RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/700618-08
Uitspraakdatum: 13 maart 2009
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 februari 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteland],
zonder vaste woon of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I.V. HvB Nieuwersluis te Nieuwersluis.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair
zij op of omstreeks 16 augustus 2008 te Haarlem opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, deze [slachtoffer] een of meermalen met een mes in diens hart gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair
zij op of omstreeks 16 augustus 2008 te Haarlem opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet deze [slachtoffer] een of meermalen met een mes in diens hart gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1 Vrijspraak
De rechtbank is – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd en overweegt daartoe als volgt.
In het dossier zitten weliswaar diverse aanwijzingen die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van voorbedachten rade bij verdachte ten tijde van het steken met het mes van het slachtoffer, deze zijn echter onvoldoende sterk om te komen tot de overtuiging dat daarvan sprake is geweest. Verdachte moet derhalve van het onder 1 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
zij op 16 augustus 2008 te Haarlem opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet deze [slachtoffer] eenmaal met een mes in diens hart gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.3 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin zij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat ze [slachtoffer] op 16 augustus 2008 eenmaal met het mes in zijn borst heeft gestoken;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2008 (mutatienummer PL1228/08-099744, dossierpagina 60 e.v.), inhoudende – zakelijk weergegeven - onder meer dat verbalisanten op 16 augustus 2008, omstreeks 10.30 uur, in een kamer op de [adres] te Haarlem een bebloede man met een steekwond in zijn linkerborst aantroffen en dat het slachtoffer per ambulance naar het ziekenhuis is vervoerd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (mutatienummer PL1228/08-099744, dossierpagina 64 e.v. ), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer dat in het Kennemergasthuis te Haarlem bij het slachtoffer [slachtoffer] op 16 augustus 2008 om 11.50 uur de dood is geconstateerd;
• het deskundigenrapport, te weten een rapportage van het pathologisch onderzoek naar aanleiding van de dood van [slachtoffer], opgemaakt door dr. R. Visser, arts en patholoog, d.d. 3 september 2008 (dossiernummer PL1266/08-545138, dossierpagina 116 e.v.), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer dat bij [slachtoffer] het intreden van de dood kan worden verklaard door bij de sectie gebleken steekletsel in de borst, onder meer met perforatie van het hart en gepaard gaande met massaal bloedverlies en weefselschade.
4. Strafbaarheid van het feit
Noodweer
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat op het moment van steken met het mes door verdachte sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanval door het latere slachtoffer jegens verdachte waartegen verdachte zich mocht verdedigen op de wijze waarop zij dat heeft gedaan. Derhalve is sprake geweest van een noodweersituatie, aldus de raadsman van verdachte.
De rechtbank passeert dit beroep op noodweer en overweegt daartoe als volgt.
Voor een geslaagd beroep op noodweer in de zin van artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht dient onder meer sprake geweest te zijn van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De rechtbank is echter van oordeel dat van een dergelijke verdediging geen sprake is geweest nu verdachte – nadat zij naar haar eigen zeggen van het slachtoffer een klap in het gezicht had gekregen – van het bed naar het aanrecht in de keuken is gegaan, daar een keukenmes heeft gepakt, vervolgens weer is teruggegaan naar de slaapkamer en het slachtoffer – toen deze op de bedrand zat en aanstalten maakte om op te staan – met het mes heeft gestoken. De door verdachte gestelde ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, te weten de klap van verdachte, was op het moment dat verdachte de slaapkamer verliet, reeds beëindigd, zodat voor verdachte geen noodzaak bestond weer terug naar het slachtoffer de slaapkamer in te gaan om zich aldaar tegen hem te verdedigen. Sterker nog, door aldus te handelen heeft verdachte het slachtoffer juist weer opgezocht terwijl zij op dat moment het huis ook had kunnen verlaten. Nadat verdachte het slachtoffer had gestoken is zij immers ook direct naar buiten gelopen om hulp te gaan halen. Dat de woning waar verdachte en het slachtoffer zich bevonden relatief klein was, doet aan het voorgaande niet af.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
5. Strafbaarheid van verdachte
Noodweerexces
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat het steken met het mes door verdachte het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging bij verdachte, namelijk angst, die het gevolg was van de ogenblikkelijke wederrechterlijke aanranding jegens verdachte. Voor zover de grenzen van de noodzakelijke verdediging zouden zijn overschreden, is dat naar de opvatting van de verdediging, toe te schrijven aan de hevige gemoedsbeweging van verdachte, die eerder door het latere slachtoffer is veroorzaakt.
Gelet op het hiervoor onder 4. overwogene is geen sprake geweest van een situatie waarin verdachte zich met recht op noodweer kan beroepen, gaat voormeld beroep van de verdediging op noodweerexces evenmin op.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft bij de formulering van de eis niet de conclusies van de dubbelrapportage mee in aanmerking genomen.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwerpen, opgenomen op de beslaglijst onder de nummers 2 (geld Nederlands) 7, 9 tot en met 15 en 17, aan verdachte dienen te worden teruggegeven. De voorwerpen, op de beslaglijst opgenomen onder de nummers 1a, 1, 2 (GSM-toestel van het merk Nokia), 3 (2 voorwerpen, te weten ondergoed van het slachtoffer en een systeemkast), 4 tot en met 6 en nummer 8 dienen terug te worden gegeven aan de nabestaanden van het slachtoffer [slachtoffer]. Ten aanzien van de sleutelbos, genoemd onder nummer 16 van de beslaglijst, heeft de officier van justitie de onttrekking aan het verkeer gevorderd.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van:
- het door G.M. Jansen, psycholoog, opgestelde psychologisch Pro Justitia rapport van 2 december 2008;
- het door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater, opgestelde psychiatrisch Pro Justitia rapport van 5 februari 2009;
- het door de Reclassering Nederland uitgebrachte voorlichtingsrapport van 14 november 2008.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag. Op 16 augustus 2008 heeft verdachte het slachtoffer, met wie zij 5 jaren een relatie heeft gehad, in zijn eigen woning, om het leven gebracht. Tussen verdachte en het slachtoffer was een ruzie ontstaan in verband met het feit dat verdachte een huwelijksakte in de koffer van het slachtoffer had aangetroffen en haar partner mogelijk buiten medeweten van verdachte getrouwd was met een andere vrouw in Pakistan. Tijdens deze ruzie heeft de verdachte uiteindelijk eenmaal met een mes op het slachtoffer ingestoken en hem daarbij in het hart geraakt. Daarop is hij in elkaar gezakt en is hij korte tijd later in het ziekenhuis tijdens een levensreddende operatie aan zijn verwonding overleden.
Verdachte heeft op deze brute wijze het 30-jarige slachtoffer het meest fundamentele recht, te weten het recht op leven, ontnomen. Deze gewelddadige dood moet een diepe wond hebben geslagen in het leven van de nabestaanden van het slachtoffer en onherstelbaar groot leed hebben veroorzaakt.
Verdachte heeft zich door het bovenstaande schuldig gemaakt aan één van de ernstigste misdrijven die onze samenleving kent, behorende tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde die hevige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij op dergelijke drastische wijze het leven van een jonge man heeft beëindigd. Het feit dat de steekpartij een voorgeschiedenis heeft doet aan de ernst van het feit niet af.
Bij de beslissing over de op te leggen straf heeft de rechtbank ten voordele van verdachte in aanmerking genomen dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Op dat punt neemt de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, de conclusies van de rapporten van de psycholoog Jansen en de psychiater Gerritsen over. Hoewel de ernst van het bewezen geachte feit oplegging van een straf als door de officier van justitie geëist rechtvaardigt, zal de rechtbank, gelet op de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van het strafbare feit, een matiging toepassen bij de op te leggen straf.
Op grond van al het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht artikel: 289.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan rechthebbenden, te weten de nabestaanden van het slachtoffer [slachtoffer], van:
1a) Geld Nederlands (450,= uit portemonnee nr 1)
1) 1.00 STK Portemonnee bankp.giro.ns-p.telefkrt, bromfietscert.
2) 1.00 STK GSM-toestel NOKIA 3943.JA.022
3) 1.00 STK Ondergoed Kl: zwart Door slachtoffer gedragen ttv het incident
3) 1.00 STK Diverse SYSTEEMKAST ibm kdgx9zm type 8303-42G
4) 1.00 STK Diverse Kl:zilver USB STICK sitecom wl17274402399
5) 1.00 STK Notitieboekje Kl:oranje
6) 1.00 STK Notitieboekje Kl:rood
8) 1.00 STK Bankafschrift POSTBANK op naam van [slachtoffer]
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
16) 2.00 STK Sleutelbos voorzien van sleutelkoord code 2.016
Gelast de teruggave aan verdachte van:
2) Geld Nederlands € 3050,00 53 x 50 en 20 x 20 uit rugtas
7) 1.00 STK Bon kennemergasthuis afd radiologie 31-10-1971
9) 1.00 STK Rugzak Kl:rood KAPPA
10) 4.00 STK Handschoen RUBBER
11) 1.00 STK Jas Kl:blauw RENAULT regen
12) 1.00 STK Shirt Kl:oranje WE
13) 1.00 STK Medicijn heel veel medicijnen code 2.013
14) 7.00 STK Toiletartikel CLINIQUE
15) 1.00 STK Agenda WINNIE DE POOH jaar 2008
17) 8.00 STK Diverse kauwgom, kam brilkoker e.a. code2.017
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
Mr. A.C. Monster, voorzitter,
mrs. J. Snitker en R. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.H.E. Laffrée,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 maart 2009.
Mr. A.C. Monster is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.