RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/801941-08
Uitspraakdatum: 17 februari 2009
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 februari 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] (Nigeria),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Noord Holland Noord, Huis van Bewaring Zuyder Bos te Heerhugowaard.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 08 november 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 3585,10 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
De raadsman van verdachte heeft - zakelijk weergegeven - betoogd dat verdachte onrechtmatig is aangehouden. Dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. De douane is op grond van de Algemene Douanewet bevoegd om personen, onder meer op Schiphol, aan een controle te onderwerpen. Een dergelijke controle kan lijfsvisitatie inhouden. De douaneambtenaren waren deswege bevoegd om verdachte aan een controle te onderwerpen, nu deze zich op Schiphol bevond. Tijdens deze controle werd in de kleding van verdachte een kopie van het paspoort van een vermoedelijke drugskoerier aangetroffen. Op basis van deze feiten en omstandigheden ontstond ten aanzien van (thans) verdachte een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit, meer specifiek het medeplegen van de invoer van cocaine. Aldus kon verdachte, aangezien het een heterdaad situatie betrof, worden aangehouden. Deze aanhouding, welke reeds door de rechter-commissaris is getoetst en rechtmatig bevonden, is ook naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig, nog daargelaten dat het gesloten systeem van rechtsmiddelen zich niet verhoudt met een hernieuwde toetsing, nu deze reeds bij de rechter-commissaris aan de orde is geweest.
De rechtbank stelt vast dat het openbaar ministerie, ook overigens, ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewijs
Op 8 november 2008 is [medeverdachte] aangehouden op Schiphol. Bij onderzoek aan de bagage van [medeverdachte] werd geconstateerd dat zijn koffer tien voorwerpen bevatte, waarin een witte stof werd aangetroffen welke qua kleur en samenstelling geleek op cocaine. Deze stof gaf een positieve kleurreactie bij testen met de MMC-cocaine test en bevatte vermoedelijk cocaine. 1 Het totale nettogewicht van de stof is vastgesteld op 3.585,1 gram. Tien representatieve monsters zijn ter analyse overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam onder nummer 08-084303 A t/m J. 2 In het rapport van 12 november 2008 heeft scheikundige R.C.M. de Groot geconcludeerd dat de monsters cocaine bevatten, zijnde een stof die genoemd wordt op lijst I van de Opiumwet. 3 [Medeverdachte] heeft verklaard dat hij met een man in Nederland had afgesproken dat hij drugs vanuit Zuid-Amerika naar Nederland zou vervoeren. Aangekomen in Nederland zou hij nadere instructies ontvangen omtrent de afgifte van de koffer. 4
Door medewerkers van het Schipholteam (het samenwerkingsverband tussen de Koninklijke Marechaussee en de douanepost Surveillance Hoofddorp) is een onderzoek ingesteld om een mogelijke afhaler van [medeverdachte] te onderkennen en aan te houden. [medeverdachte] had als uiterlijke kenmerken een blanke huidskleur, een lengte van ongeveer twee meter en een lichtbruin kostuum. Op 8 november 2008 omstreeks 19.10 uur viel medewerkers van het Schipholteam het gedrag van verdachte op tussen de wachtende mensen die zich buiten de aankomsthal bevonden. Hieromtrent hebben zij in het proces-verbaal van 8 november 2008 gerelateerd dat zij zagen dat verdachte diverse keren stond te praten met een telefoon aan zijn oor. 5 Ook liep verdachte richting de ramen van terminal 1 aankomst en keek hij naar de bagagebanden en de aldaar aanwezige passagiers. Verdachte hield zijn telefoon continue in de hand en kort nadat verdachte had staan praten met zijn telefoon aan zijn oor, kregen de medewerkers van het Schipholteam portofonisch door dat de mobiele telefoon van [medeverdachte] overging. Medewerkers zagen dat er uit aankomsthal 1 een onbekende lange blanke man kwam lopen en een hoeveelheid bagage met zich meevoerde. Verdachte is achter deze man aangelopen waarbij hij meerdere keren achterom keek in de richting van de uitgang van aankomsthal 1. Vervolgens is verdachte naar het vertrek niveau op de luchthaven gelopen en heeft hij een etage hoger zoekend rondgekeken. Daarna is verdachte weer teruggelopen richting aankomsthal 1 en heeft hij op de schermen gekeken met daarop de binnenkomende vluchten. Verdachte is hierna in de richting van Schiphol Plaza gelopen en heeft nog meerdere keren achterom gekeken in de richting van de uitgang van terminal 1 aankomst. Op het moment dat verdachte op Schiphol Plaza liep kregen de medewerkers van het Schipholteam wederom een portofonische melding, dat er werd gebeld naar de telefoon van [medeverdachte]. De medewerkers zagen dat vlak na de melding verdachte stond te praten met zijn telefoon aan zijn oor. Vervolgens is er besloten om een douanecontrole in te stellen bij verdachte.
Verdachte vertelde tegen de medewerkers van het Schipholteam dat hij naar Schiphol was gekomen om een vriend op te halen, maar dat hij niet wist wat zijn naam was. Vervolgens is er tijdens een kledingsvisitatie een papier aangetroffen in de bodywarmer van verdachte. De medewerkers van het Schipholteam zagen dat dit papier een fotokopie was van het paspoort van [medeverdachte]. Hierop is verdachte omstreeks 19.30 uur aangehouden.
Zoals eerder overwogen acht de rechtbank, anders dan de raadsman heeft betoogd, de douanecontrole en de daarop volgende aanhouding rechtmatig, zodat het bewijs dat hiermee verkregen is, ook rechtmatig verkregen is.
In het feit dat kort voor de aanhouding van verdachte een man was aangehouden met een grote hoeveelheid cocaïne, welke hij diende af te leveren, het hierboven geschetste gedrag van verdachte en de vondst van een kopie van het paspoort van [medeverdachte] bij verdachte, acht de rechtbank omstandigheden aanwezig die op zichzelf redengevend zijn voor het bewijs van het aan verdachte tenlastegelegde feit. Onder die omstandigheden mocht van verdachte verlangd worden dat hij ten aanzien hiervan een redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring zou geven. Verdachte heeft dit evenwel nagelaten.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 8 november 2008 op Schiphol was om de broer van een vriend op te halen, die met de Thalys uit Parijs zou komen. 6 Die persoon zou tussen 17.00 uur en 18.00 uur op Schiphol aankomen en ze zouden elkaar bij Burger King ontmoeten. Verdachte heeft rondgelopen bij verschillende winkels en liep steeds heen en weer naar Burger King. Ongeveer 10 minuten voor zijn aanhouding werd verdachte vanuit een publieke telefoon gebeld door de broer van de vriend, die hem meedeelde dat hij niet zou komen. Bij de Burger King heeft hij een stuk papier van de grond gepakt om een notitie op te maken. De voorkant van het papier heeft hij niet bekeken, de achterkant was leeg. In het verhoor bij de Koninklijke Marechaussee d.d. 9 november 2008 heeft verdachte verklaard dat hij tijdens het rondlopen op Schiphol een aantal keer is gebeld door vrienden uit Amsterdam, dat hij op Schiphol niet met de vriend die uit Parijs zou komen heeft gebeld, dat hij naar de monitoren bij aankomsthal 1 heeft gekeken omdat hij graag naar namen van steden kijkt, dat hij niet achter een man is aangelopen, maar dat hij een taxi wilde nemen en toen aan zijn treinkaartje dacht en daarom terugkeerde, dat hij niet bij de ramen van aankomsthal 1 heeft gestaan en dat hij alleen over iemand heen naar binnen heeft gekeken. 7
De rechtbank acht de verklaringen van verdachte, welke op onderdelen wisselen en inconsistent zijn en ook niet stroken met de observaties van het Schipholteam, ongeloofwaardig. Het gedrag van verdachte correspondeert immers in het geheel niet met iemand die op een voor hem onbekende persoon wacht die met de trein op Schiphol aan zou komen. Uit de waarnemingen van het Schipholteam blijkt dat verdachte geen enkele keer naar de trein is gelopen en niet bij Burger King is geweest, terwijl verdachte naar eigen zeggen aldaar had afgesproken en ook daar het kopie van het paspoort zou hebben gevonden. De verklaring van verdachte dat hij naar de monitoren in de aankomsthal heeft gekeken omdat hij zo van stedennamen houdt, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Dat verdachte de kopie van het paspoort van [medeverdachte] bij Burger King heeft gevonden, acht de rechtbank, in het licht van voornoemde feiten en omstandigheden, eveneens ongeloofwaardig.
Nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de omstandigheden die de rechtbank redengevend acht voor het bewijs van het tenlastegelegde feit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op Schiphol aanwezig was om [medeverdachte] en de koffer met cocaine die deze [medeverdachte] met zich voerde, af te halen. Hierbij neemt de rechtbank nog in aanmerking dat uit onderzoek van het Schipholteam bekend is dat belcontacten tussen afhalers en koeriers vaak via personen lopen die zich niet op de luchthaven bevinden. Omdat er in driehoeksverhouding wordt gebeld, kan er enige vertraging zitten tussen de belcontacten van de afhaler en van de koerier. Dat uit het onderzoek naar de telefonische contacten tussen verdachte en [medeverdachte] geen connectie is gebleken, doet daaraan niet af. Er kan door de onbekend gebleven persoon of personen immers gemakkelijk van meerdere telefoons gebruik worden gemaakt.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande en anders dan de raadsman, van oordeel dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, een of meer onbekend gebleven personen en [medeverdachte].
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 08 november 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 3585,10 gram van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen verbeurd verklaard worden.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 3585,10 gram van een materiaal bevattende cocaine. Cocaine is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaine gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Verdachte vervulde de rol van afhaler van de koffer met cocaine. De afhalers vervullen een belangrijke rol in organisaties die zich bezighouden met internationale drugshandel. Immers, zij zijn de koppeling tussen de koerier en de organisatie en dragen er zorg voor dat de gesmokkelde drugs bij de organisatie terecht komt. Bij de opsporing en vervolging blijven de afhalers vaak buiten schot. Dit maakt de rol van de afhaler extra kwalijk. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats.
6.3 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een GSM-toestel Nokia, een sim-kaart Telfort, een treinkaartje en een kopie van een paspoort, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: artikelen 33, 33a, 47
Opiumwet: artikelen 2, 10.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
DRIEENDERTIG (33) MAANDEN
Bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een GSM-toestel Nokia
- een SIM-kaart Telfort
- een treinkaart
- een kopie van een paspoort
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een notitie
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Candido, voorzitter,
mrs. M.Th. Goossens en J. Snitker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. G. Drenth,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 februari 2009.
Eindnoten:
1 het ambtsedig proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, District Schiphol, nr. PL27RR/08-084303, d.d. 8 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door G.M. Cents, wachtmeester 1e klasse van de Koninklijke Marechaussee en onbezoldigd douaneambtenaar en M. Cetin, bevoegd douaneambtenaar en buitengewoon opsporingsambtenaar (dossierparagraaf 2.1), inhoudende de bevindingen van de desbetreffende verbalisanten.
2 het ambtsedig proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van de Koninklijke Marechaussee, District Schiphol, nr. PL27RR/08-084303 d.d. 9 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door G.M. Cents, wachtmeester 1e klasse van de Koninklijke Marechaussee en onbezoldigd douaneambtenaar en M. Cetin, bevoegd douaneambtenaar en buitengewoon opsporingsambtenaar (dossierparagraaf 4.4.), inhoudende de bevindingen van de verbalisanten.
3 een rapport van het Douanelaboratorium te Amsterdam, van 12 november 2008, kenmerk 11122 X 08, opgemaakt door R.C.M. de Groot.
4 het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], nr. PL27RR/08-084303, d.d. 9 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door J.M.A. Hoonhorst, bevoegd douaneambtenaar en buitengewoon opsporingsambtenaar en S.J.H. Koster, bevoegd douaneambtenaar en buitengewoon opsporingsambtenaar (dossierparagraaf 2.4), inhoudende de verklaring van [medeverdachte].
5 het ambtsedig proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, District Schiphol, nr. PL27RR/08-084312, d.d. 8 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door T.T.C. Harteveld, bevoegd douaneambtenaar en buitengewoon opsporingsambtenaar, E. Alves Medeuros, wachtmeester 1e klasse van de Koninklijke Marechaussee en onbezoldigd douaneambtenaar en S. Klom, wachtmeester 1e klasse van de Koninklijke Marechaussee en onbezoldigd douaneambtenaar en E.W.A. Zoet, bevoegd douaneambtenaar en buitengewoon opsporingsambtenaar en J.M.A. Hoonhorst, bevoegd douaneambtenaar en buitengewoon opsporingsambtenaar (dossierparagraaf 3.1), inhoudende de bevindingen van de desbetreffende verbalisanten.
6 het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 3 februari 2009, inhoudende – voor zover van belang – de verklaring van verdachte.
7 het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van [verdachte], nr. PL27RR/08-084312, d.d. 9 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door E.W.A. Zoet, bevoegd douaneambtenaar en buitengewoon opsporingsambtenaar en E. Alves Medeiros, wachtmeester 1e klasse der Kon. Marechaussee en onbezoldigd douaneambtenaar (dossierparagraaf 3.4), inhoudende de verklaring van [verdachte].