ECLI:NL:RBHAA:2009:BI0529

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801973-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijke invoer van cocaïne door verdachte met personen van de drugsorganisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de opzettelijke invoer van cocaïne. De verdachte, geboren op een onbekende datum en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was op het moment van de uitspraak gedetineerd in PI Achterhoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid cocaïne in Nederland, die hij in zijn lichaam had geslikt. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor medeplegen met een medeverdachte, aangezien er geen nauwe samenwerking was aangetoond. Echter, de rechtbank concludeerde wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijke invoer van de cocaïne, omdat hij deze had ontvangen van een opdrachtgever in Paraguay en deze naar Nederland had gebracht met de intentie om deze in Spanje te verkopen voor een beloning van 1000 USD.

De rechtbank achtte de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op basis van verschillende bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de douane. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. Daarnaast werden alle inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder vliegtickets en geld, verbeurd verklaard. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de schadelijke gevolgen van de cocaïne voor de gezondheid van personen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801973-08
Uitspraakdatum: 27 februari 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 februari 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI Achterhoek, HvB De Kruisberg te Doetinchem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 november 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 13 november 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, onder meer - zakelijk weergegeven - inhoudende dat hij op 13 november 2008 met het vliegtuig vanuit Paraguay op Schiphol is aangekomen en op dat moment inwendig 100 bolletjes met daarin iets illegaals vervoerde;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 18 november 2008 (dossierparagraaf 2.3) onder meer - zakelijk weergegeven – inhoudende dat hij de door hem geslikte bollen van [naam] heeft gekregen, dat hij naar Spanje zou gaan en dat daar iemand naar hem toe zou komen en dat hij de bollen in het hotel zou moeten produceren of op een plek waar naar toe hij meegenomen zou worden en dat hij een beloning van 1000 USD zou krijgen;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 15 december 2008 (aanvullend proces-verbaal);
• een deskundigenrapport, te weten het rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 18 december 2008, opgemaakt door de vast gerechtelijk deskundige drs. M.M. Sarneel.
3.3 Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het medeplegen van de invoer van de cocaïne niet bewezen kan worden verklaard, omdat er geen sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte]. De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verweer het volgende.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zo bewust en nauw met elkaar hebben samengewerkt dat sprake is van medeplegen. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank (slechts) bewezen dat beide verdachten met elkaar hebben gereisd. Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat hij het transport heeft verricht in opdracht van ene [naam]. Medeverdachte [medeverdachte] heeft steeds verklaard dat hij de cocaïne in opdracht van ene [naam] heeft vervoerd. Beide verdachten hebben verklaard dat zij ieder voor zich de bollen met cocaïne en de vliegtickets hebben gekregen. De rechtbank acht daarmee niet bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk door een drugsorganisatie zijn geronseld en dat zij gezamenlijk de totale door hen geslikte hoeveelheid cocaïne hebben ingevoerd, maar (slechts) dat zij samen naar Nederland zijn gereisd. In zoverre is geen sprake van medeplegen van verdachte met zijn medeverdachte.
Echter, naar het oordeel van de rechtbank is wel sprake van medeplegen van de opzettelijke invoer van de door verdachte geslikte cocaïne, namelijk door verdachte met personen van de drugsorganisatie. Verdachte heeft immers van zijn opdrachtgever in Paraguay de bollen met daarin 1200 gram cocaïne in ontvangst genomen en die in zijn lichaam meegenomen naar Nederland, om vervolgens deze drugs in Spanje tegen een beloning van – naar hij heeft verklaard – USD 1000,-- weer aan iemand anders van de organisatie af te geven. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijke invoer van 1200 gram cocaïne met zijn opdrachtgever en degene voor wie die cocaïne bestemd was.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake van het samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] plegen van de opzettelijke invoer van 2116,4 gram cocaïne zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vier en twintig) maanden met aftrek van de tijd welke verdachte reeds heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat alle voorwerpen vermeld op de beslaglijst verbeurd worden verklaard.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 1200 gram van een materiaal bevattende cocaïne, waarbij verdachte ten behoeve van zijn mededaders als koerier heeft gefungeerd. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats. De rechtbank zal echter een vrijheidsstraf van kortere duur opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, met name omdat de rechtbank - anders dan de officier van justitie - uitgaat van de door verdachte zelf ingevoerde hoeveelheid van ongeveer 1200 gram cocaïne. De rechtbank acht - gelet op de persoon van de verdachte en de omstandigheden van het geval - een vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden en in overeenstemming met de straffen die door de rechtbank in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. De rechtbank houdt daarbij rekening met de regeling voorwaardelijke invrijheidsstelling zoals deze per 1 juli 2008 geldt.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur op haar plaats is.
6.3 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat alle onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de vliegbescheiden, de formulieren en het geld (1000 USD), dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid met behulp van de vliegbescheiden, formulieren en het geld, waarvan verdachte heeft verklaard dat hij dat geld van [naam] gekregen had om daarmee op elke plek aan te tonen dat hij voldoende geld te besteden had, zodat dat geld mitsdien diende voor het welslagen van het cocaïnetransport. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit geld en die goederen aan verdachte toebehoren.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: artikelen 33, 33a en 47.
Opiumwet: artikelen 2 en 10.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Vliegticket
- 1.00 STK Instapkaart
- 1.00 STK Instapkaart
- 1.00 STK Formulieren
- 1.00 STK Formulieren
- Geld buitenlands
10 bb van 100 dollar
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.H. Lips, voorzitter,
mr. R.E.A. Toeter en mr. L.M. Kos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.H.E. Laffrée,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2009.