ECLI:NL:RBHAA:2009:BH0495

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
392474-AO VERZ 08-554
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst na reorganisatie en outsourcing van management

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 5 januari 2009 uitspraak gedaan over het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer bij de Vereniging Buma. De werknemer, die sinds 1990 in dienst was, had bezwaar gemaakt tegen zijn beoordeling door de nieuwe leidinggevende na een reorganisatie waarbij het management was geoutsourced naar Accenture. De werknemer stelde dat zijn uitlatingen en gedrag voortkwamen uit een diep wantrouwen jegens de leidinggevende en de werkgever, wat volgens de werkgever de voortzetting van de arbeidsovereenkomst onmogelijk maakte. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsrelatie onherstelbaar verstoord was, mede door de wijze waarop Buma met de werknemer was omgegaan en het gebrek aan een goede communicatie en begeleiding. De rechter vond dat Buma onvoldoende had gedaan om het conflict op te lossen en dat de werknemer niet de enige schuldige was in deze situatie. Uiteindelijk werd het verzoek tot ontbinding toegewezen, en werd aan de werknemer een vergoeding van € 130.000,00 bruto toegekend. De rechter benadrukte dat Buma een meer zorgvuldige aanpak had moeten hanteren in de omgang met de werknemer, vooral gezien de negatieve reacties van de ondernemingsraad en het personeel op de reorganisatie.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 392474/ AO VERZ 08-554
datum uitspraak: 5 januari 2009
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
VERENIGING BUMA
te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer
verzoekster
hierna: Buma
gemachtigde: mr. R. Hulkenberg
tegen
[verweerder]
te [woonplaats]
verweerder
hierna: [verweerder]
gemachtigde: mr. J.M. Deveer
De procedure
Op 29 juli 2008 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van Buma. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 19 september 2008. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van [verweerder] heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De behandeling is vervolgens aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een regeling te beproeven met hulp van een mediator. Partijen hebben laten weten dat geen regeling is getroffen.
De feiten
a. Buma voert met de stichting Stemra een gemeenschappelijk bedrijf met als doel de behartiging van belangen van componisten, tekstdichters en muziekuitgevers bij de exploitatie van hun auteursrechtelijk beschermde werk.
b. In het laatste halfjaar van 2007 is een ingrijpende reorganisatie gerealiseerd. Niet-kennisintensieve arbeid is daarbij ge-outsourced. Voor de kennisintensieve werkzaam¬heden, die in Hoofddorp worden uitgevoerd, is het management van diverse afdelingen in handen gegeven van het bedrijf Accenture.
c. [verweerder], 49 jaar oud, is sinds 1 oktober 1990 bij Buma in dienst, laatstelijk in de functie van medewerker Distribution Quality & Control (hierna: DQ&C) tegen een salaris van € 5.244,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld.
d. [verweerder] heeft diverse functies bij Buma vervuld, waaronder die van afdelingshoofd afrekenteam Stemra welke functie in het kader van een eerdere reorganisatie in 2003 is komen te vervallen.
e. In 2001 heeft Buma de kantonrechter al eens verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. De kantonrechter heeft dat verzoek bij beschikking van 4 januari 2002 afgewezen.
f. Het management van de afdeling DQ&C is sinds juli 2007 in handen van mevrouw [XXX] (hierna: [XXX]) die bij Accenture in dienst is.
g. Op 25 januari 2008 is een beoordelingsgesprek gevoerd tussen [XXX] en [verweerder] aan de hand van een door [XXX] opgesteld beoordelingsformulier dat [verweerder] aan het begin van dat gesprek was uitgereikt. [verweerder] is gevraagd om binnen een maand na de beoordelingsdatum met een voorstel te komen waarin hij aangeeft hoe hij de gewenste ontwikkel(verbeter)punten gaat realiseren, bijvoorbeeld in de vorm van een coaching traject of specifieke trainingen.
h. [verweerder] heeft aangegeven zich niet te kunnen verenigen met die beoordeling. Bij brief van 27 februari 2008 heeft [verweerder] tegen die beoordeling formeel bezwaar aangetekend.
i. Buma heeft geen voorstel van [verweerder] voor aanpak van de ontwikkelpunten ontvangen maar wel een brief van de gemachtigde van [verweerder] waarin die meldt dat een dergelijk plan voorbarig is omdat nog verschil van mening bestaat over de beoordeling en dat de bezwaarprocedure nog niet was afgerond.
j. [verweerder] heeft verlangd dat bij het gesprek met de her-beoordelaar mevrouw [YYY] (hierna: [YYY]), de direct leidinggevende van [XXX] en eveneens in dienst van Accenture, ook zijn gemachtigde aanwezig zou zijn. Hij heeft ook verlangd dat zijn collega [ZZZ] daarbij aanwezig zou zijn naar wie [XXX] had verwezen inzake enige negatieve punten in de beoordeling van [verweerder]. Buma is aan dat verlangen van [verweerder] niet tegemoet te komen. Van een verdere afwikkeling van de bezwaarprocedure is het niet meer gekomen.
k. Op 24 juli 2008 is [verweerder] vrijgesteld van zijn werkzaamheden met behoud van salaris. Tegelijk is hem door Buma meegedeeld dat zij voornemens was ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken.
Het verzoek
Buma verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden.
Ter toelichting stelt Buma – samengevat – het volgende. Uit de uitlatingen van [verweerder] alsook uit zijn optreden in de organisatie blijkt van een diep wantrouwen jegens zowel Buma als de door Buma aangestelde leidinggevende. Door dit ontbreken van vertrouwen is de arbeidsrelatie zo ernstig verstoord dat deze niet langer in stand kan blijven. Daarbij komt dat de samenwerking tussen [XXX] en [verweerder] feitelijk onmogelijk is geworden. [verweerder] is andere medewerkers van DQ&C bij de problemen blijven betrekken. In diepergaand overleg dan werkbesprekingen was [verweerder] niet geïnteresseerd. Toen [ZZZ] ziek werd moest [verweerder] uitdrukkelijk opgedragen worden een deel van diens werk te doen en dat heeft [verweerder] minimaal gedaan. Bij diverse werkzaamheden heeft [verweerder] meegedeeld niet over de benodigde kennis te beschikken. [XXX] heeft daarop laten weten dat zij overwoog haar functie neer te leggen. Na overleg hebben zij en [ZZZ], die eerder had aangegeven wegens de spanningen op de afdeling te willen solliciteren naar een andere functie, Buma toegezegd bij DQ&C te zullen blijven en opnieuw te willen opbouwen. Daarbij is voortgezette aanwezigheid van [verweerder] absoluut onwenselijk. Door eigen toedoen is voor [verweerder] elders in de onderneming evenmin plaats.
Het verweer
[verweerder] concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid/ afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding van € 450.000,00.
Ter toelichting voert [verweerder] – samengevat – het volgende aan. [verweerder] is al jaren een kritische maar betrokken werknemer, die zich altijd ten volle en loyaal voor Buma heeft ingezet, dit ondanks dat Buma al in 2001 heeft geprobeerd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden, welk verzoek toen is afgewezen.
Niet [verweerder] heeft de arbeidsrelatie laten ontsporen zoals Buma stelt; het is Buma die zich niet als een goed werkgever heeft opgesteld. Zij heeft zich niet gehouden aan haar eigen procedure wat betreft haar functionerings- en beoordelingssysteem, een systeem waarover de OR in 2005 al de conclusie had getrokken dat er aan de uitvoering daarvan van alles mankeert.
Daar komt nog bij dat de OR een negatief advies had gegeven over de reorganisatie in 2007 waarbij het management van het kennisintensieve deel van [verweerder] uitbesteed werd en dat volgens velen binnen de organisatie vragen om moeilijkheden was. [verweerder] is beoordeeld door een manager die totdat ze in juli 2007 voor Buma ging werken, niets wist van de kennisintensieve materie waar het bij Buma om gaat. Daarbij heeft zij zich niet op feiten gebaseerd maar op haar interpretatie daarvan. [verweerder]s collega [ZZZ] heeft meerdere malen tegenover [verweerder] verklaard dat noch zijn andere collega noch hij enig probleem heeft met [verweerder] en dat zijn verzoek om overplaatsing is gebaseerd op de spanningen die op de afdeling zijn ontstaan doordat de leiding weigert naar haar werknemers te luisteren. [verweerder] heeft daarover verklaringen [ZZZ] in het geding gebracht.
Gezien de achtergrond en de voorgeschiedenis uit 2001 alsook de dreiging die Buma had geuit over arbeidsrechtelijke sancties vond [verweerder] het raadzaam om zijn raadsman mee te nemen naar het herbeoordelingsgesprek, zijn laatste kans om inhoudelijk op de gegeven beoordeling in te gaan, en het is voor [verweerder] onbegrijpelijk dat Buma dat heeft geweigerd. Dat de afdeling Personeelszaken ondanks het verzoek daartoe van zijn raadsman niet heeft willen interveniëren valt evenmin te begrijpen.
De problematiek is dan ook, anders dan Buma stelt, gelegen in de situatie waarin Buma verkeert (reorganisatie), de persoon van [XXX] en haar wijze van leidinggeven en de manier waarop Buma hiermee jegens [verweerder] is omgegaan.
De beoordeling van het verzoek
1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW.
2. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld is de kantonrechter van oordeel dat een vruchtbare voortzetting van de samenwerking er niet meer inzit. Daarvoor is de arbeidsrelatie te zeer verstoord; tussenkomst door onder meer het hoger management van Buma en de gemachtigde van [verweerder] en begeleiding van een mediator hebben niet geleid tot oplossing van de gerezen conflicten.
Er zijn dus voldoende gewichtige redenen om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden, zodat het verzoek in zoverre toewijsbaar is.
3. De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder] in redelijkheid een vergoeding toekomt op grond van de volgende vaststellingen en overwegingen.
4. De voorgeschiedenis valt niet los te koppelen van de huidige situatie. Gelet op die achtergrond en op de veranderingen die de jongste reorganisatie teweeg hebben gebracht rond het outsourcen van het management van de afdeling DQ&C had van Buma een meer prudente handelwijze mogen worden verwacht. Die afdeling was bemand met medewerkers die veel kennis en ervaring hebben op het gebied van dit kennisintensieve werk. Buma heeft erkend dat de OR en een aanzienlijk deel van haar personeel afwijzend tegenover de nieuwe organisatievorm hebben gestaan, waarbij de leiding van die afdeling in handen is gekomen van iemand die met dat kennisgebied voordien niets van doen heeft gehad. Volgens Buma is de mening van die betrokkenen daarover inmiddels gewijzigd, maar de in ieder geval aanvankelijk breed gedragen scepsis had voor Buma aanleiding moeten zijn om prudent om te gaan met medewerkers die die omschakeling (nog) niet hadden gemaakt in het door Buma gewenste tempo.
5. In het jaar vóór de reorganisatie heeft [verweerder] nog een goede beoordeling gehad. Over het jaar van de reorganisatie kreeg [verweerder] een matige beoordeling, maar die was wel gegeven door de nieuwe manager [XXX]. [verweerder] heeft dadelijk tegen die beoordeling gemotiveerd verweer gevoerd en later bezwaar aangetekend. Dat [verweerder] zoals Buma stelt [XXX] in het werk zou hebben gesaboteerd en een groot verwijt valt te maken is tegenover de uitgebreid gemotiveerde betwisting niet komen vast te staan of voldoende aannemelijk geworden. Wel is aannemelijk geworden, mede gelet op de verklaringen van [ZZZ] die door [verweerder] zijn overgelegd, dat Buma onvoldoende heeft geluisterd naar de werknemers over de moeilijkheden waarmee zij zich geconfronteerd zagen.
6. Buma heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gedaan om uit de ontstane problemen te komen en het gerezen conflict op te lossen, dat is geëscaleerd in de kennelijk ook volgens de OR nog verre van ideale procedure van beoordeling.
Dat Buma heeft geweigerd [verweerder] te laten bijstaan door zijn gemachtigde tijdens het geplande gesprek met [YYY], als gevolg waarvan de bezwaarprocedure is gestaakt, is een zwak punt van Buma.
Dat Buma afwijzend heeft gereageerd op het verzoek van de gemachtigde van [verweerder] aan de manager P & O om te bemiddelen is evenmin in het voordeel van Buma. Vanuit de leiding van Buma zelf had een actievere, de-escalerende rol mogen worden verwacht.
7. Buma heeft aangegeven dat zij zich gedwongen heeft gezien te kiezen tussen het management en [verweerder] en dat zij heeft gekozen voor het management. Zij zal nu de gevolgen van die keuze moeten dragen; het is niet redelijk om die gevolgen gegeven de omstandigheden volledig voor rekening van [verweerder] te laten komen.
Aan de andere kant valt ook [verweerder] enig verwijt te maken. Van hem mocht worden verwacht dat hij met een onbevooroordeelde instelling het nieuwe management de kans zou geven zich in te werken en de afdeling te leiden naar en in een nieuwe organisatievorm. Van die instelling is te weinig gebleken.
8. Bij de vaststelling van de vergoeding wordt daarom uitgegaan van een correctiefactor van 1, zodat de vergoeding (na afronding) uitkomt op € 130.000,00 bruto.
9. Buma heeft geen vergoeding aangeboden, zodat de kantonrechter Buma in de gelegenheid zal stellen het verzoek in te trekken.
10. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
11. Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
stelt partijen ervan in kennis voornemens te zijn de arbeidsovereenkomst tegen 1 februari 2009 te ontbinden onder toekenning van een vergoeding als hierna is vermeld;
bepaalt dat Buma de gelegenheid heeft het verzoek in te trekken door middel van een uiterlijk op 19 januari 2009 te 15.00 uur ter griffie ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de wederpartij;
voor het geval Buma het verzoek niet intrekt wordt alvast als volgt beslist:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tegen 1 februari 2009;
kent aan [verweerder] ten laste van Buma een vergoeding toe van € 130.000,00 bruto, ineens te voldoen, als aanvulling op ingevolge sociale verzekeringswetten te ontvangen uitkeringen dan wel elders te verwerven lager inkomen uit arbeid;
veroordeelt voor zover nodig Buma tot betaling van die vergoeding;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
voor het geval Buma het verzoek wel intrekt:
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. de Rooij en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.