ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3942

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/4782
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.H. Heyning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor fietsoverkapping in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 5 februari 2009 uitspraak gedaan over de weigering van een bouwvergunning voor een fietsoverkapping/speelhuis. Eiseres, wonende te [woonplaats], had een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor het plaatsen van een fietsoverkapping op haar perceel, maar het college van burgemeester en wethouders van Heemstede weigerde deze vergunning. De weigering was gebaseerd op het standpunt dat de fietsoverkapping als een gebouw werd aangemerkt, wat in strijd zou zijn met het geldende bestemmingsplan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de fietsoverkapping, gezien de buitenmaten, niet voldoet aan de criteria voor een gebouw zoals gedefinieerd in de Woningwet. De rechtbank oordeelde dat de fietsoverkapping aan drie zijden met wanden omsloten is en een hoogte heeft tussen de 80 en 96 centimeter, waardoor een volwassen persoon er niet normaal kan staan of lopen. Dit betekent dat de fietsoverkapping niet als een gebouw kan worden aangemerkt, en de rechtbank concludeerde dat verweerder op onjuiste gronden had bepaald dat het bouwplan niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit van 29 april 2008 en gelastte dat de gemeente Heemstede het door eiseres betaalde griffierecht van € 145,-- aan haar vergoedt. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 4782
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2009
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Heemstede,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2007 heeft verweerder geweigerd vrijstelling krachtens artikel 19, derde lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een fietsoverkapping/speelhuis op het perceel, plaatselijk bekend [adres].
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 20 november 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 29 april 2008 heeft verweerder het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard, het besluit van 8 oktober 2007 herroepen en de aanvraag wederom geweigerd.
Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van 28 maart 2008, van de commissie voor bezwaarschriften.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 20 juni 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft bij brief van 9 november 2008 nadere stukken toegezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 27 november 2008, alwaar eiseres werd vertegenwoordigd door haar echtgenoot [echtgenoot]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. drs. M.R. Staller, werkzaam bij de gemeente Heemstede.
2. Overwegingen
2.1 Door de afdeling Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Heemstede is medio 2006 geconstateerd dat in de voortuin van eiseres’ woning aan de [adres] een fietsoverkapping/speelhuis (verder: fietsoverkapping) is geplaatst, zonder bouwvergunning. In overleg met verweerder heeft eiseres alsnog voor de fietsoverkapping een bouwvergunning aangevraagd.
2.2 De rechtbank volgt niet de stelling van eiseres dat geen bouwvergunning is vereist omdat sprake is van een bouwwerk van beperkte omvang als bedoeld in artikel 3, aanhef, eerste lid, sub b van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtinge bouwwerken (hierna: Bblb) en omdat tevens sprake is van een speeltoestel als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, Bblb. Naar haar oordeel wordt immers niet voldaan aan de in artikel 3, aanhef , eerste lid, sub b gegeven kenmerken, zodat ingevolge artikel 5 Bblb een lichte bouwvergunning is vereist. Voorts kan een fietsoverkapping/speelhuis niet aangemerkt worden als een speeltoestel, als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen. Verweerder heeft derhalve eiseres terecht in de gelegenheid gesteld een bouwvergunning voor de fietsoverkapping aan te vragen.
2.3 Verweerder heeft de bouwvergunning vervolgens geweigerd omdat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Ingevolge de planvoorschriften behorende bij het bestemmingsplan zijn in de voortuin van het perceel van eiseres geen dergelijke bouwwerken toegestaan. Verweerder heeft in het primaire besluit noch in het bestreden besluit uiteengezet wat met ‘dergelijke bouwwerken’ wordt bedoeld. Eerst ter zitting heeft verweerder uiteengezet dat hij zich op het standpunt stelt dat de fietsoverkapping een gebouw is en meer specifiek een bijgebouw. Het bouwplan is naar de mening van verweerder daarom in strijd met het bestemmingsplan. Vervolgens heeft verweerder tevens geweigerd vrijstelling te verlenen op grond van artikel 19, derde lid Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).
2.4 Ingevolge artikel 44, eerste lid, onder c, van de Woningwet, dient een bouwvergunning te worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
2.5 Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Schilderswijk’ rust op het in geding zijnde perceel de bestemming ‘Tuin’. Ingevolge artikel 11, tweede lid van de planvoorschriften zijn op voor ‘tuin’ bestemde gronden toelaatbaar (a) tuinen, waaronder begrepen verhardingen en (b) bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ingevolge het derde lid van voornoemd artikel geldt voor de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (a) dat de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 1.00 meter mag bedragen en (b) dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3.00 meter mag bedragen.
2.6 Dat de fietsoverkapping een bouwwerk is, is niet in geschil. Beoordeeld zal moeten worden of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door eiseres gewenste fietsoverkapping een gebouw is, waardoor het bouwplan in strijd is met artikel 11 van de planvoorschriften.
2.7 Het begrip ‘gebouw’ is niet omschreven in de planvoorschriften noch in de begripsbepalingen van het bestemmingsplan. Bij gebreke van een omschrijving in het bestemmingsplan van dit begrip moet de vraag of de door eiseres beoogde fietsoverkapping past binnen deze bestemming worden beantwoord aan de hand van de in de Woningwet en jurisprudentie gegeven definitie.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet wordt onder een gebouw verstaan elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Bij de beantwoording van de vraag of het bouwwerk voor mensen toegankelijk is, zijn, naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (o.a. in LJN AP5044), de buitenmaten van doorslaggevende betekenis.
De hier in geding zijnde fietsoverkapping is aan drie zijden met wanden omsloten en tussen de 80 en 96 centimeter hoog. Het bebouwde oppervlak is ongeveer 5 m².
Nu de fietsoverkapping aan de buitenzijde een hoogte heeft waarin een volwassen persoon niet normaal kan staan of lopen, staat voor de rechtbank genoegzaam vast dat niet wordt voldaan aan de gestelde criteria voor een gebouw. Dat de grond onder de overkapping is uitgegraven, waardoor een volwassen persoon er in dit geval net wel kan staan, doet hieraan niet af. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich derhalve ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de fietsoverkapping een gebouw is.
2.8 Hieruit volgt dat verweerder op onjuiste gronden heeft bepaald dat het bouwplan niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 11 van de planvoorschriften en het bestreden besluit derhalve een deugdelijke motivering ontbeert en op
grond van artikel 7:12 Algemene Wet Bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking komt.
2.9 Nu het besluit reeds hierom zal worden vernietigd, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de weigering vrijstelling te verlenen op grond van artikel 19, derde lid WRO.
2.10 Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 29 april 2008;
3.3 gelast dat de gemeente Heemstede het door eiseres betaalde griffierecht van € 145,-- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. Heyning-Huydecoper, rechter, en op 5 februari 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.