RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaaknr.: 418377/ AZ VERZ 09-103
datum uitspraak: 21 april 2009
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
Albert Heijn B.V.
te Zaandam
verzoekende partij
hierna: Albert Heijn
gemachtigde: mr. N. de Voogd
[verweerder]
te [adres]
verwerende partij
hierna: [verweerder]
gemachtigde: mr. P.J. van Sambeek
Op 25 maart 2009 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van Albert Heijn.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 7 april 2009, tegelijkertijd met de mondelinge behandeling van de door [verweerder] onder zaaksnummer 414960 VV EXPL 09-24 gevorderde voorlopige voorziening. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van Albert Heijn heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
1. [verweerder], thans [leeftijd], is sinds [datum] op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst van Albert Heijn, op het laatst in de functie van supermarktmanager, tegen een salaris van € 4.788,80 bruto per vier weken, exclusief vakantiebijslag en eventuele emolumenten. De werkzaamheden werden verricht te [adres].
2. Na klachten heeft Albert Heijn een onderzoek ingesteld naar het functioneren van [verweerder]. Bij dit onderzoek zijn onregelmatigheden aan het licht gekomen. [verweerder], die in zijn functie verantwoordelijk was voor het toezicht op de naleving van de binnen het bedrijf geldende regels en procedures, toegegeven deze regels en procedures bij herhaling te hebben overtreden.
3. Zo heeft [verweerder] tegen de regels in salarisvoorschotten uit de kas betaald zonder behoorlijke schuldbekentenissen, waarbij de uitbetaalde gelden door middel van informele ‘geldbriefjes’ tijdelijk nog steeds als (feitelijk niet meer aanwezig) kasgeld werden beschouwd.
4. Verder heeft [verweerder] de uren- en vakantieregistratie, zowel van andere werknemers als van zichzelf, een aantal keren niet naar waarheid ingevuld, voor wat betreft door wie en wanneer werd gewerkt.
5. Voorts heeft [verweerder] onjuiste opgaven gedaan in de loonlijst, doordat hij door anderen gewerkte uren administratief op naam van zijn zoon verantwoordde. Vrijwilligers werden door hem buiten de boeken om in natura beloond (flesje wijn e.d.). Een voor het eigen filiaalpersoneel bestemd kerstpakket werd aan een elders werkzame collega meegegeven.
6. Tenslotte heeft [verweerder] in het afgelopen jaar ongebruikelijk veel aan kosten gedeclareerd, die niet altijd voor vergoeding in aanmerking kwamen, welke kosten bovendien tegen de procedure in uit de kas zijn betaald.
7. Op 9 januari 2009 is [verweerder] inleidend geschorst vanwege de hiervoor bedoelde onregelmatigheden. Na daarover te zijn gehoord is hij op 15 januari 2009 wegens de geconstateerde onregelmatigheden op staande voet ontslagen. [verweerder] heeft zich ziek gemeld en heeft de vernietigbaarheid van dat ontslag op 19 januari 2009 ingeroepen en zich beschikbaar gesteld voor het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden. Onduidelijk is of [verweerder] thans (nog) arbeidsongeschikt is.
Albert Heijn verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, (voor het geval het dienstverband tussen partijen nog mocht blijken te bestaan), primair wegens een dringende reden en subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden.
Ter toelichting stelt Albert Heijn – samengevat – het volgende.
Het correct naleven van de regels en procedures is een van de kerntaken van een filiaalmanager zoals [verweerder], die ter zake bovendien een voorbeeldfunctie bekleedt. Er was sprake van een ernstige veronachtzaming van de aan [verweerder] toevertrouwde verantwoordelijkheden, waardoor Albert Heijn in ernstige problemen had kunnen geraken en waarbij [verweerder] zich bovendien ook zelf heeft bevoordeeld. Dat leverde een dringende reden op voor ontslag. Maar in elk geval is daardoor het in [verweerder] te stellen vertrouwen dusdanig komen weg te vallen, dat een voortzetting van de dienstbetrekking geen redelijke optie meer is.
[verweerder] concludeert primair tot relatieve onbevoegdverklaring, nu hij in [adres] woont en de werkzaamheden in [adres] werden verricht.
Subsidiair concludeert hij tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding van € 103.428,-- bruto.
Ter toelichting voert [verweerder] – samengevat – het volgende aan.
Weliswaar erkent [verweerder] zich niet altijd precies te hebben gehouden aan de geldende regels en procedures, maar daarbij stond hem altijd het belang van een goede bedrijfsvoering voor ogen. Het klopte dus misschien niet allemaal, maar het was telkens wel erg praktisch opgelost. Dat [verweerder] zich zou hebben schuldig gemaakt aan zelfverrijking wordt ten zeerste ontkend. Als het dan ook al waar is, dat hij iets teveel aan overuren heeft ontvangen, dan was en is hij bereid dat geld onmiddellijk terug te storten. Hoe dan ook, een gedwongen beëindiging van de arbeidsovereenkomst vindt [verweerder] onder de gegeven omstandigheden onterecht. Gelet op zijn bijna 30 jaar trouwe dienst bij Albert Heijn, zijn enorme inzet voor het bedrijf en zijn goede bedoelingen had een ernstige waarschuwing zeker meer voor de hand gelegen. [verweerder] begrijpt dat hij na alle commotie niet kan terugkeren bij zijn oude filiaal, maar hij is bereid elders te gaan werken.
De beoordeling van het verzoek
Het enkele feit dat Albert Heijn door [verweerder] ter zake van hetzelfde arbeidsconflict is gedagvaard voor deze kantonrechter voor het verkrijgen van een voorlopige voorziening, schept nog geen relatieve bevoegdheid. Volgens de voor het onderhavige ontbindingsverzoek geldende bevoegdheidsregels had Albert Heijn het ontbindingsverzoek moeten aanbrengen bij de kantonrechter in het arrondissement Amsterdam, locatie Amsterdam, binnen wiens rechtsgebied de werkzaamheden werden verricht, dan wel bij de kantonrechter in het arrondissement Haarlem, locatie Haarlem, nu [verweerder] in [adres] woonachtig is.
Strikt genomen zou deze kantonrechter daarom de behandeling van het verzoek moeten verwijzen, bijvoorbeeld naar de kantonrechter te Haarlem. Dat zal deze kantonrechter echter niet doen. Om te beginnen is deze kantonrechter weliswaar kantonrechter in het arrondissement Haarlem, locatie Zaandam, maar tevens -uit hoofde van zijn benoeming- kantonrechter op de locatie Haarlem. Hij zou in zekere zin dus naar zichzelf verwijzen. Bovendien valt niet in te zien welk redelijk belang partijen, althans één van hen, zouden kunnen hebben bij een dergelijke verwijzing, nu zij ter zake van een en hetzelfde arbeidsconflict reeds rechtsgeldig te Zaandam waren verschenen (voor de behandeling van de voorlopige voorziening). Ook het bepaalde in artikel 285 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, hoewel formeel niet van toepassing, gaat uit van de voorkeur van een gelijktijdige behandeling van dergelijke verknochte zaken door dezelfde rechter. Verwijzing zou daarom neerkomen op puur formalisme waarmee niemand is gebaat, en moet daarom achterwege blijven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden komen vast te staan, die zouden nopen tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een verbod tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst of een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 648, 670 en 670a van het Burgerlijk Wetboek, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dat blijkt niet het geval. In zoverre [verweerder] thans werkelijk (nog) arbeidsongeschikt mocht zijn is deze ongeschiktheid klaarblijkelijk geheel dan wel grotendeels van situatieve aard, hetgeen niet aan ontbinding in de weg behoort te staan.
Het beroep op de feiten en omstandigheden die een dringende reden zouden hebben opgeleverd indien [verweerder] op die grond op staande voet ontslagen zou zijn geweest, wordt gepasseerd omdat [verweerder] door Albert Heijn juist om die reden op staande voet is ontslagen. Een procedure over dat ontslag op staande voet is nog niet afgerond of uitgesloten, met alle bewijsrechtelijke implicaties van dien en anders dan in deze procedure- een mogelijkheid voor hoger beroep. Daarom zal in deze verzoekschriftprocedure niet worden vooruitgelopen op een mogelijk nog in een andere procedure te nemen eindbeslissing.
Onvoldoende is verder gebleken van gewijzigde omstandigheden, die een voldoende gewichtige reden opleveren om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden.
Hoewel onmiddellijk aan Albert Heijn moet worden toegegeven, dat de geconstateerde onregelmatigheden tot de categorie ‘zeer ernstig’ behoren, is vooralsnog onvoldoende gebleken dat [verweerder] in deze (ook) uit was op persoonlijk gewin. Dat maakt zijn onbetwist gemaakte fouten nog niet verschoonbaar, maar geeft wel meer ruimte aan de in zaken als deze voorgeschreven rechterlijke afweging. Gelet op het zeer langdurige en onbetwist tot nu toe naar tevredenheid verlopen dienstverband, moet [verweerder] naar het oordeel van de kantonrechter nog een kans worden gegund om zich te verbeteren.
Een terugkeer van [verweerder] naar zijn oude filiaal echter lijkt de kantonrechter, met partijen, geen redelijke optie. Gelet op wat is voorgevallen kan hij daar inderdaad niet worden gehandhaafd. Wel dient Albert Heijn naar het oordeel van de kantonrechter te onderzoeken waar [verweerder] dan wel geplaatst kan worden. [verweerder] dient daarbij terdege te beseffen dat hij wat dat betreft weinig eisen mag stellen. Hij krijgt een laatste kans om bij Albert Heijn in dienst te blijven, maar zal daar wel het een en ander voor moeten inleveren. Om te beginnen zal hij zonodig akkoord moeten gaan met een ander filiaal, zelfs wanneer dit lager is ingeschaald (minder sterren) dan zijn vorige. Verder zal er wel niet aan te zijn ontkomen dat [verweerder], in elk geval gedurende een proeftijd, geen eerste man meer zal zijn in het nieuwe filiaal, althans zich zal moeten onderwerpen aan strikte controle. Voorts komt het de kantonrechter begrijpelijk voor als [verweerder] door Albert Heijn wordt verplicht tot de nodige (na)scholing wat betreft regels en procedures.
Samenvattend zal het voorwaardelijke verzoek worden afgewezen, dienen partijen in overleg te treden over vervangend werk en zal [verweerder] zich hebben te schikken in redelijke maatregelen, zoals hiervoor besproken. Beide partijen dienen zich in te zetten voor voortzetting van de arbeidsrelatie. Mocht dat niet lukken, dan staat het ieder van partijen vrij met een nieuw verzoek te komen.
Omtrent de proceskosten moet worden geoordeeld zoals hierna bepaald.
Het voorwaardelijk verzoek wordt afgewezen.
Iedere partij moet de eigen kosten dragen.
Aldus gegeven door mr. F.M.Visser, kantonrechter in de rechtbank Haarlem, locatie Zaandam, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.