ECLI:NL:RBHAA:2009:BH2158

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
152801/HA RK 08-114
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in bestuursrechtelijke procedure wegens gebrek aan behoorlijke oproep

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 29 januari 2009 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van de kerkgenootschap De Vereenigde Doopsgezinde Gemeente Amsterdam. Het verzoek tot wraking was ingediend tegen de rechters die betrokken waren bij de hoofdzaak, waarin de verzoeker niet was verschenen op de zitting van 13 oktober 2008. De verzoeker stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van deze zitting, omdat de uitnodiging niet op het juiste adres was bezorgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging weliswaar naar het juiste adres was verzonden, maar niet naar de juiste geadresseerde. Dit leidde tot de conclusie dat de rechters onvoldoende onderzoek hadden gedaan naar de aflevering van de uitnodiging, wat de schijn van partijdigheid wekte. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet op een behoorlijke wijze was opgeroepen en dat de beslissing van de rechters om de hoofdzaak niet te heropenen, zonder dat de verzoeker op de hoogte was van de zitting, niet zorgvuldig was. De wrakingskamer heeft het verzoek om wraking gegrond verklaard en bepaald dat de hoofdzaak door andere rechters behandeld zal worden. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Wrakingskamer
zaaknummer: 152801/HA RK 08-114
datum beslissing: 29 januari 2009
Op verzoek van:
Het kerkgenootschap De Vereenigde Doopsgezinde Gemeente Amsterdam,
verzoeker,
gemachtigde mr. Chr. P. van Eeghen, te Amsterdam.
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 27 november 2008 heeft verzoeker de wraking verzocht van [rechter 1], [rechter 2] en [rechter 3], hierna te noemen: de rechters, in de bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, aanhangige zaken met procedurenummers 06/1628, 06/1629, 06/9740 en 06/9741, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De rechters hebben niet berust in de wraking. De voorzitter van de meervoudige kamer heeft in een brief van 18 december 2008 namens de drie rechters schriftelijk op het verzoek gereageerd. Mr. Bruinsma heeft daarnaast bij brief van dezelfde datum afzonderlijk gereageerd.
1.3 Verzoeker, de wederpartij in de hoofdzaak en de rechters zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 15 januari 2009. Namens verzoeker is verschenen zijn gemachtigde mr. Chr. P. van Eeghen (hierna: gemachtigde). Namens de rechters is verschenen [rechter 1]. De wederpartij in de hoofdzaak is verschenen in de persoon van mr. B. Brekveld, inspecteur, bijgestaan door mr. N.M. Kell.
1.4 Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij. Gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en een exemplaar daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de aanwezige partijen.
2. Feiten
2.1 Op 30 januari 2008 is gemachtigde van verzoeker verschenen ter zitting in de hoofdzaak. De behandelend rechter was mr. Bruinsma voornoemd. De zitting betrof een inlichtingencomparitie. In de uitnodiging van 17 januari 2008 staat vermeld dat het doel van deze zitting is het verkrijgen van duidelijkheid inzake het geschil tussen en de standpunten van partijen. Voorts is vermeld dat er geen inhoudelijke behandeling van de zaak zal plaatsvinden.
2.2 Verzoeker is bij brief van 12 augustus 2008 uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de behandeling ter zitting van de meervoudige kamer op 13 oktober 2008. Deze uitnodiging is gericht aan gemachtigde en per aangetekende post verzonden naar het adres van verzoeker, zijnde [adres verzoeker] te Amsterdam. Het adres van het kantoor van gemachtigde is [adres gemachtigde] te Amsterdam.
2.3 Ter zitting van 13 oktober 2008 is namens verzoeker niemand verschenen. Bij aanvang van de zitting heeft de griffier telefonisch contact opgenomen met het kantoor waar gemachtigde werkzaam is. Een medewerkster heeft de griffier meegedeeld dat gemachtigde tot 23 oktober 2008 in het buitenland verblijft. De rechtbank heeft vervolgens beslist dat de behandeling van de hoofdzaak ter zitting doorgang vindt zonder aanwezigheid van verzoeker. Na de behandeling ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de hoofdzaak gesloten.
2.4 Gemachtigde heeft de rechtbank bij brief van 27 oktober 2008 verzocht een nieuwe zittingsdatum vast te stellen omdat hij noch verzoeker een uitnodiging voor de zitting van 13 oktober 2008 hebben ontvangen.
2.5 De rechtbank heeft bij brief van 29 oktober 2008 het verzoek van gemachtigde om de zaak te heropenen en een nieuwe datum voor de zitting vast te stellen, afgewezen omdat de rechtbank heeft geconstateerd dat de uitnodiging voor de zitting op de bij de wet voorgeschreven wijze aan het juiste adres is verzonden. Verzoeker is voorts meegedeeld dat hij de uitspraak tegemoet kan zien.
3. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek, kort samengevat, aangevoerd dat de rechtbank de schijn van partijdigheid wekt door verzoeker niet meer de gelegenheid te geven om te worden gehoord in de hoofdzaak. Volgens verzoeker is er geen behoorlijke oproep uitgegaan voor de zitting van 13 oktober 2008. Immers, de uitnodiging is gericht aan en op naam van gemachtigde aan het adres van verzoeker zelf aan [adres verzoeker] en niét aan het adres van gemachtigde aan [adres gemachtigde]. Verzoeker betoogt onder meer dat de rechtbank van het goede adres van gemachtigde op de hoogte was, omdat bij herhaling het juiste adres van gemachtigde aan [adres gemachtigde] is vermeld in zijn correspondentie en bij de toezending van de machtiging aan de rechtbank. De uitnodiging is echter niet op het adres van verzoeker ontvangen. De koster van het kerkgenootschap heeft dit schriftelijk bevestigd.
4. Beoordeling
4.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
4.2 Gesteld noch gebleken is dat de rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
4.3 Bij de beoordeling betrekt de wrakingskamer, behalve de onder 2 genoemde feiten, de volgende omstandigheden.
a. Vast staat dat verzoeker niet op een zitting inhoudelijk is gehoord in de hoofdzaak.
b. Op pagina 3 van het proces-verbaal van de inlichtingencomparitie van 30 januari 2008 staat dat de rechter op die zitting, [rechter 1], tegen de gemachtigde heeft gezegd dat, als de wet een bepaalde objectafbakening voorschrijft waarbij een waarde moet worden bepaald, zij niet kan zeggen dat de gemeente dat anders moet doen. [rechter 1] heeft in haar reactie van 18 december 2008 toegelicht dat het haar dienstig voorkwam om partijen op die comparitie alvast met zaken te confronteren, zodat zij aan de hand daarvan de opportuniteit van hun standpunten desgewenst konden heroverwegen. Wellicht zouden ook enige geschilpunten op voorhand uit de weg geruimd kunnen worden. Uit het proces-verbaal van de inlichtingcomparitie, de reactie van [rechter 1] en de verklaring van gemachtigde ter zitting blijkt voorts dat gemachtigde op die comparitie heeft gezegd dat hij, als dat het standpunt van de rechter is, de taakopvatting van de rechter te beperkt vindt en een andere rechter wil.
c. Bij brief van 25 maart 2008 heeft de rechtbank verzoeker onder meer gevraagd vooruitlopend op een te plannen behandeling ter zitting van de meervoudige kamer aan te geven welke punten toen nog wel en welke niet langer in geschil waren. Verzoeker heeft vervolgens bij brief van 23 juni 2008 aan de rechtbank onder meer laten weten zijn standpunten ten volle te handhaven.
d. Vervolgens zijn partijen uitgenodigd voor de zitting van 13 oktober 2008. Op die zitting was verzoeker niet aanwezig.
e. In de brief van 27 oktober 2008 deelt gemachtigde mede dat een kantoorgenoot op 13 oktober 2008 door de rechtbank was benaderd met de mededeling dat er die dag een zitting was en dat hij bij tijdige oproep een andere datum had gevraagd, omdat hij twee weken in het buitenland verkeerde. Hij verzoekt om een nieuwe zittingsdatum te bepalen omdat de uitnodiging voor de zitting hem niet heeft bereikt.
f. De rechtbank heeft blijkens haar brief van 29 oktober 2008 aan de gemachtigde (wederom op zijn naam en naar [adres verzoeker] verzonden) laten weten op 13 oktober 2008 de behandeling van de (hoofd)zaken te hebben gesloten, geen reden te zien de behandeling van de zaken te heropenen en uitspraak te zullen gaan doen. De rechtbank handhaaft haar ter zitting ingenomen standpunt dat de uitnodiging voor de zitting van 13 oktober 2008 op de bij de wet voorgeschreven wijze aan het juiste adres is verzonden.
4.4 De beroepschriften zijn ingediend door verzoeker met het adres [adres verzoeker] te Amsterdam. Na de indiening van de beroepschriften is door verzoeker met de rechtbank via zijn gemachtigde (ook) gecorrespondeerd onder vermelding van het adres p/a [adres gemachtigde] te Amsterdam, zijnde het kantooradres van gemachtigde. De uitnodigingen voor de zitting van 13 oktober 2008 zijn verzonden aan mr. Chr. P. van Eeghen, [adres verzoeker], Amsterdam. Hiermee is de uitnodiging, uitgaande van de in de beroepschriften aangegeven adressering, wellicht naar het juiste adres, maar niet naar de juiste geadresseerde gezonden. Eiser heeft gemotiveerd betwist dat de uitnodiging hem voor de zitting heeft bereikt. Niet is gesteld of gebleken dat de rechters voldoende hebben onderzocht of de uitnodiging inderdaad aan het adres [adres verzoeker] is aangeboden en, als dit niet duidelijk was, of er enig bericht retour was ontvangen over de afhandeling van de aangetekende oproep. Dit had zorgvuldig moeten gebeuren, gezien het feit dat de tenaamstelling van de geadresseerde niet (geheel) juist was en het de rechters bekend was dat gemachtigde niet zou afzien van een inhoudelijke behandeling van de zaken. Gelet op hetgeen op de comparitie was besproken en in de nadere briefwisseling aan de orde was gesteld, moet er immers van uit worden gegaan dat gemachtigde zonder meer gebruik wilde maken van de gelegenheid om op een zitting zijn standpunt nader toe te lichten en te worden gehoord.
4.5 Onder deze omstandigheden geeft de beslissing van de rechters om de hoofdzaak niet te heropenen omdat hen op de zitting zou zijn gebleken dat de uitnodiging voor de zitting van 13 oktober 2008 op de bij de wet voorgeschreven wijze naar het juiste adres is verzonden, zonder de zekerheid dat verzoeker vooraf van datum en tijdstip van de zitting op de hoogte was, grond voor het oordeel dat vrees voor partijdigheid gerechtvaardigd is. De wrakingskamer merkt hierbij op dat de beslissing van de rechters op zichzelf niet voldoende is om die vrees te rechtvaardigen. In een procedure worden immers tal van (tussen-) beslissingen genomen die geen of slechts beperkte invloed hebben op later te nemen eindbeslissingen. In het onderhavige geval is dat anders, omdat de rechters hebben besloten de behandeling van de zaak te sluiten en een uitspraak te zullen gaan doen. In het licht van hetgeen op de comparitiezitting van 30 januari 2008 (in de enkelvoudige kamer) is voorgevallen rijst de vraag of bij het nemen van deze beslissing voldoende rekening is gehouden met het principe van hoor en wederhoor. Waar naar het oordeel van de wrakingskamer nog steeds de mogelijkheid bestond om de inhoudelijke mondelinge behandeling alsnog te houden (bovendien nu in een meervoudige kamer in plaats van een enkelvoudige kamer) en inmiddels de kennelijke onwetendheid van de gemachtigde van verzoeker met de zittingsdatum redelijkerwijs kon worden verklaard, is de vrees voor partijdigheid ook objectief gerechtvaardigd. Uitgangspunt is dat het aan een procespartij onthouden van de wettelijke mogelijkheid om haar standpunten mondeling nader toe te lichten voldoende moet worden gemotiveerd, zeker als een partij niet verschenen is wegens omstandigheden die haar niet zonder meer kunnen worden toegerekend en in de risicosfeer van de rechtbank c.q. de rechter(s) liggen. Het verzoek om wraking is op grond van het bovenstaande gegrond.
4.6 De rechtbank zal het verzoek toewijzen.
Beslissing
De rechtbank:
5.1 wijst het verzoek om wraking toe;
5.2 bepaalt dat de hoofdzaak zal worden behandeld door andere rechters en beveelt dat daartoe het onderzoek in de hoofdzaak wordt heropend;
5.3 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechters en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.E. Patijn, voorzitter, en mrs. R.H.M. Bruin en J.M. Janse van Mantgem, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2009 in tegenwoordigheid van mr. E.P. van der Zalm als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.