RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 405639 / CV EXPL 08-8463
datum uitspraak: 2 april 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
de besloten vennootschap WELTEN DETACHERING B.V.
te Vessem, gemeente Eersel
eisende partij in conventie/gedaagde partij in reconventie
hierna te noemen Welten
gemachtigde mr. J. van Haarlem
[gedaagde]
te Wormerveer, gemeente Zaanstad
gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. L.G.M. Delahaije.
Welten heeft [gedaagde] gedagvaard op 12 november 2008. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en een eis in reconventie ingesteld.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 22 januari 2009 een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 6 maart 2009, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht.
a. [gedaagde], geboren op 16 juni 1981, is op 12 februari 2007 bij Welten in dienst getreden als detacheringspecialist voor de duur van één jaar. Op 31 januari 2008 is dat contract verlengd voor één jaar met mogelijkheid van tussentijdse opzegging. [gedaagde] heeft bij de verlenging een nieuwe schriftelijke arbeidsovereenkomst ondertekend. Het overeengekomen salaris bedroeg laatstelijk € 2.100,-- bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
b. Welten is een organisatie die actief is in het detacheren en opleiden van financieel personeel voor het bank- en verzekeringswezen. Detachering van (financieel) personeel heeft plaats bij alle grote banken en verzekeringsinstellingen in Nederland, waaronder bij diverse Rabobanken.
c. In artikel 13 van de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Artikel 13 luidt als volgt:
“1. Het is de werknemer verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever gedurende één jaar na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, direct of indirect in dienst te treden bij of op enigerlei wijze werkzaamheden te verrichten voor een onderneming die gelijke of gelijksoortige producten vervaardigt, aanbiedt of verhandelt, of die gelijke diensten verleent als de werkgever doet, of voor eigen rekening gelijke of gelijksoortige werkzaamheden te verrichten.
2. Het is werknemer verboden werknemers van werkgever of een daarmee gelieerde onderneming, danwel werknemers van hun cliënten te bewegen hun arbeidsovereenkomst met werkgever, de gelieerde onderneming of hun cliënten te beëindigen, teneinde op welke wijze dan ook te kunnen concurreren met werkgever of een gelieerde onderneming.”
d. In artikel 13A van de arbeidsovereenkomst is een relatiebeding opgenomen. Dat artikel luidt als volgt:
“Het is werknemer, gedurende een periode van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, ongeacht de reden van beëindiging, niet toegestaan, de relaties en/of opdrachtgevers van werkgever hetzij direct, hetzij indirect, te benaderen en ten behoeve van hen gelijke of gelijksoortige werkzaamheden welke hij op grond van de arbeidsovereenkomst bij werkgever verrichtte, te verrichten, anders dan na uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de werkgever.”
e. In artikel 16 van de arbeidsovereenkomst is een boetebeding opgenomen.
f. Bij brief van 25 april 2008 heeft [gedaagde] de arbeidsovereenkomst met Welten opgezegd per 30 mei 2008. Op 1 juni 2008 is zij in dienst getreden van NIG Midoffice B.V. te Bussum (hierna: NIG), een concurrent van Welten, die evenals Welten personeel detacheert bij banken en verzekeringsinstellingen in Nederland.
g. Vanaf 4 februari 2008 tot aan de einddatum van haar arbeidsovereenkomst met Welten heeft [gedaagde] gewerkt als adviseur particulieren bij de Rabobank Amstel en Vecht. Daarna is zij in dezelfde functie en bij dezelfde Rabobank werkzaam gebleven via NIG.
h. Bij vonnis van 22 augustus 2008 van de kantonrechter te Zaandam is [gedaagde] bij wege van voorlopige voorziening veroordeeld om haar werkzaamheden bij NIG te staken op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke zou blijven met een maximum van € 10.000,-- en tot betaling van een voorschot van € 2.000,-- op de contractuele boete die zij aan Welten verschuldigd zal zijn wegens overtreding van de hiervoor vermelde bedingen.
De vordering in conventie
Welten vordert (samengevat) een verklaring voor recht dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met het concurrentie- en relatiebeding, veroordeling van [gedaagde] haar werkzaamheden voor de concurrent gestaakt te houden gedurende de geldigheid van het beding op straffe van een dwangsom en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 39.500,-- ten titel van verbeurde boetes. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Welten daartoe het volgende aangevoerd. [gedaagde] heeft door in dienst te treden bij NIG het concurrentiebeding overtreden en door via NIG te gaan werken bij Rabobank Amstel en Vecht het relatiebeding. Welten heeft er belang bij dat de bedingen niet worden overtreden, omdat zij geld en energie heeft gestoken in de opleiding van [gedaagde], waarvan zij de vruchten niet heeft kunnen plukken doordat [gedaagde] bij NIG in dienst is getreden. Daarnaast stelt Welten dat [gedaagde] over informatie beschikt die NIG als betrekkelijke nieuwkomer in de markt van detachering zou kunnen gebruiken.
[gedaagde] betwist de vordering.
Zakelijk weergegeven voert zij het volgende aan. Het concurrentiebeding en het relatiebeding dienen op grond van artikel 7:653 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (gedeeltelijk) vernietigd te worden. Zij vindt daarnaast dat het beroep dat Welten doet op de bedingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Zij stelt dat zij geen kennis draagt van min of meer vertrouwelijke informatie met betrekking tot de kernactiviteit van Welten, waarvan NIG als concurrent gebruik zou kunnen maken. Voorts betwist zij dat Welten hoge opleidingskosten voor haar heeft gemaakt, nog daargelaten dat zij zich jegens Welten heeft verbonden tot terugbetaling van studiekosten, hetgeen zij ook daadwerkelijk heeft gedaan. Zij is van mening dat het enkele feit dat Welten mogelijk wervingskosten en opleidingskosten te haren behoeve heeft gemaakt niet meebrengt dat zij niet bij NIG in dienst zou mogen treden. Welten zou volgens [gedaagde] ook willekeurig handelen nu zij anderen niet heeft aangesproken op het concurrentie- en relatiebeding. [gedaagde] is van mening dat haar belang om haar positie en arbeidskansen te verbeteren door in dienst te treden bij NIG dient te prevaleren boven het belang van Welten bij handhaving van de bedingen. Door haar indiensttreding bij NIG heeft zij Welten geen concurrentie aangedaan. Welten mag haar niet belemmeren in haar vrije arbeidskeuze en zij mag de bedingen niet inzetten, uitsluitend om te voorkomen dat een werknemer naar een andere werkgever overstapt. Daarvoor zijn de bedingen niet bedoeld.
[gedaagde] betoogt tenslotte dat het non-concurrentiebeding dat thans in haar arbeidsovereenkomst is opgenomen niet uitdrukkelijk met haar is besproken.
De vordering in reconventie
Uit het verweer van [gedaagde] vloeit een vordering in reconventie voort. In reconventie vordert [gedaagde], kort weergegeven, het tussen partijen bestaande concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk teniet te doen.
Het verweer in reconventie
Welten heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering in reconventie. Haar verweer vloeit grotendeels voort uit het in conventie gestelde. Voor zover dat niet het geval is zal, indien relevant, op haar verweer bij de beoordeling van het geschil nader in worden gegaan.
De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
Vanwege de verknochtheid van de beide vorderingen worden de conventie en de reconventie gezamenlijk behandeld.
1. [gedaagde] heeft aangevoerd dat het concurrentie- en relatiebeding terloops in haar tweede arbeidsovereenkomst is opgenomen, zonder dat Welten hierover overleg met haar heeft gevoerd. Voor zover zij hiermee beoogt aan te voeren dat het beding om die reden niet geldig is, volgt de kantonrechter haar daarin niet. Het beding is schriftelijk overeengekomen en voldoet daarmee aan de eisen van artikel 7:653 BW.
2. Welten stelt dat voor haar met name van belang is dat werknemers, die door haar bij bepaalde bedrijven gedetacheerd zijn geweest, gedurende de duur van het concurrentie- en relatiebeding niet door NIG (of soortgelijke ondernemingen) bij dezelfde bedrijven worden gedetacheerd.
3. Tussen partijen bestaat geen verschil van mening over de uitleg van de beide bedingen. Vast staat dat [gedaagde] na haar uitdiensttreding direct via NIG bij de Rabobank Amstel en Vecht te werk is gesteld. Met indiensttreding bij NIG heeft [gedaagde] het concurrentiebeding van artikel 13 lid 1 van de arbeidsovereenkomst overtreden en met het uitvoeren van werkzaamheden bij de Rabobank Amstel en Vecht heeft zij het relatiebeding van artikel 13A van de arbeidsovereenkomst overtreden.
4. In deze procedure ligt, naar de kern genomen, de vraag voor of het belang van [gedaagde] bij een vrije keuze van arbeid dient te wijken voor de door Welten gestelde belangen bij onverkorte handhaving van de bedingen.
De kantonrechter stelt in dit verband voorop dat de wetgever met het bepaalde in artikel 7:653 lid 2 BW heeft beoogd dat de rechter, in aanmerking nemende dát voor een ieder geldende recht op vrije keuze van arbeid, een onbevooroordeelde afweging van de belangen van werkgever en werknemer doet.
5. Als onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat [gedaagde] haar positie door in dienst te treden van NIG heeft kunnen verbeteren. Zij ging aanmerkelijk meer verdienen en haar carrièrekansen werden vergroot omdat NIG haar in staat stelde de opleiding tot hypotheekadviseur te volgen. Daar komt bij dat de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en Welten slechts voor bepaalde tijd, te weten tot 31 januari 2009, gold. Daarmee is het belang dat [gedaagde] had om in dienst van NIG te kunnen treden gegeven.
6. De kantonrechter verwerpt de stelling van Welten dat [gedaagde] beschikt over vitale bedrijfsinformatie van Welten, waarvan NIG gebruik zou kunnen maken indien [gedaagde] bij NIG in dienst zou treden/blijven. Als niet weersproken staat vast dat [gedaagde] bij Welten in dienst was als medewerkster in het bank- en verzekeringswezen met de uitsluitende bedoeling van Welten om haar te detacheren bij opdrachtgevers in de bedoelde branche. Vaststaat dat [gedaagde] zich op geen enkele wijze zelf bezighield met dat wat als de kernactiviteit van Welten kan worden gezien, het detacheren van medewerkers. De kennis waarover [gedaagde] zou beschikken volgens Welten is kennis die aan alle personeelsleden beschikbaar wordt gesteld. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] daarnaast over informatie beschikt die van vertrouwelijke aard is en slechts in beperkte kring wordt verspreid. Vaststaat dat veel werknemers van Welten in dienst van NIG zijn getreden. Ook die werknemers beschikken dus over de informatie waarop Welten het oog heeft. Welten heeft daarom naar het oordeel van de kantonrechter op dit punt geen rechtens te respecteren belang.
7. Welten heeft aangevoerd dat zij tijd en middelen heeft geïnvesteerd in [gedaagde] waarvan NIG, als [gedaagde] niet wordt gehouden aan het concurrentiebeding, de vruchten kan plukken. [gedaagde] heeft in dit verband aangevoerd dat zij slechts een introductiecursus bij Welten heeft gevolgd van enkele weken en daarnaast wat korte cursussen van weinig gewicht. [gedaagde] heeft betwist dat Welten in dit opzicht grote kosten heeft gehad en met betrekking tot de introductiecursus heeft zij gesteld dat het de keuze van Welten is om nieuwe medewerkers deze cursus op een dergelijke kostbare, met overnachtingen in een hotel, wijze te laten volgen. Tenslotte heeft zij in dit verband nog aangevoerd dat zij aan Welten bij uitdiensttreding opleidingskosten heeft terugbetaald. Welten heeft dit alles onvoldoende betwist. Onvoldoende is uit de verf gekomen welke specifieke kennis van de bij de Rabobank gehanteerde administratieve systemen [gedaagde] dankzij Welten heeft opgedaan, die het voor NIG zo aantrekkelijk maakt om haar in dienst te nemen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Welten haar stellingen op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd, zodat zij worden gepasseerd.
8. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat zorgvuldige afweging van de gestelde belangen meebrengt dat het concurrentiebeding tussen Welten en [gedaagde] moet worden vernietigd. Welten bedient vrijwel de gehele Nederlandse bank- en verzekeringswereld en [gedaagde] zou bij handhaving van het concurrentiebeding onredelijk in haar arbeidskeuze worden belemmerd. Dat NIG een concurrent is van Welten, omdat ook NIG zich bezighoudt met het detacheren van personeel in de bank- en verzekeringswereld, maakt dit niet anders. Het stond [gedaagde] derhalve vrij om bij NIG in dienst te treden.
9. Dat geldt ook voor wat betreft het relatiebeding. Vaststaat dat de Rabobank organisatie opdrachtgever is van zowel Welten als NIG. Door [gedaagde] niet in staat te stellen bij één van de Rabobanken te gaan werken, beperkt Welten [gedaagde], die door ervaring en opleiding gericht is op werk in het bank- en verzekeringswezen, in hoge mate in haar vrije arbeidskeuze. Welten heeft daarentegen, zoals hiervoor al is overwogen, naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende belang bij die beperking. Niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde] over zeer specifieke kennis beschikt die zij gedurende het dienstverband met Welten heeft opgedaan, waarmee zij Welten op onrechtmatige wijze zou kunnen beconcurreren. Evenmin is aannemelijk geworden dat Welten in zodanige mate heeft geïnvesteerd in kennis en opleiding van [gedaagde] dat om die reden het belang van [gedaagde] op vrije arbeidskeuze zou moeten wijken. Andere belangen van Welten bij onverkorte handhaving van het relatiebeding ten opzichte van [gedaagde] zijn gesteld noch gebleken. Daar komt bij dat niet uit het oog moet worden verloren dat nu juist inherent aan de detacheringbranche is dat werknemers flexibel ingezet kunnen worden. Werkgevers hebben daar belang bij, maar ook voor werknemers kan juist dàt aspect van het werken voor organisaties als Welten en NIG aantrekkelijk zijn. Het komt de kantonrechter voor dat het binden van werknemers als [gedaagde] door middel van concurrentie- en/of relatiebedingen als de onderhavige daarmee op gespannen voet staat.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vorderingen in conventie worden afgewezen. In reconventie wordt de vordering toegewezen. Welten wordt zowel in conventie als in reconventie in de kosten veroordeeld omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.
- veroordeelt Welten tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag worden begroot op € 1.200,-- aan salaris van de gemachtigde.
- vernietigt het tussen partijen bestaande concurrentiebeding;
- veroordeelt Welten tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag worden begroot op € 600,-- aan salaris van de gemachtigde.
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Smits, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.