ECLI:NL:RBHAA:2009:BH5203

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
382921 CV EXPL 08-5241
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Udo de Haes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijheid van meningsuiting versus bescherming van eer en goede naam in het kader van beledigende uitlatingen door een gemeenteraadslid

In deze zaak vorderde eiseres immateriële schadevergoeding, rectificatie van een artikel en een verbod op het doen van soortgelijke uitlatingen, na door een gemeenteraadslid te zijn aangeduid als 'asociaal wijf'. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van eiseres niet toewijsbaar waren. De rechter stelde vast dat de uitlating van de gedaagde, hoewel kwetsend, niet onrechtmatig was. De vrijheid van meningsuiting weegt zwaar, en de uitlating viel binnen de grenzen van deze vrijheid. Eiseres had zich in het publieke domein begeven door openlijk te spreken over haar overtreding van verkeersregels, wat haar blootstelde aan kritiek. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen van de gedaagde, en dat de vorderingen tot schadevergoeding en rectificatie derhalve werden afgewezen. Ook het gevorderde verbod op het doen van soortgelijke uitlatingen werd afgewezen, omdat dit zou neerkomen op preventieve censuur, wat in strijd is met de vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in artikel 10 van het EVRM en artikel 7 van de Grondwet. De proceskosten werden aan eiseres opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 382921 / CV EXPL 08-5241
datum uitspraak: 25 februari 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. D.R. Later
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. D. Winters
De procedure
[eiseres] heeft [gedaagde] gedagvaard op 29 april 2008. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 18 juni 2008 een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 9 september 2008 en waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht. De zaak is vervolgens aangehouden voor voortprocederen.
[eiseres] heeft geconcludeerd voor repliek, onder aanvulling van de feitelijke grondslag van de vordering. [gedaagde] heeft geconcludeerd voor dupliek.
De feiten
1. Door de gemeente Haarlemmermeer is begin 2005 tussen de Deltaweg en de Waddenweg in de wijk Floriande te Hoofddorp een zogenoemde bussluis aangelegd. Het is voor personenauto’s verboden van deze bussluis gebruik te maken.
2. Op 3 december 2007 is [eiseres] met haar auto door de bussluis gereden. Zij heeft daarvoor een boete opgelegd gekregen van € 75,00. De winkeliersvereniging Floriande heeft de boete aan [eiseres] terugbetaald in het kader van een door de voorzitter van de vereniging in zijn Nieuwjaarsspeech aangekondigde actie tot terugbetaling van alle tussen 1 en 31 december 2007 opgelegde boetes voor het rijden door de bussluis.
3. De Hoofddorpse Courant heeft een artikel gewijd aan de terugbetaling van de boete aan [eiseres] door de winkeliersvereniging Floriande. In dit krantenartikel is [eiseres] met name genoemd. Bij het artikel is een foto geplaatst waarop [eiseres] te zien is met de voorzitter van de winkeliersvereniging, [XXX].
4. In het krantenartikel wordt [eiseres] onder meer als volgt geciteerd:
“[...] die sluis betekent een enorm stuk omrijden. Als je dan met je auto die sluis wel kunt nemen, en je hebt een beetje haast, dan denk je wel eens: ik rijd gewoon door. Dat deed ik dus en toen ben ik gesnapt. Ik vind het geweldig dat de winkeliersvereniging nu mijn bekeuring betaalt.”
5. Op 7 februari 2008 heeft [gedaagde] in zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid, bij de jaarlijkse vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Haarlemmermeer met de politie en de Koninklijke Marechaussee, het artikel in de Hoofddorpse Courant aan de orde gesteld en (onder meer) zijn ongenoegen uitgesproken over de handelwijze van [eiseres] en de actie van de winkeliersvereniging.
6. Op 8 februari 2008 heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met [YYY], journalist van de Hoofddorpse Courant (hierna: [YYY].
7. Op 14 februari 2008 is van de hand van [YYY] een artikel verschenen in de Hoofddorpse Courant met als titel “Nieuwe rel over bussluis”. Het artikel luidt onder meer als volgt:
“VVD-fractievoorzitter [gedaagde] heeft zich enorm gestoord aan de winkeliersvereniging in Floriande. Reden voor zijn ergernis is dat voorzitter [XXX] kort geleden de boete heeft betaald voor een inwoonster van Floriande die over de veelbesproken bussluis is gereden [...] De VVD’er neemt de zaak hoog op. “Dat je tegen die bussluis bent, oké. Maar dat je gaat oproepen om maar burgerlijk ongehoorzaam te zijn, dat is buitengewoon ongepast. Dat kan gewoon niet. Dat de bussluis er is gekomen, is een democratisch genomen beslissing. [...]” [gedaagde] noemt de vrouw die over de bussluis is gereden ‘gewoon een asociaal wijf’ dat de regels bewust aan haar laars heeft gelapt.”
8. Bij brief van 20 februari 2008 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om de uitlating ‘asociaal wijf’ te rectificeren door een publicatie in de Hoofddorpse Courant en [eiseres] voor deze uitlating excuus aan te bieden, onder aanzegging van rechtsmaatregelen indien [gedaagde] hier niet binnen zeven werkdagen aan zou voldoen.
9. [gedaagde] heeft niet op de sommatie gereageerd.
De vordering
[eiseres] vordert (samengevat) dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van € 1.000,00 ter zake van immateriële schadevergoeding en € 178,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, alsmede tot rectificatie van de uitlating ‘asociaal wijf’ in de Hoofddorpse Courant, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, en dat [gedaagde] zal worden verboden dergelijke, dan wel vergelijkbare uitlatingen te doen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere overtreding van het verbod.
[eiseres] stelt daartoe het volgende.
[gedaagde] heeft zich in het openbaar beledigend en onnodig kwetsend en grievend jegens [eiseres] uitgelaten door haar tijdens, althans voor of na de vergadering van de Gemeenteraad van 7 februari 2008, een asociaal wijf te noemen. Met deze uitlating heeft [gedaagde] inbreuk gemaakt op het recht van [eiseres] op bescherming tegen onwettige aantasting van eer en goede naam, zoals bepaald in artikel 17 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). [gedaagde] heeft daarmee jegens [eiseres] onrechtmatig gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. [eiseres] heeft tengevolge van de onrechtmatige daad van [gedaagde] veel verdriet, schaamte en reputatieschade geleden.
Omdat de onrechtmatige daad [gedaagde] valt toe te rekenen, is hij gehouden de door [eiseres] geleden schade te vergoeden. [eiseres] vordert ter zake van immateriële schadevergoeding het symbolische bedrag van € 1.000,00.
Ook dient [gedaagde] de uitlating te rectificeren en moet hem op de voet van artikel 3:296 BW worden verboden in de toekomst dergelijke uitlatingen te doen.
[eiseres] heeft ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid alsmede ter inning van de vordering buiten rechte kosten moeten maken ten bedrage van € 178,50 inclusief BTW conform het Rapport Voorwerk II. Deze kosten dienen voor rekening van [gedaagde] te komen.
Het verweer
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert daartoe het volgende aan.
[gedaagde] heeft [eiseres] binnen noch buiten de gemeenteraadsvergadering een ‘asociaal wijf’ genoemd. Ingevolge artikel 14 lid 4 sub c van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer 2007 dienen de notulen van een raadsvergadering een woordelijke weergave van het gesprokene in te houden. Blijkens de notulen van de vergadering van 7 februari 2008, waarin de uitlating ‘asociaal wijf’ niet is terug te vinden, heeft [gedaagde] zich in de raadsvergadering niet in deze bewoordingen over [eiseres] uitgelaten..
Ook tegenover de journalist [YYY] heeft [gedaagde] niet de woorden ‘asociaal wijf’ gebezigd.
Indien en voor zover [gedaagde] [eiseres] tijdens de raadsvergadering een ‘asociaal wijf’ zou hebben genoemd, beroept [gedaagde] zich op de beschermende werking van artikel 71 Grondwet en artikel 22 Gemeentewet. Krachtens deze wettelijke bepalingen zijn de leden van de gemeenteraad niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de vergadering hebben gezegd of aan de raad hebben voorgelegd. Omdat het hier een uitlating betreft die [gedaagde] zou hebben gedaan tijdens de raadsvergadering in zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid, stuit de vordering van [eiseres] af op het recht van immuniteit van [gedaagde] voor zijn optreden in de raadsvergadering.
Indien en voor zover [gedaagde] [eiseres] buiten de raadsvergadering als ‘asociaal wijf’ zou hebben getypeerd, beroept [gedaagde] zich op zijn recht op vrijheid van meningsuiting. Een beperking van dit recht is slechts toegestaan indien deze bij de wet is voorzien en/of noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen, waaronder de rechten van anderen. De uiting moet een zodanige aantasting van de belangen van derden zijn, dat het nagestreefde politieke of bestuurlijke belang daarvoor moet wijken. Van een dergelijke ontoelaatbare aantasting is reeds geen sprake, omdat de naam van [eiseres] nergens wordt genoemd, niet in het krantenartikel, maar ook niet op de weblog van [gedaagde], zoals [eiseres] bij conclusie van repliek heeft betoogd.
Daar komt bij dat [eiseres] er zelf voor gekozen heeft haar anonimiteit prijs te geven door bewust een verkeersovertreding te plegen en vervolgens samen met de winkeliersvereniging Floriande daarover de publiciteit te zoeken. Zij heeft een foto van zichzelf laten plaatsen bij en zich met naam en toenaam laten noemen in het daaraan gewijde artikel in de Hoofddorpse Courant. [eiseres] heeft zichzelf willens en wetens tot publiek figuur gemaakt door moedwillig aan het openbare maatschappelijke debat rond de bussluis te gaan deelnemen. Zij had mogen en moeten verwachten dat anderen in de openbaarheid negatief op haar handelwijze zouden reageren.
Omdat geen sprake is van onrechtmatig handelen, ontbreekt het causale verband met de door [eiseres] gestelde schade, zodat aan [eiseres] geen schadevergoeding toekomt. Daarmee komt ook de grond aan de gevorderde buitengerechtelijke kosten te ontvallen. Omdat [gedaagde] de door [eiseres] gestelde uitlating niet heeft gebezigd, kan van rectificatie daarvan geen sprake zijn. Ook het verbod op het doen van dergelijke uitlatingen is niet toewijsbaar, omdat het te vaag is geformuleerd en iedere onderbouwing ontbreekt. Daar komt bij dat zo’n verbod neerkomt op preventieve censuur, hetgeen in strijd is met artikel 10 EVRM en artikel 7 van de Grondwet.
Voor zover komt vast te staan dat [eiseres] schade heeft geleden ten gevolge van onrechtmatig handelen van [gedaagde], is de vordering tot immateriële schadevergoeding niet toewijsbaar bij gebreke van onderbouwing van het gevorderde bedrag.
Ten slotte is er sprake van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW. [eiseres] heeft willens en wetens de aandacht op zich gevestigd door publiekelijk naar buiten te treden met de door haar begane overtreding van het verbod op het rijden door de bussluis. De schade is dus het gevolg van een omstandigheid die haar kan worden aangerekend.
De beoordeling van het geschil
1. [eiseres] heeft bij conclusie van repliek doen zeggen dat zij erkent dat [gedaagde] de uitlating ‘asociaal wijf’ niet ten tijde van de gemeenteraadsvergadering heeft gebezigd. Dit brengt mee dat de aanvulling van de feitelijke grondslag van de vordering dient te worden gelezen als wijziging van de feitelijke grondslag.
Uit de wijziging van grondslag volgt dat op het beroep van [gedaagde] op immuniteit niet behoeft te worden ingegaan, nu [eiseres] niet langer aan haar vordering ter grondslag legt dat [gedaagde] haar tijdens de raadsvergadering een ‘asociaal wijf’ heeft genoemd.
2. De beoordeling van het onderhavige geschil spitst zich derhalve toe op de vraag of [gedaagde] [eiseres] in het openbaar als ‘asociaal wijf’ heeft getypeerd en zo ja, of deze uitlating als onrechtmatig jegens [eiseres] heeft te gelden en een beperking van de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] rechtvaardigt.
3. [gedaagde] betwist dat hij [eiseres] tegenover de journalist [YYY] dan wel in zijn weblog een ‘asociaal wijf’ heeft genoemd. Nu uit enige bijzondere regel noch uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast volgt, rust op [eiseres], die zich op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten beroept, de bewijslast van die feiten.
[eiseres] heeft bij conclusie van repliek een schriftelijke verklaring van [YYY] overgelegd, waarin deze verklaart dat [gedaagde] in het telefoongesprek van 8 februari 2008 [eiseres] “een asociaal wijf” noemde. Een enkele schriftelijke verklaring kan niet als voldoende bewijs dienen. Het door [eiseres] bij dagvaarding gedane bewijsaanbod om de journalist [YYY] als getuige te horen, zal echter worden gepasseerd nu de uitkomst van het getuigenverhoor niet doorslaggevend is voor de beslissing van het geschil. Het volgende is daartoe redengevend.
4. Vooropgesteld dient te worden dat negatieve uitlatingen, ook die welke ‘op de man’ zijn gericht, niet per definitie aangemerkt behoeven te worden als onrechtmatig jegens degene die deze uitlatingen als grievend of choquerend ervaart. Uit de jurisprudentie valt af te leiden dat bij de belangenafweging tussen de vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming tegen onwettige aantasting van eer en goede naam, aan de vrijheid van meningsuiting zeer veel gewicht wordt toegekend. De vrijheid van meningsuiting strekt zich ook uit tot uitlatingen die kwetsend (kunnen) zijn, zoals de in het geding zijnde typering van [eiseres] als ‘asociaal wijf’.
5. Om een negatieve uitlating als onrechtmatig te kwalificeren is vereist dat de grenzen van de vrijheid van meningsuiting op ontoelaatbare wijze zijn overschreden. De term ‘asociaal wijf’ kan weliswaar niet als bepaald fijnzinnig worden beschouwd, maar is niet in die zin onrechtmatig dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de mogelijke negatieve gevolgen ervan voor [eiseres].
Daarbij is van belang dat [eiseres] zelf in het publieke domein van de openbare discussie is getreden via het artikel in de Hoofddorpse Courant, door er openlijk voor uit te komen het verbod op het rijden door de bussluis te hebben overtreden en zich solidair te verklaren met de actie van de winkeliersvereniging Floriande. Het mag een ieder die in de openbaarheid treedt met zijn mening over een kwestie die de gemoederen bezig houdt, duidelijk zijn dat hij daarmee de aandacht op zich richt en zich bloot stelt aan (mogelijk negatieve) kritiek die wellicht niet altijd in de meest diplomatieke bewoordingen wordt geuit. Wanneer die kritiek zich dan daadwerkelijk voordoet, mag van de aangevallen persoon worden verwacht dat deze zich deze kritiek eerder laat welgevallen dan een ander, die niet als persoon in de openbaarheid is getreden.
6. Voorts weegt mee dat de uitlating van [gedaagde] gezien kan worden in het licht van zijn politieke opvattingen. Blijkens de inhoud van het artikel in de Hoofddorpse Courant heeft [gedaagde] zich immers niet beperkt tot de uitlating aan het adres van [eiseres], maar heeft hij zijn afkeuring als politicus uitgesproken over de actie van de winkeliersvereniging Floriande tot het oproepen tot burgerlijke ongehoorzaamheid.
7. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat, ook indien in rechte zou komen vast te staan dat [gedaagde] [eiseres] een ‘asociaal wijf’ heeft genoemd, dit niet impliceert dat hij daarmee jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld.
Daarmee komt aan de vorderingen ter zake van immateriële schadevergoeding, buitengerechtelijke kosten en rectificatie de grondslag te ontvallen, zodat deze zullen worden afgewezen.
8. Een verbod voor de toekomst kan slechts toewijsbaar zijn ten aanzien van specifieke, onrechtmatig bevonden uitlatingen. Een algemeen verbod, zoals door [eiseres] gevorderd, op herhaling van dergelijke dan wel vergelijkbare uitlatingen, tast het recht op vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] ontoelaatbaar aan. Dit komt neer op preventieve censuur hetgeen, zoals [gedaagde] terecht heeft aangevoerd, in strijd is met artikel 10 EVRM en artikel 7 van de Grondwet. Om die reden komt het verbod, vermeld in onderdeel 4 van het petitum, niet voor toewijzing in aanmerking.
9. Nu de vordering integraal zal worden afgewezen, komen de proceskosten voor rekening van [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij.
Beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag worden begroot op € 300,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Udo de Haes en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.