ECLI:NL:RBHAA:2009:BH1651

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700763-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verboden wapenbezit en verwerping van verweer omtrent onrechtmatig verkregen bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 30 januari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verboden wapenbezit. De tenlastelegging omvatte twee feiten: bedreiging van een slachtoffer en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat er onrechtmatig was binnengetreden in de woning van de verdachte, waar het wapen was aangetroffen, en dat dit leidde tot bewijsuitsluiting. De rechtbank verwierp dit verweer, oordelend dat de door de hulpofficier van justitie afgegeven machtiging tot binnentreden in overeenstemming was met de wet. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een onherstelbaar vormverzuim en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.

Wat betreft de bewijsvoering oordeelde de rechtbank dat niet bewezen was wat de verdachte onder het eerste feit was ten laste gelegd, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tweede feit had begaan, namelijk het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank baseerde deze bewezenverklaring op de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van de politie.

De rechtbank oordeelde dat het bewezenverklaarde feit in strijd was met de Wet wapens en munitie en dat de verdachte strafbaar was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met de mogelijkheid om een deel om te zetten in een werkstraf. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen wapens en munitie. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank benadrukte de ernst van het ongecontroleerde bezit van wapens voor de veiligheid van de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700763-08 en 14/810290-06 (TUL)
Uitspraakdatum: 30 januari 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 januari 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 oktober 2008 te Krommenie, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:"Ik breng je om" en/of "Ik weet je wel te vinden in Krommenie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 09 oktober 2008 te Krommenie, gemeente Zaanstad, een of meer vuurwapens van categorie III, te weten een (1) pistool met centraalvuurontsteking (merk: Glock) en/of munitie van categorie III, te weten
- een (1) uitneembaar patroonmagazijn kaliber 9 mm x 19 met twaalf (12) stuks munitie en/of
- een (1) speedloader met munitie los en/of
- éénendertig (31) stuks scherpe patronen kaliber 9 mm x 19 en/of
- negen (9) stuks scherpe patronen kaliber .38 Special en/of
- twaalf (12) stuks scherpe patronen kaliber 7.65 Browning en/of
- één (1) scherpe patroon kaliber 8 mm CS Gas,
voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Verweer met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft - kort gezegd- aangevoerd dat er onrechtmatig is binnengetreden en doorzocht in de woning van verdachte, waar het wapen is aangetroffen. Blijkens pagina 31 van het dossier is geen gebruik gemaakt van de aanwezige schriftelijke machtiging van de hulpofficier van justitie, hetgeen strijd oplevert met artikel 96c van het Wetboek van Strafvordering. Volgens dit artikel kan in de aldaar geregelde gevallen een officier van justitie een woning doorzoeken of in geval van dringende noodzaak een hulpofficier van justitie. In het laatste geval dient binnen drie dagen alsnog een machtiging door de officier van justitie te worden gegeven en dat is niet geschied. Er is derhalve sprake van een onherstelbaar vormverzuim, op grond waarvan het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard dient te worden. Subsidiair dient deze onrechtmatige doorzoeking te leiden tot bewijsuitsluiting van de resultaten van de onrechtmatige zoeking, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt. De door de hulpofficier van justitie afgegeven machtiging tot binnentreden ter doorzoeking (als opgenomen in het dossier achter pagina 50) is in overeenstemming met het gestelde in artikel 3 e.v. van de Algemene wet op het binnentreden. Dat van die machtiging geen gebruik behoefde te worden gemaakt, doet daaraan niet af. Ingevolge artikel 49 van de Wet wapens en munitie zijn de in artikel 45 sub 1 van deze wet bedoelde algemene opsporingsambtenaren bevoegd om te allen tijde doorzoeking ter inbeslagneming te doen op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens of munitie aanwezig zijn. Gelet op de aangifte van Shehata Mohamed was van vorenbedoeld vermoeden sprake. Van enig al dan niet onherstelbaar vormverzuim is de rechtbank niet gebleken en er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een onrechtmatig binnentreden of van een onrechtmatige doorzoeking ter inbeslagneming. Voor een niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie op die grond of voor bewijsuitsluiting van de resultaten van de doorzoeking, als door de verdediging bepleit, is derhalve geen aanleiding.
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie ook overigens ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewijs
Vrijspraak
Met de verdediging en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
3.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op of omstreeks 9 oktober 2008 te Krommenie, gemeente Zaanstad, een vuurwapen van categorie III, te weten een (1) pistool met centraalvuurontsteking (merk: Glock) en munitie van categorie III, te weten
- een (1) uitneembaar patroonmagazijn kaliber 9 mm x 19 met twaalf (12) stuks munitie en
- een (1) speedloader met munitie los en
- éénendertig (31) stuks scherpe patronen kaliber 9 mm x 19 en
- negen (9) stuks scherpe patronen kaliber .38 Special en
- twaalf (12) stuks scherpe patronen kaliber 7.65 Browning en
- één (1) scherpe patroon kaliber 8 mm CS Gas,
voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.3. Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal wapens & munitie (dossierpagina 33).
3.4. Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat het door middel van het onrechtmatige binnentreden verkregen bewijs dient te worden uitgesloten en verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder feit 2 tenlastegelegde.
De rechtbank verwerpt dit verweer en verwijst naar hetgeen hierboven onder 2 ten aanzien van dit verweer reeds is overwogen.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit en tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit. Zij heeft gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en voorts de onttrekking aan het verkeer van de op de beslaglijst vermelde goederen. Tenslotte heeft de officier van justitie verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Alkmaar van 27 maart 2007 voorwaardelijk opgelegde straf toe te wijzen.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een pistool met diverse toebehoren en munitie in zijn woning voorhanden gehad, terwijl hij in 2007 onder meer voor een soortgelijk feit is veroordeeld en ten tijde van het begaan van het onderhavige feit in een proeftijd liep. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een vuurwapen moet hebben om zich te kunnen verdedigen, aangezien hij dat door zijn handicap niet op een andere manier kan en hij zich bedreigd voelt. Waaruit die dreiging precies bestaat, is de rechtbank overigens niet duidelijk geworden. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Door te handelen als hij heeft gedaan heeft verdachte daaraan wederom bijgedragen en uit zijn uitlatingen ter zitting valt af te leiden dat hij het laakbare van zijn handelen nog steeds niet inziet.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist aangezien de rechtbank van oordeel is dat deze straf, in de gegeven omstandigheden passend is en in overeenstemming met de straf die in soortgelijke zaken door de rechtbank is opgelegd.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een pistool met diverse toebehoren en munitie, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezenverklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan. Het ongecontroleerde bezit van voormelde, inbeslaggenomen voorwerpen is in strijd met de wet.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf (algemene voorwaarde)
Bij vonnis van 27 maart 2007 in de zaak met parketnummer 14/810290-06 heeft de meervoudige kamer in de rechtbank te Alkmaar verdachte ter zake van diefstal met geweld en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot – onder meer – een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Om die reden zal de rechtbank, gelet op artikel 14 g van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke gevangenisstraf gelasten.
In de duur van de bij dit vonnis opgelegde gevangenisstraf ziet de rechtbank aanleiding een deel van de tenuitvoergelegde voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf. De reden dat de rechtbank dit slechts voor een deel doet en niet het door de raadsman gedane verzoek volgt om de proeftijd te verlengen of de gevangenisstraf geheel om te zetten in een werkstraf, is met name gelegen in de door verdachte ter zitting gedane uitlatingen ten aanzien van zijn vuurwapengebruik in de toekomst. Met de gekozen combinatie van een werkstraf en een vrijheidsstraf wil de rechtbank verdachte een kans geven om - na het uitzitten van die gevangenisstraf- een regulier bestaan op te bouwen en daarmee te starten door het in overleg met de reclassering uitvoeren van de werkstraf.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 14g, 36b, 36c
Wet wapens en munitie: 26, 55.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 1 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Alkmaar d.d. 27 maart 2007 in de zaak met parketnummer 14/810290-06.
Gelast dat hiervan een deel van 4 maanden gevangenisstraf zal worden omgezet in een werkstraf van 240 uur, bij het niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Onttrekt aan het verkeer:
1. 1.00 STK Pistool Kl:zwart
GLOCK 21 verwijder
.45ACP;
2. 12.00 STK Munitie Kl:goud
.45ACP
in uitneembaar patroonmagazijn glock 21;
3. 1.00 STK Diverse Kl:zwart
FN high power
uitneembaar patroonmagazijn los aangetroffen;
4. 12.00 STK Munitie Kl:goud
9mm x 19
aangetroffen in patroonhouder FN High Power;
5. 9.00 STK Munitie Kl:goud
.38 SPECIAL
munitie revolver los aangetroffen in speedloader;
6. 1.00 STK Diverse
HKS .38special
speedloader voor 5-schots revolver;
7. 12.00 STK Munitie Kl:goud
7.65 MM BROWNIN
los aangetroffen in zwart etui;
8. 31.00 STK Munitie Kl:goud
9MM X 19
los aangetroffen in zwart etui;
9. 1.00 STK Huls Kl:goud
REMMINGTONPETER 9mmx19
los aangetroffen in zwart etui;
10. 1.00 STK Munitie Kl:goud
WADIE 8mm CS Gas
los aangetroffen in zwart etui.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Eichperger, voorzitter,
mrs. H.M. van Dam en J.J.M. Uitermark, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. de Witte,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2009.
Mr. A. Eichperger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.