ECLI:NL:RBHAA:2008:BJ8796

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/8416
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift wegens overschrijding van de termijn voor indienen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 11 juli 2008 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser X en verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst/Y. Het geschil betreft de tijdigheid van een beroepschrift dat door eiser is ingediend tegen een uitspraak op bezwaar van 23 oktober 2007, waarin een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2004 werd opgelegd. De termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 4 december 2007, maar het beroepschrift is pas op 6 december 2007 door de rechtbank ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het poststempel op het beroepschrift 5 december 2007 is, wat betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend volgens artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft verder overwogen dat er geen feiten of omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat het indienen van het beroepschrift buiten de termijn verontschuldigd kan worden. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter R.H.M. Bruin in aanwezigheid van griffier J. de Jong. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/8416
Uitspraakdatum: 11 juli 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Y, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 23 oktober 2007 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2004 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.182.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2008.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [naam].
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Gronden
1. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (: AWR) aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van die wet blijft bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2. De dagtekening van de bestreden uitspraak op bezwaar is 23 oktober 2007, er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 4 december 2007. Het beroepschrift is op 6 december 2007 bij de rechtbank ontvangen. Dit is binnen een week na afloop van de termijn, maar aangezien het poststempel van 5 december 2007 is, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
3. De rechtbank stelt voorts vast dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan het indienen van het beroepschrift buiten de beroepstermijn met toepassing van art. 6:11 van de Awb verontschuldigd kan worden.
4. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de beroepstermijn.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 11 juli 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.