door de voorzieningenrechter zijn gedaan waarin geen twijfel bestond omtrent de belanghebbendheid van verzoekster, en deze kwestie in de hoofdzaak aan de orde zal kunnen komen. De voorzieningenrechter komt zodoende toe aan een inhoudelijk oordeel over het verzoek.
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 september 2007 is in het kader van de verleende bouwvergunning en vrijstelling reeds een oordeel gegeven omtrent de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter ziet in de informatie die haar thans ter beschikking staat geen aanleiding om af te wijken van het voorlopig oordeel als gegeven in die uitspraak. De deskundigenberichten over de luchtkwaliteit zullen door de bodemrechter worden beoordeeld en behandeld ter zitting van 24 juni a.s. Deze materie vergt een zodanig intensieve bespreking dat de voorlopige voorziening zich daar niet voor leent, temeer daar geen sprake is van onomkeerbare gevolgen. Voor een schorsing als verzocht ziet de voorzieningenrechter daarom geen aanleiding. Overigens is niet gebleken van belangen aan de zijde van verzoekster op grond waarvan de belangenafweging ten voordele van verzoekster zou moeten uitvallen.
Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,
(griffier) (voorzieningenrechter)
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.