ECLI:NL:RBHAA:2009:BH2087
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P. Veenhof
- Rechtspraak.nl
Aanspraak op hogere reiskostenvergoeding op basis van cao-bepaling en gelijkheidsbeginsel
In deze zaak vorderde de werkneemster, hierna te noemen [eiseres], een hogere reiskostenvergoeding van haar werkgever, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Group 4 Securicor Aviation Security BV, hierna te noemen G4S. De vordering was gebaseerd op een cao-bepaling, sociale gronden en het gelijkheidsbeginsel. De kantonrechter heeft op 21 januari 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de vordering van [eiseres] op alle grondslagen werd afgewezen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiseres] was sinds 27 mei 1989 in dienst bij G4S en werkte als profile agent op de luchthaven Schiphol. In oktober 1992 verhuisde zij van Amsterdam naar [woonplaats]. [Eiseres] ontving een reiskostenvergoeding op basis van de afstand tussen Schiphol en Amsterdam, maar na haar verhuizing naar [woonplaats] verzocht zij G4S om een verhoging van haar reiskostenvergoeding. G4S wees deze verzoeken af, met verwijzing naar de cao-bepaling die stelde dat de werkgever niet verplicht was om de reiskostenvergoeding te verhogen indien de werknemer op eigen initiatief verhuisde.
De kantonrechter oordeelde dat de verhuizing van [eiseres] naar [woonplaats] als een verhuizing op eigen initiatief moest worden beschouwd. [Eiseres] had niet aangetoond dat zij serieuze pogingen had ondernomen om in Amsterdam woonruimte te vinden. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van bijzondere sociale gronden die een verhoging van de reiskostenvergoeding rechtvaardigden. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat [eiseres] niet had aangetoond dat haar situatie gelijk was aan die van andere collega’s die wel een aanpassing van hun reiskostenvergoeding hadden gekregen.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van G4S werden begroot op €400,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. F.J.P. Veenhof op de openbare terechtzitting van 21 januari 2009.