ECLI:NL:RBHAA:2009:BI0374

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-667163-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte wegens niet bewezen belediging van een groep mensen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 7 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belediging van een groep mensen, specifiek moslims en/of allochtonen, op basis van hun ras en/of godsdienst. De tenlastelegging betrof uitlatingen die de verdachte op zijn website had geplaatst tussen 5 december 2006 en 30 juni 2008. De officier van justitie vorderde een werkstraf van 80 uren, maar de rechtbank oordeelde dat de uitlatingen niet als beledigend konden worden gekwalificeerd volgens de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft de context van de gewraakte uitlatingen zorgvuldig onderzocht. De verdachte had aangevoerd dat de teksten niet door hem waren geschreven, maar door een groep medewerkers. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte als beheerder en eigenaar van de website verantwoordelijk was voor de inhoud. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen niet specifiek gericht waren op een groep mensen op basis van hun ras of godsdienst, en dat de termen die gebruikt werden niet evident beledigend waren.

Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat geen van de gewraakte uitlatingen beledigend was voor een groep mensen zoals bedoeld in artikel 137c en 137e van het Wetboek van Strafrecht. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van context bij het beoordelen van uitlatingen en de noodzaak om te bepalen of deze uitlatingen daadwerkelijk beledigend zijn voor een specifieke groep.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/667163-08
Uitspraakdatum: 7 april 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 maart 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 december 2006 tot en met 30 juni 2008 te Krommenie, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, zich in het openbaar, bij geschrift, (telkens) opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen te weten moslims en/of allochtonen, wegens hun ras en/of godsdienst en/of levensovertuiging en daarvan een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij (in zijn hoedanigheid van beheerder en/of houder van voornoemde site) op een weblog, althans op een website (met de url: [website]), onder andere de volgende woorden, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, geplaatst en/of gezet en/of niet van de weblog en/of site afgehaald:
- "Zo'n berberaap of kakkerlak (Turkse agent) moet u gewoon binnenlaten" en/of
- "Moslims (...) blijf in uw woestijn en ga nog eens fijn van bil met een van uw kamelen" en/of
- "We hebben ze (allochtonen/moslims) als waarde gasten behandeld. Althans voordat ze onze blondines gingen verkrachten" en/of
- "Met een invasie van meer dan een miljoen berberapen kunnen we spreken over een dreigende Derde Wereldoorlog" en/of
- "Ratten die ons het liefst allemaal zouden willen afslachten omdat we ongelovige onreine varkens zijn".
2. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Oordeel van de rechtbank
4.1. Bewijsmiddelen en overwegingen
De eerste vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte de teksten zoals deze op de tenlastelegging zijn weergegeven, zelf heeft geschreven.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangevoerd dat de artikelen voor de website mede worden geschreven door een groep van vijf tot tien medewerkers, van wie hij de namen niet wenste te noemen.
De rechtbank zijn echter geen feiten of omstandigheden kenbaar geworden waaruit blijkt dat meerdere personen artikelen schrijven voor de website van verdachte. Uit de redactie van de website valt dit naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval niet op te maken, nu boven alle artikelen die zich in het dossier bevinden staat vermeld dat deze zijn ‘gepost’ door [verdachte] en waarvan verdachte ter zitting heeft aangegeven dat hij daarmee wordt bedoeld.
De rechtbank stelt vast dat de website naar zijn uitingsvorm de website van (alleen) verdachte is, dat de domeinnaam op naam van verdachte is geregistreerd en dat verdachte bovendien zowel beheerder als eigenaar van de site is. Voorts is ter zitting gebleken dat verdachte de volle verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van de artikelen die op de website zijn geplaatst daar verdachte heeft aangegeven de eindredactie van de website te voeren en als enige de bevoegdheid heeft om, eventueel, aanstootgevende teksten van de website te verwijderen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het uitsluitend verdachte is geweest die de gewraakte teksten heeft geschreven en op de website heeft geplaatst.
De rechtbank houdt verdachte dan ook verantwoordelijk voor de teksten die op zijn website zijn gepubliceerd, zoals deze in de tenlastelegging staan vermeld.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de teksten zoals deze in de tenlastelegging zijn weergegeven, nooit op die manier en in die vorm op de website te zien zijn geweest, zodat hij reeds om die reden zou moeten worden vrijgesproken. Verdachte heeft hiertoe aangevoerd dat de woorden of zinsneden ‘(Turkse agent)’, ‘Moslims’ en ‘(allochtonen/moslims)’ niet op die plaats in de oorspronkelijke tekst waren opgenomen.
De rechtbank verwerpt het verweer van verdachte en overweegt hiertoe het volgende. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat voornoemde woorden aan de tenlastelegging zijn toegevoegd om de verweten uitlatingen duidelijker weer te geven. De rechtbank volgt de officier van justitie in zijn verklaring, maar benadrukt dat zij in de beoordeling van de verweten uitlatingen voornoemde woorden/zinsneden niet zal meenemen en dat zij de gewraakte uitlatingen zal bezien in de context van de artikelen waarin de uitlatingen op de website zijn geplaatst.
De volgende vraag die aan de rechtbank voorligt, is of de desbetreffende teksten beledigend zijn voor een groep personen wegens hun ras, godsdienst of levensovertuiging, hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijk, psychische of verstandelijke handicap, als bedoeld in artikel 137c en/of 137e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal hiertoe alle in de tenlastelegging genoemde uitingen afzonderlijk bespreken.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat de voorliggende kwestie geen betrekking heeft op de vraag of de gewraakte uitlatingen al dan niet in strijd zijn met de goede smaak of de betamelijkheid. Die vraag zal de rechtbank dan ook niet beantwoorden. De vraag die moet worden beantwoord is of de gewraakte uitlatingen de strafbare belediging van een groep mensen opleveren, als bedoeld in artikel 137c en/of 137e van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat zij bij de beoordeling van deze vraag is gebonden aan de uitlatingen zoals die in de tenlastelegging zijn opgenomen. Andere uitlatingen die zijn gedaan op de desbetreffende website, zelfs al bevindt de tekst daarvan zich in het onderhavige strafdossier, liggen thans niet ter beoordeling voor.
1e streepje: ‘Zo’n berberaap of kakkerlak moet u gewoon binnenlaten’
Deze uitlating is gedaan in een artikel met de titel ‘Eerdere discriminatie breekt de politie op.’ De eerste alinea van dit artikel luidt – voor zover van belang – als volgt:
‘Ongeoorloofde discriminatie is stout. Bij de politie kunnen ze daar steeds vaker over meepraten. Bent u nou helemaal betoeterd om uw eigen land, volk en identiteit na te streven en een Turkse agent te weigeren aan de deur? Niks eigen haard is goud waard. Zo’n berberaap of kakkerlak moet u gewoon binnenlaten als hij, nadat hij na 10 minuten achter de schutting heeft gestaan terwijl uw buurman u bewerkte met een ijzeren staaf, eindelijk eens bij u binnen wil komen. Vragen om een Nederlandse agent als u van mening bent dat buitenlanders hier niks te zeggen hebben is niet zo beleefd.’
De rechtbank is van oordeel dat deze uitlating geen betrekking heeft op een specifieke groep mensen die zich op grond van één van de in artikel 137c en/of 137e van het Wetboek van Strafrecht genoemde kenmerken laat onderscheiden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank uit de context van de gewraakte uitlating niet duidelijk geworden dat deze zou zien op een dergelijke specifieke groep. Van een beledigende uitlating voor een groep mensen in de hierboven bedoelde zin is dan ook geen sprake.
2e streepje: ‘Blijf in uw woestijn en ga nog eens fijn van bil met een van uw kamelen”
Deze uiting is in een artikel onder de titel ‘Lange tenen en kleine pik hard aanpakken’ geplaatst onder het kopje ‘Radicale moslims willen overheersen.’ De context van de gewraakte uitlating luidt – voor zover van belang – als volgt:
‘In het artikel stelt HUT, bestaande uit extreme radicale moslimterroristen, dat ze de vrijheid van meningsuiting niet respecteren omdat ze de democratie verwerpen. Rot dan lekker op naar uw eigen land. Met zulke moslimterroristen moeten we niet praten. Die moeten we het land uitschoppen.
Wat komen moslims hier in hemelsnaam doen als ze onze regels, wetten en democratie niet respecteren? Blijf in uw woestijn en ga nog eens fijn van bil met een van uw kamelen. Haatzaaien, oproepen tot geweld en het afzweren van de democratie? We moeten u niet! Zij hebben daar geen boodschap aan. Opeens komt de ware aard van die dwazen naar boven. “Wat jullie nodig hebben is een zware bomaanslag” zeggen ze ons toe. Zo, het hoge woord is eruit.’
Gelet op de omliggende tekst van de desbetreffende uitlating, is de rechtbank van oordeel dat deze uitlating ziet op radicale moslims dan wel moslimterroristen vanwege het extreme gedrag dat de auteur van het artikel hen verwijt. De uiting ziet – anders dan de redactie van de tenlastelegging lijkt te veronderstellen – naar het oordeel van de rechtbank niet in algemene zin op moslims juist vanwege hun religie. Derhalve is ook deze uitlating niet op te vatten als beledigend voor een groep mensen in de zin van artikel 137c en/of 137e van het Wetboek van Strafrecht.
3e streepje: ‘We hebben ze als waarde gasten behandeld. Althans voordat ze onze blondines gingen verkrachten.’
De uiting die onder het derde gedachtestreepje is opgenomen in de tenlastelegging is op de website van verdachte geplaatst in een artikel met de titel ‘Wie allochtonen zaait zal haat oogsten’ onder het kopje ‘Verschil geïllustreerd’ – ‘Haat op pure walging’. De alinea waarin de gewraakte uitlating is geplaatst, luidt – voor zover van belang – als volgt.
‘Allochtonen in ons land koesteren geen haat jegens het Westen omdat wij in het Westen ze onze cultuur op hebben gedrongen. Ze haten omdat ze de wereld willen domineren. Ze zijn vrijwillig hier gekomen. Sterker nog: we hebben ze als waarde gasten behandeld. Althans voordat ze onze blondines gingen verkrachten.’
Gelet op de context van de gewraakte uitlating is de rechtbank van oordeel dat deze uitlating ziet op allochtonen in het algemeen. Dit is echter geen groep personen die zich laat onderscheiden op grond van ras, godsdienst of levensovertuiging of enig ander criterium dat wordt genoemd in de artikelen 137c en/of 137e van het Wetboek van Strafrecht. De uitlating ziet daarom niet op een ‘groep mensen’ en valt om die reden buiten de reikwijdte van deze artikelen.
4e en 5e streepje. De uitlatingen die onder het vierde en vijfde gedachtenstreepje zijn ten laste gelegd, bevinden zich beide in een artikel met de titel ‘[naam] subsidieert haathuis’. De omliggende tekst van deze uitlatingen luidt – voor zover van belang – als volgt:
‘De moskee is geen haathut en [naam] is geen Jood die achter het huis van de islam zit; geen bouwwerk van het meest verachtelijke volk ter wereld.
We zouden het graag willen geloven, maar helaas mensen, zowel de geschiedenis als het heden vertellen ons andere dingen. De islam is in Nederland en de rest van de Westerse landen wel degelijk een probleem. Met een invasie van meer dan 1 miljoen berberapen kunnen we spreken over een dreigende Derde Wereldoorlog. Nazi’s waren daar niks bij. Vijanden van ons volk zijn thans hen die een agressieve cultuur ondersteunen. Ratten die ons het liefst allemaal zouden willen afslachten omdat we ongelovige onreine varkens zijn. Zij kunnen hierdoor tevens als extreme bedreiging worden gezien. Of ze nu socialist, Jood of blank zijn. Helaas zien we steeds meer mensen bij ze aansluiten. Het is alsof ze het gevaar niet willen zien. Ze tonen zich keiharde landverraders die onder het mom van “we willen vrede” met opzet criminelen en terrorisme verheerlijken en faciliteren.’
De rechtbank zal beide uitlatingen afzonderlijk bespreken.
4e streepje: “Met een invasie van meer dan een miljoen berberapen kunnen we spreken over een dreigende Derde Wereldoorlog”
Het is de rechtbank, gelet op de context en de teneur van het betreffende artikel, in de eerste plaats niet duidelijk op welke groep mensen de term ‘berberapen’ zou moeten slaan. De uitlating zou betrekking kunnen hebben op moslims, maar mogelijk ook op Marokkanen of het Berbervolk in Noord Afrika. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet evident.
Voorts staat, indien de term op moslims zou slaan, niet vast dat deze groep mensen wordt beledigd vanwege het geloof dat zij aanhangen. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de term ‘berberapen’, hoewel weinig flatteus, niet evident beledigend is in de zin van de artikelen 137c en 137e van het Wetboek van Strafrecht. Als eerder opgemerkt gaat het hier enkel om de toetsing aan deze artikelen en niet om de vraag of deze uitingen zijn te karakteriseren als eenvoudige belediging.
5e streepje: “Ratten die ons het liefst allemaal zouden afslachten omdat we ongelovige onreine varkens zijn.”
Ook ten aanzien van deze uitlating is de rechtbank, mede gelet op de tekst waarin deze is geplaatst, niet geheel duidelijk op welke groep mensen de uitlating betrekking heeft. Deze zou kunnen zien op moslims, maar ook – zoals verdachte ter terechtzitting heeft betoogd – meer bepaald op moslimterroristen. Nu niet vast staat dat de uitlating gericht is tegen een groep mensen die zich onderscheidt op grond van (in dit geval) godsdienst of levensovertuiging, namelijk moslims, is ook deze uitlating naar het oordeel van de rechtbank niet op te vatten als de belediging van een groep mensen.
4.2. Vrijspraak
Nu geen van de gewraakte uitlatingen naar het oordeel van de rechtbank beledigend is voor een groep mensen als bedoeld in artikel 137c dan wel 137e van het Wetboek van Strafrecht, is hetgeen verdachte ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
6. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. van der Lelie, voorzitter,
mr. F.F.W. Brouwer en mr. A.P.W. Duijkersloot, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M. Brugman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2009.
Mr. Duijkersloot is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.