zaaknummer: AWB 08 - 6122
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2009
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. S. L. Sarin, advocaat te Haarlem,
het college van burgemeester en wethouders van Velsen,
verweerder.
Bij besluit van 19 februari 2008 heeft verweerder de aanvraag ontheffing inburgeringsplicht afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 31 maart 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 5 augustus 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 15 september 2008, aangevuld bij brief van 22 oktober 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 13 februari 2009, alwaar eiseres in persoon is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door drs. H.M. Zonneveld en vergezeld van T. Wentzel, beiden werkzaam bij de gemeente Velsen.
2.1 Eiseres is afkomstig uit [land]. Middels het 'Aanvraagformulier inzake ontheffing inburgeringsplicht (WI)' van 21 januari 2008 heeft eiseres verzocht om ontheffing van de inburgeringsplicht. Daarbij heeft eiseres gevoegd het advies van de arts L. Kwast (hierna: de adviserend arts), werkzaam bij de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst (hierna: GGD) Kennemerland, Afdeling Algemene Gezondheidszorg, te Haarlem, gedateerd 6 december 2007.
2.2 Ingevolge artikel 6, eerste lid, Wet inburgering ontheft het college de inburgeringsplichtige van de inburgeringsplicht, voor zover hier van belang, indien die inburgeringsplichtige heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen. Ingevolge het tweede lid kan bij of krachtens algemene maatregel worden voorzien in (a) verdere ontheffing van de inburgeringssplicht, en (b) nadere regels omtrent de toepassing van het eerste lid.
2.3 In artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit inburgering, is bepaald dat bij de aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht, voor zover hier van belang, op grond van een psychische of lichamelijke belemmering, de inburgeringsplichtige een advies over legt van een door het college aangewezen onafhankelijke arts. Ingevolge het vierde lid kan de ontheffing worden verleend indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering zodanig zijn dat het inburgeringsexamen niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing kan worden behaald.
2.4 Verweerder heeft het verzoek afgewezen omdat er geen grond is om ontheffing van de inburgeringsplicht te verlenen. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd voormeld medisch advies van 6 december 2007 en de aanvullende medische adviezen van 27 juni 2008 respectievelijk 29 juli 2008. De verwachting van de adviserend arts is dat eiseres door adequate behandeling beter zal kunnen functioneren en wellicht binnen vijf jaar in staat zal zijn om het examen af te leggen.
2.5 De rechtbank overweegt als volgt.
2.6 Het medisch advies van de adviserend arts van de GGD Kennemerland is een deskundigenadvies aan de verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. Indien zodanig advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld, mag verweerder bij de beoordeling van de aanvragen om ontheffing van de inburgeringsplicht in beginsel van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
2.7 Aan de beoordeling van de aanvraag om ontheffing van de inburgeringsplicht heeft verweerder de medische adviezen van de adviserend arts ten grondslag gelegd. De omstandigheid dat deze medische adviezen niet zijn opgemaakt door een psychiater leidt niet tot het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig of onvolledig is geweest. In het Besluit inburgering is bepaald dat bij een aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht een advies moet worden overgelegd van een door het college aangewezen onafhankelijke arts. In de toelichting die onderdeel uitmaakt van het aanvraag formulier is vermeld dat een ontheffing alleen mogelijk is indien aanvrager heeft aangetoond dat sprake is van een psychische belemmering. Niet is bepaald dat deze onafhankelijke arts moet zijn gespecialiseerd in de aandoening van de aanvrager. De stelling van eiseres dat de arts - die haar ten onrechte niet heeft onderzocht - een niet terzake deskundige arts is faalt derhalve.
2.8 De stelling dat sprake is van een tegenstrijdige conclusie omdat waar geconstateerd wordt dat eiseres een chronische aandoening heeft niet tegelijkertijd gesteld kan worden dat zij mogelijk in staat is om binnen vijf jaar het inburgeringsexamen af te leggen, faalt eveneens. De rechtbank overweegt daartoe dat de adviserend arts heeft geconstateerd dat eiseres ernstige chronisch verlopende psychische klachten heeft waardoor zij momenteel niet in staat is te werken of een opleiding te volgen. Tegelijkertijd heeft de adviserend arts geconstateerd dat er geen adequate behandeling plaatsvindt dan wel heeft plaatsgevonden. Ten tijde van het onderzoek was eiseres niet onder behandeling bij een specialist, maar sprak zij tweewekelijks met haar huisarts. Daarnaast stelt de adviserend arts dat uit onderzoek is gebleken dat eiseres de doorverwijzing uit 2004 van de afdeling psychiatrie van het [instelling] naar [instelling] in [plaatsnaam] voor behandeling door een Spaanstalige therapeut gespecialiseerd in de psychische behandeling van getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers niet heeft geëffectueerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de adviserend arts kunnen volgen en kunnen concluderen dat eiseres bij adequate behandeling wellicht beter zal kunnen functioneren en dat mitsdien thans geen reden bestaat om haar ontheffing te verlenen die tot gevolg zou hebben dat zij het inburgeringsexamen niet meer hoeft af te leggen, ook indien zij daartoe als gevolg van de behandeling over enige tijd wel in staat zou zijn.
2.9 Ten slotte heeft eiseres aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit slechts heeft verwezen naar aanvullende informatie maar niet heeft gemotiveerd waarom op grond van deze aanvullende informatie er geen grond is om ontheffing te verlenen. Dit klemt te meer nu verweerder de adviezen niet had bijgevoegd.
2.10 Verweerder heeft de aanvullende adviezen van 30 juni 2008 en 29 juli 2008 aan het dossier toegevoegd. Daarmee maken de aanvullende adviezen deel uit van het medische advies. Nu in het bestreden besluit staat dat verweerder de inhoud van de aanvullende adviezen bij zijn heroverweging in bezwaar heeft betrokken en de rechtbank heeft vastgesteld dat er buiten de aanvullende adviezen om niet meer informatie is verstrekt, is eiseres door het niet meteen ontvangen van de aanvullende adviezen niet benadeeld. Er is geen grond voor het oordeel dat verweerder het medisch advies en de aanvullende medische adviezen niet aan de besluitvorming ten grondslag had mogen leggen. Daarbij is van belang dat eiseres tegenover het medisch advies geen andersluidend tegenadvies heeft overgelegd en evenmin feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven tot het oordeel dat het advies op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen dan wel inhoudelijk tegenstrijdig is. Verweerder heeft zijn besluit naar het oordeel van de rechtbank mogen baseren op de conclusie van het medisch advies dat eiseres wellicht binnen vijf jaar wel in staat is om het examen af te leggen.
2.11 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, rechter en op 27 maart 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.