Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 september 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 26 januari 2009, met de bij die gelegenheid door [eiser] in het geding gebrachte productie 8.
2.De feiten
DSC ’74, zijn [eiser] en [gedaagde] met elkaar in botsing gekomen. Daarbij heeft [eiser] zijn been gebroken. [eiser] droeg tijdens de wedstrijd scheenbeschermers.
3.Het geschil
4.De beoordeling
want de bal lag al in het doel”.
met de benen gestrekt” het doel uitkwam en dat hier sprake was van een beweging “
die een voetballer maakt als hij als keeper optreedt”, want “
een echte keeper zou naar de bal duiken”.
glijdend naar de bal” toeging.
met gestrekte benen naar de cornervlag” dook en met zijn handen naar het doelgebied. Bij het neerkomen kwam hij met zijn scheenbeen tegen het scheenbeen van [eiser]. Hij had zelf een “
behoorlijk ei”op zijn scheenbeen, aldus [gedaagde] als getuige.
gestrekt naar de cornervlag”, haaks op de aanvalslijn van [eiser] en met zijn handen
“in de richting van de linkerhoek van het strafschopgebied”. In deze lezing dook [gedaagde] derhalve min of meer parallel aan de doellijn om zijn doel, met name de korte hoek daarvan, zoveel mogelijk af te schermen. Vervolgens, aldus [gedaagde], nadat [eiser] had geschoten, kwamen partijen met de scheenbenen tegen elkaar op het moment dat hij, [gedaagde], weer op de grond neerkwam. Hij vermoedt dat [eiser] op snelheid tegen hem aan is gelopen.
(“schuin gestrekt het doel uit in diagonale positie en met de benen gestrekt”), maar hieraan komt tezamen met de weinig plausibele verklaring van [gedaagde] zelf al met al onvoldoende bewijskracht toe om te kunnen zeggen dat het door [eiser] geleverde bewijs, zoals hiervoor vastgesteld in 4.9, is weerlegd.