ECLI:NL:RBHAA:2008:BJ9974

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/45
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van arbeidskorting op Wajong-uitkering in het belastingrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 27 juni 2008, staat de vraag centraal of de arbeidskorting van toepassing is op een Wajong-uitkering in het kader van de inkomstenbelasting. Eiser, die in 2005 een inkomen uit tegenwoordige arbeid van € 8.617 en een Wajong-uitkering van € 6.098 ontving, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die door de Belastingdienst was opgelegd. De Belastingdienst had de aanslag conform de aangifte opgelegd, waarbij rekening was gehouden met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting voor het inkomen uit tegenwoordige arbeid.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de relevante wetsartikelen uit de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) besproken. Artikel 8.11 van de Wet IB 2001 stelt dat de arbeidskorting geldt voor belastingplichtigen die met tegenwoordige arbeid winst, loon of resultaat uit een werkzaamheid genieten. Artikel 1.7a van dezelfde wet verduidelijkt dat Wajong-uitkeringen niet gelijkgesteld worden met loon uit tegenwoordige arbeid, waardoor de arbeidskorting niet van toepassing is op deze uitkering.

Tijdens de zitting heeft eiser zijn grieven tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaarschrift en het niet in aanmerking nemen van de aftrekpost voor buitengewone uitgaven inzake ziektekosten laten vervallen. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht geen arbeidskorting had verleend over de Wajong-uitkering, conform de wettelijke bepalingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep kunnen instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/45
Uitspraakdatum: 27 juni 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 16 november 2007 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.869.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2008. Namens eiser verschenen zijn vader [naam]. Namens verweerder is verschenen [naam].
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Gronden
1. Eiser heeft in 2005 € 8.617 inkomen uit tegenwoordige arbeid ontvangen en daarnaast een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (hierna: Wajong-uitkering) van € 6.098 genoten.
In de aangifte voor het jaar 2005 heeft eiser voor de inkomstenbelasting en de premies volksverzekeringen de volgende gegevens vermeld:
inkomen uit tegenwoordige arbeid € 8.617
inkomen uit vroegere arbeid (Wajong-uitkering) € 6.098
buitengewone uitgaven i.v.m. ziekte € 846 -/-
belastbaar inkomen uit werk en woning € 13.869
Verweerder heeft de aanslag conform deze aangifte opgelegd. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag rekening gehouden met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, voor zover deze ziet op de inkomsten welke eiser uit tegenwoordige arbeid heeft ontvangen.
2. Ter zitting heeft eiser zijn grieven tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaarschrift en het geen rekening houden met de aftrekpost buitengewone uitgaven inzake ziektekosten van € 846 laten vervallen. Eiser is van mening dat de arbeidskorting ook voor de Wajong-uitkering geldt.
3. Artikel 8.11, eerste lid en tweede lid, eerste volzin, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (de Wet IB 2001) luidt voor 2005 als volgt:
“De arbeidskorting geldt voor de belastingplichtige die met tegenwoordige arbeid winst uit een onderneming, loon of resultaat uit een werkzaamheid geniet.
2. De arbeidskorting wordt berekend over het gezamenlijke bedrag van hetgeen met tegenwoordige arbeid is genoten als winst uit een of meer ondernemingen, loon en resultaat uit een of meer werkzaamheden (arbeidskortingsgrondslag). ”
4. Artikel 1.7a van de Wet IB 2001 luidt voor 2005 als volgt:
“Voor de toepassing van de artikelen 3.141, 8.11, 8.14 en 8.16 en de daarop berustende bepalingen wordt met loon uit tegenwoordige arbeid gelijkgesteld:
a. inkomsten genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid;
b. uitkeringen op grond van de Wet arbeid en zorg en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.
2. Inkomsten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid zijn niet uitkeringen op grond van:
a. de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
b. de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
c. de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
d. buitenlandse arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die naar aard en strekking overeenkomen met de regelingen die zijn vermeld in de onderdelen a, b en c.”
Op grond van bovenstaande wetsartikelen is de arbeidskorting derhalve niet van toepassing op de Wajong-uitkering. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom over de Wajong-uitkering terecht geen arbeidskorting verleend.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 27 juni 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.