zaaknummer: AWB 08 / 5098
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 april 2009
Stichting RC de Ruimte,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 15 januari 2008, verzonden op 17 januari 2008, heeft verweerder eiseres ten behoeve van het jaarprogramma “Durf en Zijn” een tekortsubsidie verleend van € 17.500,-.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 25 februari 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 16 juni 2008, verzonden op 20 juni 2008, heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van 24 april 2008 van de hoor- en adviescommissie.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 17 juli 2008, aangevuld bij brief van 20 augustus 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 22 januari 2008, alwaar namens eiseres zijn verschenen [naam bestuurslid], bestuurslid, [naam bestuurslid], bestuurslid en [naam], medewerker van Stichting R.C. de Ruimte. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M. van Doornik-Nijhof en D. Hosie-Romeijnsen, beiden in dienst van de provincie Noord-Holland.
2.1 Artikel 8 van de Deelverordening beeldende kunst en vormgeving Noord-Holland 2007 (hierna: de verordening) luidt:
Gedeputeerde Staten leggen de tijdig en volledig ingediende aanvragen om subsidie die voldoen aan de criteria van artikel 3 voor aan de Adviescommissie voor beeldende kunst en vormgeving (hierna: de adviescommissie) ter beoordeling van de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van het programma.
2.2 Artikel 9 van de verordening luidt:
Lid 1 Rangschikking van aanvragen.
Indien het aantal aanvragen dat naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voor subsidie in aanmerking komt het beschikbare subsidieplafond overschrijdt, rangschikken zij de aanvragen waarover door de adviescommissie een positief oordeel over de artistiek-inhoudelijke kwaliteit is uitgebracht op een prioriteitenlijst. De volgorde waarin de aanvragen op de prioriteitenlijst worden gerangschikt, wordt onder meer bepaald door de mate waarin het programma leidt tot of bijdraagt aan:
a. een blijvende ontwikkeling van het cultureel ondernemerschap en daarmee de versterking van de sector beeldende kunst en vormgeving;
b. de ontwikkeling van beginnend beeldende kunstenaars;
c. het bereiken van nieuwe doelgroepen;
d. het vormen van een voorbeeldfunctie voor andere initiatieven op het gebied van beeldende kunst en vormgeving in de provincie Noord-Holland;
e. de spreiding van programma’s over de provincie Noord-Holland.
Lid 2 Honorering van de aanvragen.
De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijst.
2.3 Eiseres heeft op 28 oktober 2007 een tekortsubsidie van € 50.000,- aangevraagd ten behoeve van het jaarprogramma “Durf en Zijn”. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van het Advies Beeldende Kunst en Vormgeving 2008 gerangschikt op de twaalfde plaats van de prioriteitenlijst. Daarmee is de aanvraag van eiseres de laatste op de prioriteitenlijst die positief is beoordeeld en voor subsidie in aanmerking komt. Het subsidiebedrag dat aan deze laatste aanvraag kon worden toegekend bedroeg echter € 17.500,-, omdat bij toekenning van een hoger bedrag het subsidieplafond zou worden overschreden. Om te voorkomen dat de aanvraag van eiseres wegens overschrijding van het subsidieplafond zou worden afgewezen, is eiseres in de gelegenheid gesteld haar aanvraag zodanig aan te passen dat zij het jaarprogramma kan uitvoeren met een subsidiebedrag van € 17.500,-.
2.4 Eiseres heeft vervolgens op 17 december 2007, aangevuld op 19 december 2007, een gewijzigde subsidieaanvraag ingediend, waarin wordt verzocht om een subsidie van
€ 17.500,-. Verweerder heeft hierop de gevraagde subsidie verleend en het besluit in bezwaar gehandhaafd. Eiseres kan zich met dit besluit niet verenigen en komt hiertegen in beroep.
2.5 De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 15 januari 2008 moet worden opgevat als de gedeeltelijke toewijzing van de oorspronkelijke subsidieaanvraag voor een bedrag van € 17.500,- en een afwijzing voor het overige. De gewijzigde aanvraag van 17 december 2007 is immers uitsluitend gedaan, omdat verweerder eiseres te kennen heeft gegeven dat zij anders helemaal niet voor subsidie in aanmerking zou komen. Bovendien is de gewijzigde aanvraag van 17 december 2007 ingediend buiten de termijn van artikel 5, eerste lid, van de verordening en heeft de voorgeschreven beoordeling door de adviescommissie van die aanvraag niet plaatsgevonden. Voorts acht de rechtbank van belang dat eiseres – onweersproken – heeft gesteld dat zij ondanks de gewijzigde aanvraag, gebaseerd op een aangepast jaarprogramma, (bijna) het volledige oorspronkelijke jaarprogramma heeft uitgevoerd. Eiseres heeft derhalve belang bij het beroep tegen het besluit tot gedeeltelijke afwijzing.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder, gelet op het toetsingskader van artikel 9 van de verordening, onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de andere subsidieaanvragen hoger op de prioriteitenlijst zijn gerangschikt. Verweerder heeft in dit verband aangegeven dat het advies van de adviescommissie leidend is geweest voor de rangschikking van de subsidieaanvragen op de prioriteitenlijst en dat er niet expliciet getoetst is aan de criteria van artikel 9 van de verordening.
2.7 Ingevolge artikel 8 van de verordening is het de adviescommissie die de programma’s waarvoor subsidie wordt aangevraagd beoordeelt op de artistiek-inhoudelijke kwaliteit. Vervolgens is het aan verweerder om de subsidieaanvragen, waarover door de adviescommissie een positief oordeel over de artistiek-inhoudelijke kwaliteit is uitgebracht, te rangschikken op een prioriteitenlijst, waarbij verweerder ter vaststelling van de volgorde van de aanvragen op die prioriteitenlijst dient te toetsen aan de in artikel 9 genoemde criteria. De rechtbank stelt vast dat het advies van de adviescommissie over de aanvraag van eiseres niet alleen een positief oordeel over de artistiek-inhoudelijke kwaliteit inhoudt, maar tevens een advies over de rangschikking van de aanvraag van eiser op de prioriteitenlijst. Verweerder heeft zich bij plaatsing van de aanvraag op de prioriteitenlijst op dit advies gebaseerd.
2.8 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten aanzien van de rangschikking niet op dit advies had mogen baseren nu niet duidelijk is op welke manier de in artikel 9 genoemde criteria bij de rangschikking door de adviescommissie een rol hebben gespeeld. Verweerder dient immers bij het bepalen van de volgorde van de subsidieaanvragen aan deze criteria te toetsen. Het advies over de rangschikking lijkt daarbij (deels) gebaseerd op de criteria die de adviescommissie hanteert ten behoeve van het oordeel over de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van het programma. Gelet op de onder 2.7 geschetste volgorde van beoordeling is de rechtbank van oordeel dat de verordening voor deze wijze van rangschikking geen basis biedt. Voorts heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt hoe de plaatsing van de aanvraag van eiseres op de laatste plaats, zich, gelet op de criteria in artikel 9, verhoudt tot de rangschikking van de overige subsidieaanvragen op de prioriteitenlijst. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering.
2.9 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, Awb.
2.10 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat eiseres voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 16 juni 2008;
3.3 bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen;
3.4 gelast dat de provincie Noord-Holland het door eiseres betaalde griffierecht van € 288,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, voorzitter van de meervoudige kamer, mr. C.E. Heijning-Huydecoper en mr. R.B. Kleiss, rechters, en op 16 april 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.