RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 405148 / CV EXPL 08-8347
datum uitspraak: 26 februari 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
Stichting Zaandams Volkshuisvesting
te Zaandam
eisende partij
hierna te noemen ZVH
gemachtigde O.J. Boeder
[gedaagde]
te [adres]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
procedeert in persoon
ZVH heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde].
Hierop heeft [gedaagde] geantwoord.
Vervolgens heeft de kantonrechter beslist dat de zaak zich niet leende voor een comparitie van partijen, maar dat schriftelijk moest worden doorgeprocedeerd.
Hierop heeft de gemachtigde van ZVH schriftelijk verzocht om heroverweging van deze rolbeschikking en alsnog om een comparitie van partijen verzocht. Daarop is afwijzend beslist.
Vervolgens heeft ZVH alsnog schriftelijk van repliek gediend, met wijziging (feitelijk een vermindering) van eis, waarbij op de voet van het bepaalde in artikel 223 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering tevens een voorlopige voorziening werd gevorderd.
Tenslotte heeft [gedaagde] zich daarover schriftelijk nog uitgelaten.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. ZVH verhuurt aan [gedaagde] de woonruimte gelegen te [adres] aan de [adres] tegen een maandelijks vooruit te betalen huurprijs van op het laatst € 609,83 per maand.
2. [gedaagde], die in betalingsmoeilijkheden is komen te verkeren, heeft een huurachterstand opgelopen. Per datum dagvaarding (18 november 2008) beliep deze achterstand, abstraherend van artikel (€ 1.821,21 + € 1.829,49 -/- € 1.132,-- =) € 2.518,70. Verder werd in de dagvaarding in rekening gebracht € 24,-- aanmaningskosten + € 357,-- buitengerechtelijke kosten en € 11,53 aan rente.
3. Per datum conclusie van repliek (15 januari 2009) beliep de huurschuld nog (€ 3.738,36 -/- 1.996,77 =) € 1.741,59. De hiervoor onder 2. bedoelde rente en kosten moesten daarbij uiteraard weer worden opgeteld.
4. Een voor de dagvaarding tussen partijen overeengekomen betalingsregeling is niet door [gedaagde] nagekomen, omdat dit voor haar financieel niet haalbaar was.
ZVH vordert in het incident dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 223 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering [gedaagde] zal veroordelen veroordeeld het gehuurde te ontruimen.
ZVH vordert na vermindering van eis in de hoofdzaak dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ZVH te betalen de somma van € 2.134,12 met (verdere) rente en kosten, een en ander met ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde c.a.
De verminderde vordering in de hoofdzaak wordt niet betwist. Wel wordt kennelijk verweer gevoerd tegen de gevorderde ontbinding en ontruiming, zowel in de hoofdzaak als in het incident.
De beoordeling van het geschil
De incidentele vordering moet worden afgewezen op gronden zoals hierna in de hoofdzaak bepaald, met veroordeling van ZVH in de proceskosten. De aan [gedaagde] toekomende proceskosten mag zij verrekenen met de in de hoofdzaak toe te wijzen vordering.
In de hoofdzaak heeft het volgende te gelden.
De vordering is voor wat betreft de huurschuld, de rente en de buitengerechtelijke kosten toewijsbaar zoals hierna te bepalen. De aanmaningskosten ad € 24,-- moeten worden geacht in de toewijsbare buitengerechtelijke kosten te zijn begrepen. In de dagvaarding, waar de aanmaningskosten in de hoofdsom zijn begrepen, is wat dat betreft in feite sprake van ‘verborgen incassokosten’ zoals bedoeld in hoofdstuk 7 van het rapport ‘Incassokosten, een bron van ergernis’ Partijen, die dergelijke verborgen incassokosten in rekening brengen, naast de maximaal toelaatbare incassokosten (Voorwerk II) moeten er rekening mee houden dat de kantonrechter, wanneer deze worden opgemerkt, niet alleen tot afwijzing daarvan besluit, maar daaraan tevens gevolgen kan verbinden voor wat betreft de proceskosten. Toewijsbaar is dus slechts € 1.765,59 -/- € 24,-- + € 357,-- + € 11,53 =) € 2.110,12 vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.098,59 vanaf de dagvaarding, totdat betaald is.
De gevorderde ontbinding en ontruiming zullen vooralsnog als te ingrijpend worden afgewezen, nu [gedaagde], die blijkens de conclusie van dupliek een alleenstaande moeder is met een kind van ongeveer 6 maanden oud, anders dan door ZVH aangevoerd, wel degelijk inloopt op de huurschuld en vooralsnog niet valt in te zien waarom zij daarmee niet door zal gaan. Integendeel, gelet op de bedragen die [gedaagde] tot nu toe bovenop de lopende huur heeft voldaan, is het haar ernst wat betreft de afbetaling. Van een sociale verhuurder als ZVH mag in een geval als dit worden verwacht dat zij enig geduld betoont en een, gelet op het inkomen van [gedaagde], redelijke betalingsregeling accepteert, voordat zij overgaat tot een gedwongen ontruiming van een alleenstaande moeder met de zorg voor een klein kind.
Dat neemt allemaal niet weg dat het ook voor [gedaagde] volstrekt duidelijk moet zijn, dat de resterende huurachterstand nu binnen redelijke tijd moet worden ingelopen en dat in elk geval de lopende huur betaald blijft. Gebeurt dat niet dan blijft ZVH inderdaad niets anders over dan weer ontbinding en ontruiming te vorderen.
Nu de vordering deels wordt afgewezen ligt een compensatie van de proceskosten in de rede.
De vordering wordt afgewezen.
ZVH wordt veroordeeld in de proceskosten in het incident gerezen, welke aan de kant van [gedaagde] tot op heden worden begroot op € 25,--
[gedaagde] wordt veroordeeld om aan ZVH te betalen de somma van € 2.110,12 vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 2.098,59 vanaf de dagvaarding, totdat betaald is. Daarop strekt in mindering € 25,-- wegens aan [gedaagde] in het incident toegewezen proceskosten, zodat resteert € 2.085,12.
Iedere partij draagt de eigen proceskosten.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.