ECLI:NL:RBHAA:2009:BI0516

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700916-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met bedreiging; geen geslaagde voltooide afpersing door ingeschakelde politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 25 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 3 december 2008 te Purmerend, waarbij de verdachte samen met anderen, of alleen, met geweld en bedreiging met geweld een geldbedrag van 12.000 euro van de slachtoffers eiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een dreigbrief had gestuurd naar de slachtoffers, waarin hij hen onder druk zette om het geld te betalen. De slachtoffers hebben echter de politie ingeschakeld, wat leidde tot de inzet van de politie om de verdachte te kunnen aanhouden. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een geslaagde afpersing, omdat de politie een tas met papier op de afgesproken plaats had achtergelaten, waardoor de beoogde wederrechtelijke bevoordeling niet had plaatsgevonden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde afpersing, maar achtte de poging tot afpersing wel bewezen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, waarbij rekening werd gehouden met zijn eerdere strafbare feiten en de impact van zijn daden op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700916-08
Uitspraakdatum: 25 maart 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 maart 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 03 december 2008 te Purmerend tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van 12.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s);
- een brief bij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in de brievenbus heeft/hebben gedaan en/of
- in die brief schrijft/schrijven dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] 12.000,- euro moeten betalen om zich vrij te kopen en/of
- in die brief persoonlijke dingen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aanhaalt/ aanhalen (waaronder de verwijzing naar een eerder steekincident waar die [slachtoffer 1] het slachtoffer van was en waarvan de dader nog altijd onbekend is gebleven) waaruit moet blijken dat zij in de gaten worden gehouden en/of
- in die brief stelt/stellen dat er kogels door de ruit geschoten worden om de zoon van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te pakken en/of
- in die brief eist/eisen dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de politie niet inschakelt/inschakelen en/of
- in die brief waarschuwt/waarschuwen dat indien het geld afleveren mislukt, hij/ze die [slachtoffer 1] weer zal/zullen pakken, dat hij/ze brand zal/zullen stichten en dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] pijnlijke feestdagen zal/zullen krijgen en/of
- in die brief schrijft/schrijven op welke manier het geld moet worden afgeleverd;
subsidiair
hij op of omstreeks 03 december 2008 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van 12.000,- euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), door
- een brief bij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in de brievenbus te doen en/of
- in die brief te schrijven dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] 12.000,- euro moet(en) betalen om zich vrij te kopen en/of
- in die brief persoonlijke dingen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan te halen (waaronder de verwijzing naar een eerder steekincident waar die [slachtoffer 1] het slachtoffer van was en waarvan de dader nog altijd onbekend is gebleven) waaruit moet blijken dat zij in de gaten worden gehouden en/of
- in die brief te stellen dat er kogels door de ruit geschoten worden om de zoon van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te pakken en/of
- in die brief te eisen dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de politie niet mag/mogen inschakelen en/of
- in die brief te waarschuwen dat indien het geld afleveren mislukt, hij/ze die [slachtoffer 1] weer zullen pakken, dat hij/ze brand zullen stichten en dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] pijnlijke feestdagen zullen krijgen en/of
- in die brief te schrijven op welke manier het geld moet worden afgeleverd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat, zoals ook door de raadsman is bepleit, niet is bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank was er geen sprake van een voltooide afpersing. Het oogmerk van verdachte was gericht op wederrechtelijke bevoordeling door middels bedreiging met geweld de slachtoffers te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag. De slachtoffers hebben evenwel na ontvangst van de dreigbrief, waarin afgifte van dit geldbedrag werd geëist, de politie ingeschakeld. De politie heeft vervolgens, teneinde de verdachte te kunnen onderkennen en aanhouden, op de afgesproken plaats en tijd een tas met daarin papier gedeponeerd. Daarmee is aan verdachte weliswaar enig goed afgegeven, maar heeft niet de door verdachte met de afpersing beoogde wederrechtelijke bevoordeling plaatsgevonden. Van een geslaagde, voltooide afpersing was dan ook geen sprake.
3.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 3 december 2008 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 12.000,- euro, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
- een brief bij die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de brievenbus heeft gedaan en
- in die brief heeft geschreven dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] 12.000,- euro moeten betalen om zich vrij te kopen en
- in die brief persoonlijke dingen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft aangehaald, waaronder de verwijzing naar een eerder steekincident waar die [slachtoffer 1] het slachtoffer van was en waarvan de dader nog altijd onbekend is gebleven, waaruit moet blijken dat zij in de gaten worden gehouden en
- in die brief heeft gesteld dat er kogels door de ruit geschoten worden om de zoon van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te pakken en
- in die brief heeft geëist dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de politie niet mogen inschakelen en
- in die brief heeft gewaarschuwd dat indien het geld afleveren mislukt, ze die [slachtoffer 1] weer zullen pakken, dat ze brand zullen stichten en dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] pijnlijke feestdagen zullen krijgen en
- in die brief heeft geschreven op welke manier het geld moet worden afgeleverd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 11 maart 2009 afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 3 december 2008, met als bijlage een kopie van de brief van verdachte (dossierpagina 45 e.v.).
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op: poging tot afpersing.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van hetgeen primair is ten laste gelegd, met uitzondering van het tenlastegelegde medeplegen; en
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 27 januari 2009 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing door middel van dreiging met geweld in een brief. Verdachte eiste van de slachtoffers een bedrag van 12.000 euro waarmee zij zich zouden kunnen ‘vrijkopen’. Verdachte is daarbij planmatig te werk gegaan. Zo heeft hij de slachtoffers in de bewuste brief laten merken dat hij hen gedurende een (lange) periode voorafgaand aan het afleveren van de brief heeft geobserveerd. Tevens wordt in de brief gerefereerd aan een eerder voorval, waarbij aangeefster [slachtoffer 1] het slachtoffer is geworden van een steekpartij en waarvan de dader tot op heden onbekend is gebleven. Door details te vermelden waaruit verdachtes observatie van de slachtoffers blijkt, door te verwijzen naar het eerdere voorval waarbij aangeefster [slachtoffer 1] het slachtoffer was geworden, door in de brief te spreken over ‘wij’ als afpersers om meer druk uit te oefenen, door bedreigingen te uiten aan het adres van de slachtoffers én hun zoon en door instructies te geven voor de aflevering van het geldbedrag, heeft de verdachte getracht de slachtoffers te bewegen tot afgifte van een behoorlijk geldbedrag. Verdachte heeft dit gedaan vanuit financiële beweegredenen. Hij heeft zich daarbij louter laten leiden door zijn eigen behoeften en zich geen moment bekommerd om zijn slachtoffers. Afpersing is een zeer ernstig feit. Dergelijke feiten laten vaak diepe sporen na in het emotionele welzijn van de slachtoffers, hetgeen in onderhavige zaak ook het geval is zo blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de slachtoffers waarin zij de gevolgen die het feit voor hen heeft gehad en nog steeds heeft, uiteen hebben gezet.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en ter zake van onder meer een overval in een woning met bedreiging van geweld tot een (forse) vrijheidsstraf is veroordeeld. Dit heeft hem er blijkbaar niet van weerhouden thans wederom zijn slachtoffers te bedreigen met geweld.
De door de rechtbank op te leggen vrijheidsbenemende straf is evenwel lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig (20) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. T. van Muijden, voorzitter,
mr. E.C.M. van Mierlo en mr. J. Snitker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Zoethout,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2009.
mr. J. Snitker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.