ECLI:NL:RBHAA:2009:BH9798

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700853-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van straatroof met nepvuurwapens in Haarlem

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 27 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij de beroving van twee jongens in een park te Haarlem op 22 juli 2008. De verdachten bedreigden de slachtoffers met nepvuurwapens en dwongen hen waardevolle goederen, waaronder mobiele telefoons en een horloge, af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van afpersing en diefstal, waarbij de rechtbank oordeelde dat hij op een nauwe en bewuste wijze heeft samengewerkt met zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uren. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die de slachtoffers hadden geleden. De rechtbank heeft de ernst van het feit benadrukt, ondanks het gebruik van nepvuurwapens, en heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak is gedaan in het kader van de toepassing van het volwassenen strafrecht, aangezien de verdachte op het moment van de feiten 18 jaar oud was.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700853-08
Uitspraakdatum: 27 februari 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 februari 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juli 2008 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk:
- om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een portemonnee (inhoudende een identiteitskaart en/of meerdere (bank)pas(sen) en/of een geld(bedrag)) en/of een horloge (merk Fossil) en/of een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson en/of kleur zwart en/of i-meinummer [nummer]) en/of een simkaart (serienummer [nummer]) en/of een mobiele telefoon (merk Samsung en/of kleur zwart en/of i-meinummer [nummer]) en/of een simkaart (serienummer [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
- van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende een identiteitskaart en/of meerdere (bank)pas(sen) en/of een geld(bedrag)) en/of een horloge (merk Fossil) en/of een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson en/of kleur zwart en/of i-meinummer [nummer]) en/of een simkaart en/of en/of een mobiele telefoon (merk Samsung en/of kleur zwart en/of i-meinummer [nummer]) en/of een simkaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of een van zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,verdachte, en/of zijn mededader(s):
- met zijn/hun (rechter)arm naar voren gestoken en/of daarin vasthebbende een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] is afgelopen en/of
- met zijn/hun (vuur)wapen(s) achter en/of gericht op het/de hoofd(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn gaan staan en/of
- terwijl zij/hij de/het (vuur)wapen had(den) gericht op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Alles inleveren. Vooral de telefoons" en/of "Geef je mobiel" en/of "Je moet ook je horloge inleveren", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewijs
Op de avond van 22 juli 2008 vindt in de Haarlemmerhout in Haarlem een diefstal en afpersing onder dreiging van geweld (hierna te noemen: beroving) plaats waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die daar op een bankje zaten, zijn beroofd van een aantal goederen waaronder mobiele telefoons, een portemonnee, een horloge en sigaretten. Terwijl zij op dat bankje zitten komen drie jongens op twee scooters voorbij gereden. Kort hierna komen deze drie jongens terug waarna een praatje volgt tussen de slachtoffers en de verdachten 1,2. Na dit korte gesprek lopen de drie verdachten terug naar hun scooters. Vervolgens worden door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de neppistolen getrokken die zij bij zich hebben en zij bedreigen hiermee de aangevers. Verdachte staat op dat moment op korte afstand van de beroving bij de scooters 3. Een van de medeverdachten zet zijn wapen op het hoofd van [slachtoffer 1] en met het andere wapen worden beide jongens bedreigd. [medeverdachte 2] zegt tegen de aangevers: ‘Alles inleveren. Vooral de telefoons’, ‘Geef je mobiel’ en ‘Je moet ook je horloge inleveren’ waarop de aangevers hun telefoons, horloge en sigaretten afgeven en de overvallers de spullen die al op het bankje lagen weg nemen. Hierna zijn de drie jongens weggereden op hun scooters. Enkele dagen voor dit feit heeft verdachte de twee neppistolen, die hij mee had genomen uit Turkije, aan [medeverdachte 2] gegeven waarvan er later één is zwart gespoten. 4
Door en namens verdachte zijn voorgaande constateringen niet weersproken.
Ter terechtzitting is evenwel betoogd dat verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de rol die verdachte bij de beroving heeft gespeeld die is van een medeplichtige. Weliswaar heeft verdachte aan zijn medeverdachten de nepvuurwapens geleverd, maar op dat moment wist hij niet dat deze gebruikt gingen worden bij een dergelijk strafbaar feit. Daarnaast heeft verdachte tijdens de beroving slechts bij de scooters staan wachten. Daar heeft hij niet op de uitkijk gestaan maar is daar slechts blijven wachten, omdat hij heeft gezegd dat hij niet mee wilde doen aan de beroving. De slachtoffers hebben verdachte wel zien staan, maar aan de beroving nam hij geen deel en omdat hij op enige afstand stond, droeg hij ook niet bij aan de dreigende situatie. Bovendien blijkt uit het rapport van de reclassering dat van verdachte niet kon worden verlangd dat hij wegliep of zijn medeverdachten trachtte te weerhouden dit feit te plegen. Verdachte durfde dat niet. Hij is een verlegen jongen die heeft gedaan wat in zijn mogelijkheden lag om zich aan de beroving te onttrekken. Op grond hiervan kan niet gezegd worden dat verdachte medepleger is geweest van het tenlastegelegde feit, aldus de raadsman.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat verdachte op een nauwe en bewuste wijze heeft samengewerkt met zijn medeverdachten zodat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt:
Op de avond van de beroving is verdachte opgehaald door zijn medeverdachten. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij alle drie wisten van het plan om iemand te beroven 5. Verdachte is met zijn medeverdachten rond gaan rijden op twee scooters op zoek naar een slachtoffer 6. Nadat zij de twee slachtoffers hadden gezien en zij het er met zijn drieën over eens waren dat deze jongens het slachtoffer zouden worden 7, hebben de twee medeverdachten daadwerkelijk de beroving gepleegd. Verdachte is toen bij de scooters blijven staan en na het feit zijn zij met zijn drieën weggereden.
Daarnaast heeft verdachte de wapens geleverd waarvan hij op enig moment vóór de feitelijke beroving wist dat deze gebruikt zouden gaan worden bij de beroving 8. Hoewel verdachte kort voor de beroving heeft gezegd dat hij niet mee wilde doen heeft hij zich ook geen moment van dit feit gedistantieerd. Verdachte heeft zijn medeverdachten niet getracht ervan te weerhouden, heeft de wapens niet teruggevraagd en hij is ook niet naar huis gegaan, terwijl daartoe wel de mogelijkheid bestond.
Deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien maken, dat naar het oordeel van de rechtbank verdachte op een nauwe en bewuste wijze met zijn medeverdachten heeft samengewerkt en dat derhalve sprake is van medeplegen.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 22 juli 2008 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk:
- om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een horloge merk Fossil en een mobiele telefoon merk Samsung en kleur zwart en i-meinummer [nummer] en een simkaart serienummer [nummer], toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
en
- van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee inhoudende een identiteitskaart en meerdere (bank)passen en geld en een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson, kleur zwart en i-meinummer [nummer]) en een simkaart toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en aan zichzelf en aan zijn mededaders het bezit van het gestolene te verzekeren.
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, of zijn mededaders:
- met hun arm naar voren gestoken en daarin vasthebbende een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] is afgelopen en
- met hun vuurwapens achter en gericht op de hoofden van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gaan staan en
- terwijl zij de vuurwapens hadden gericht op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezegd: "Alles inleveren. Vooral de telefoons" en "Geef je mobiel" en "Je moet ook je horloge inleveren".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van afpersing
en
Medeplegen van diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie gevorderd de vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geheel toe te wijzen en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot een bedrag van € 1.349,95 met bepaling dat deze hoofdelijk worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals uit het onderzoek ter terechtzitting en de bespreking aldaar van het rapport van de Reclassering d.d. 23 december 2008 en het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 11 november 2008 is gebleken. Uit dit uittreksel blijkt dat verdachte in het verleden niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan de beroving van twee jongens in een park. Verdachte en zijn medeverdachten hebben op scooters door het park gereden op zoek naar een slachtoffer om te beroven. Nadat zij de latere slachtoffers waren gepasseerd was een kort hoofdknikje voldoende om hun plan tot uitvoering te brengen. Teneinde de slachtoffers te beroven hebben de medeverdachten de jongens bedreigd met, naar later bleek, nepvuurwapens. De slachtoffers hebben onder dreiging van deze vuurwapens waardevolle goederen afgegeven en de medeverdachten hebben goederen die voor de jongens op het bankje lagen weggenomen.
Een dergelijke strafbaar feit is zeer ernstig nu verdachte en zijn medeverdachten zich louter hebben laten leiden door hun eigen behoeften en zich geen moment hebben bekommerd om hun slachtoffers. Dat het feit niet is gepleegd met echte vuurwapens doet aan de ernst van het feit niet wezenlijk af nu slachtoffers van dergelijke feiten een echt en een nepvuurwapen doorgaans niet van elkaar kunnen onderscheiden. Naast de materiële schade die de slachtoffers hierdoor lijden vanwege de goederen die zij kwijt zijn geraakt, laten dit soort feiten vaak diepe sporen na in het emotionele welzijn van de slachtoffers zoals blijkt uit de vorderingen van de benadeelde partijen waarin zij de gevolgen van deze feiten uiteen hebben gezet. Daarnaast brengen dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid met zich voor de samenleving in het algemeen.
De rechtbank merkt op, dat de officier van justitie bij een eis van twaalf maanden gevangenisstraf waarvan zes voorwaardelijk – kennelijk – de rol van verdachte in deze op zichzelf zeer ernstige zaak anders waardeert dan de rechtbank. Hoewel verdachte, zoals hiervoor onder 3.1 is overwogen, aangemerkt wordt als medepleger is de rechtbank van oordeel dat de rol die verdachte bij de feitelijke beroving heeft gehad een lagere straf rechtvaardigt dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ten voordele van verdachte tevens rekening gehouden met zijn jeugdige leeftijd hoewel op verdachte, in tegenstelling tot zijn medeverdachten, het volwassenen strafrecht van toepassing is. Verdachte is bovendien nooit eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Reclassering gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank acht op grond van de ernst van de feiten tevens een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.635,68 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 1.230,18 billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Deze schadevergoeding bestaat uit € 330,18 materiële en € 900,- immateriële schade. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 1.230,18.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.649,95 ingediend tegen verdachte wegens schade die hij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 949,95 billijk voor. Deze schadevergoeding bestaat uit € 49,95 materiele en € 900,- immateriële schade. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 949,95.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 312, 317
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat een gedeelte groot 83 (drieëntachtig) dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel dat verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 200 (tweehonderd) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 1.230,18 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer [nummer] (tnv [begunstigde]), tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.230,18, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 949,95 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 949,95, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 18 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis van de verdachte.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. van der Lelie, voorzitter,
mr. A.C.M. Rutten en mr. M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2009.
Noten:
1 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (dossierpagina 46)
2 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (dossierpagina 30)
3 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 10 november 2008 (dossierpagina 40)
4 Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2009, inhoudende – voor zover van belang – de verklaring van verdachte
5 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] (dossierpagina 43)
6 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte (dossierpagina 44)
7 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] (dossierpagina 43)
8 Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2009, inhoudende – voor zover van belang – de verklaring van verdachte