a. In de jaren 1957 tot en met 1959 heeft [eiser] gedurende 20 maanden gewerkt bij garage Van Eck te Haarlem. Hij is in die periode met regelmaat in aanraking gekomen met asbest bij de onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan diverse (onderdelen van) auto’s. Hij beschikte in die tijd niet over persoonlijke beschermingsmiddelen in het kader van blootstelling aan asbest.
b. Van 31 mei 1965 tot 1 december 1998 is [eiser] in loondienst werkzaam geweest bij Hoogovens. Van 31 mei 1965 tot 1 maart 1976 heeft [eiser], aanvankelijk als walser en later als tweede walser, gewerkt aan de hardingswalsen 48 en 42. Incidenteel is hij in die periode uitgeleend aan andere afdelingen, waaronder de gloeiovens.
c. In die periode was in de spankranen die boven de medewerkers reden bij de hardingswalsen 48 en 42 asbest aanwezig en zat er asbest in de remvoeringen van de zogenaamde kat, het hijs- en zakgedeelte van de kranen en in de remvoeringen van de kranen zelf. Ook in de vijf elektromotoren per wals die pal achter de walsen stonden waren asbestmaterialen verwerkt.
d. In november 2005 is door een longarts bij [eiser] de diagnose maligne mesothelioom, zijnde long- of buikvlieskanker, gesteld. Deze diagnose is bevestigd door het Nederlands Mesotheliomen Panel. Van deze ziekte is slechts één oorzaak bekend, namelijk de blootstelling aan asbest.
e. In een “Notitie voor de heer Visser” van Speurwerk en Ontwikkeling Arbeids- en Milieuhygiëne van 24 oktober 1972 ter zake van “Onderzoek op de aanwezigheid van asbestvezels in stof op kranen onder de remschijven” staat onder meer:
Aan het gebruik van asbest kunnen gevaren voor de gezondheid zijn verbonden. In verband daarmee is nagegaan of in het stof dat zich op kranen onder de remschijven bevindt, asbest aantoonbaar is. Asbest is een complex magnesium-ijzer silicaat, dat zich kenmerkt door zijn vezelvorm. Het stof van asbest bestaat gedeeltelijk uit zeer kleine (lengte 20 u, dikte 0,05- 3u) kristallijne naaldjes, die microscopisch moeilijk aantoonbaar zijn. In de stofmonsters, die voor het onderzoek (bij RL-LAD-STR) zijn verzameld, kon bij een vergroting van 100x vezels worden aangetoond, die grote overeenkomst vertonen met vezels van asbest (…). Om meer houvast te krijgen is het stof geanalyseerd op het gehalte aan magnesium; de resultaten hiervan duiden erop dat het stof inderdaad asbestvezels bevat.(…) Een eerste indruk is dat het stof asbestvezels bevat: de mate waarin dit stof gevaarlijk is voor de gezondheid zou moeten worden nagegaan door een betere monstername met een analyse van het stof bij IG-TNO.
f. Corus heeft een rapport d.d. 26 juni 2007 overgelegd, getiteld “Retrospectieve beoordeling van blootstelling aan asbest, oud-werknemer S. [eiser] Hoogovens te Beverwijk”, dat in opdracht van Andriessen & Geurst Expertises te Rotterdam en Instituut Asbestslachtoffers is opgesteld door dr. J.G.M. van Rooij (toxicoloog/arbeidshygiënist IndusTox Consult te Nijmegen) en drs. H. Bunnik (chemicus/bedrijfskundige Buro Arboschade te Lochem). Voor het opstellen van dat rapport is een aantal collega’s van [eiser] telefonisch ondervraagd. Van die gesprekken zijn geen verslagen overgelegd, noch zijn die collega’s onder ede als getuigen gehoord. In dat rapport staat onder meer het volgende:
4.3 Gebruik van asbest in koudwalserij
In de walserij hal waren een aantal diffuse asbestbronnen, zoals voertuigen (remvoeringen), bovenloopkranen (remmen, vonkenschotten) en walsen (remmen en koppelingen). Daarnaast was asbest onder meer aanwezig als isolatie voor stoomleidingen en ovens. In de loop van de tijd zijn de bronnen en ook het asbest zelf verwijderd, laatstelijk in 1998 bij het verwijderen van asbesthoudende vonkenschotten uit de elektrische schakelkasten. (...)
Hoogovens was na het verschijnen van het proefschrift van Stumphius in 1969 via haar eigen werkgevers contacten op de hoogte van het gevaar van asbest en mesothelioom. Binnen Hoogovens is niet lang daarna, in 1971, een asbestwerkgroep gestart. (…) In deze circulaire wordt tevens gemeld dat in 1971 interne richtlijnen zijn uitgevaardigd en dat deze richtlijnen in 1978, vooruitlopend op het Asbestbesluit, zijn aangepast. (…)
Schriftelijke beschrijving van een inventarisatie, eventueel aangevuld met metingen en plan van aanpak voor de koudwalserij is niet beschikbaar. Uit gesprekken en deels uit documenten is gebleken dat Hoogovens in de loop van de jaren een asbestsanering heeft uitgevoerd die eind jaren’80 en begin jaren ’90 tot daadwerkelijke sanering en vervanging van asbest bij de koudwalserij heeft geleid. (…)
4.4 Blootstelling door diffuse emissie van asbest
Rondom hardingswalsen: Tot begin jaren ’90 heeft er bij de hardingswalsen diffuse emissie van asbestvezels plaatsgevonden als gevolg van gebruik van asbesthoudende remmen en koppelingsplaten met asbestvoering. In de omgeving van de hardingswalsen is mogelijk asbest vrijgekomen door voertuigen met asbesthoudende remblokken en door bovenloopkranen als gevolg van asbesthoudende remmen en (tot 1976) asbesthoudende vonkenschotten bij elektrische schakelingen. (…)
6. Etiologie en epidemiologie van mesothelioom (…)
latentietijd
De latentietijd vanaf het begin van de bloostelling tot de manifestatie van het maligne mesothelioom varieert van 20 tot 50 jaar. (…)
drempelwaarde
Uit epidemiologisch onderzoek naar het verband tussen asbestblootstelling en de kans op een maligne mesothelioom is gebleken dat er voor het aannemen van een drempelniveau onvoldoende aanwijzing is (...). Dit betekent dat kortdurende blootstelling of regelmatige blootstelling aan lage concentraties asbest voldoende is om die kans te vergroten.
risicofactoren
beroep -beroepsmatige blootstelling aan asbest wordt gezien als de belangrijkste risicofactor voor het krijgen van mesothelioom. Een uitgebreide lijst van beroepen waarin asbestblootstelling kan leiden tot een verhoogd risico op mesothelioom is opgenomen in Bijlage C van ‘Protocollen asbestziekten: mesothelioom‘ (Gezondheidsraad, 1998). Het beroep van walser staat niet in deze lijst.
g. In de toelichting op die bedoelde lijst staat onder meer:
De hier volgende lijst, samengesteld op grond van gegeven en de wetenschappelijke literatuur uit Nederland en de ons omringende landen, omvat beroepen die gelden als riskant voor maligne mesothelioom. Hoewel deze lijst niet compleet kan zijn en gemotiveerd uitgebreid zal kunnen worden, adviseert de commissie haar aan te houden waar het er om gaat vast te stellen of beroepsmatige blootstelling aan asbest waarschijnlijk is als oorzaak voor een vastgestelde maligne mesothelioom.
h. In 1962 is op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschap een notitie opgesteld in het kader van het vaststellen van de Europese lijst van beroepsziekten. In deze notitie wordt in het kader van “beroepsmatige aandoeningen van het ademhalingsstelsel, pneumoconiose-asbestose” onder meer het volgende opgemerkt:
De voornaamste bronnen van beroepsgevaar zijn:
(…) -het demonteren en afbreken van installaties die uit asbesthoudende materialen vervaardigd zijn;
(…) -De door asbest veroorzaakte aandoeningen kunnen arbeiders treffen die rechtstreeks deze werkzaamheden verrichten, maar ook personeel, te werkgesteld in de nabijheid van een verontreinigde atmosfeer.
i. Bij gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor heeft de getuige [AAA] onder meer verklaard:
Ik ken [eiser] als collega. We hebben samen gewerkt op de hardingswals. (…) Ik was tot ongeveer 1983 niet op de hoogte van de aanwezigheid van asbest in de hal. (…) Dat werd niet bekend gemaakt aan de productiemensen. (…) Het onderhoud aan de wals werd uitgevoerd door de technische dienst. De remvoeringen werden tijdens het onderhoud ter plekke vervangen. Direct boven de wals bevonden zich twee kranen. Daar zaten ook remmen met remvoeringen in. De kranen dienden ervoor om het materiaal dat we in de wals moesten verwerken aan- en af te voeren. De afstand tussen de kraan en de wals schat ik op 10 meter. De kranen hingen tijdens de ploegendienst regelmatig boven mijn hoofd. (…)
Volgens mij bevatten de gassloten in de gloeiovens ook asbesthoudende materiaal alsmede de thermokoppels die in de gloeiovens zaten. Als de gloeiovens werden verplaatst kwam het wel eens voor dat een gloeiend heet brok steen (bemetseling) los kwam. Tussen het steen en de stalen wand van de gloeioven zat asbest. Dat diende als isolatie. (… )In de wals bevond zich een afzuiginstallatie om het grit af te zuigen. In onze directe omgeving was verdere ventilatie afwezig. De ventilatie vond plaats via roosters in de wanden van de hal. Dit was een natuurlijke ventilatie.
j. Getuige [BBB] heeft onder meer verklaard:
Vanaf 1963 ben ik werkzaam geweest in de hal waar de hardingswals stond, de N-hal. De heer [eiser] heeft bij mij in die hal als walser gewerkt. (…) Asbest zat in de remmen van de motoren van de wals. Dat zijn de aandrijfmotoren van de wals en de motoren van de oproller en afroller. Tevens zat asbest op de schroefstelling van de walsmotoren. Tijdens het werk stonden wij vlak bij de bedieningskast van de wals. Ook op de remmen van de motoren van de kranen boven de wals zat asbest. (…) De remmen van de motoren in de N-hal werden vervangen door de technische dienst. Dat gebeurde hooguit 1 keer per jaar, denk ik. De vervanging gebeurde ter plekke. Wij als productiepersoneel maakten de walsen schoon. En gemakshalve gebeurde dat met luchtdruk, dat wil zeggen we spoten het vuil weg en dat ging alle kanten op. Daar kwam geen water aan te pas. Het weggespoten vuil werd door ons opgebezemd en in afvalvaten gedeponeerd en de algemene dienst haalde die vaten op. Er werd iedere week 1 keer op een vaste dag schoongemaakt. Wij werkten in vier ploegendiensten en vol continu.
Alleen tussen de walsen zat een matige afzuiging voor het grit. Verder in de hal was geen afzuiginstallatie aanwezig, althans niet bij mijn weten. (…) Pas nadat ik gepensioneerd was heb ik gehoord dat asbest gevaarlijk kon zijn. Daar werd tijdens mijn werkzame leven bij Corus niet over gesproken. (…) Het kwam wel eens voor dat de kranen boven de walsen tegen elkaar botsten en dan was het een grote stofwolk in de hal van de vuiligheid die op de kranen lag.
k. Getuige [CCC] heeft onder meer verklaard:
Ik heb vanaf 1968 tot 1 februari 2007 bij Corus gewerkt. (…) Ik ken de heer [eiser] oppervlakkig. Ik weet dat hij bij de hardingswalsen 42 en 48 heeft gewerkt. Ik heb in de N-hal Oost en West als opzichter gelopen en ook bij de hardingswalsen. In de N-hal Oost had je de openrol gloeierij en de BA gloeierij. In die gloeierij zaten ovens en tussen de stenen en de wanden van de ovens zat asbest. Als er stenen losraakten dan kwam er asbest vrij. Als wij het vermoeden hadden dat er op die manier asbest was vrijgekomen, belden wij de veiligheidsdienst die dat liet onderzoeken en als er inderdaad asbest was vrijgekomen dan werd het onder het asbestregiem gerepareerd. Ik praat nu over de periode vanaf 1986, want toen liep ik er als opzichter rond. (…)Overal waar bewegende delen met remvoeringen zaten, was ook asbest. Verder noem ik pakkingen, de ommanteling van stoomleidingen en allerlei beplatingen. De remvoeringen zaten niet alleen bij de kranen maar ook op en achter de walsen. Wij wisten vanaf 1968 tot rond de jaren 90 niet dat in de remvoeringen asbest zat. (…) Pas later werd mij bekend dat asbest gevaarlijk is. (…)
In de jaren 1992/1993 kwam er een grote omslag bij CPP, dat is de fabriek waarin wij, en daarmee bedoel ik ook [eiser], werkten, voor wat betreft het omgaan met asbest. De aanleiding was een incident in de J-hal aan de installatie CA-11. Daar was een wand in de oven losgekomen. Na een meting werd asbest geconstateerd. (…)
l. [eiser] heeft zelf als getuige onder meer verklaard:
Ik stond aan de inzet van de hardingswalsen en bediende daar een paneel om het rol blik zo snel mogelijk door de wals heen te laten draaien. (…) Later nadat ik promotie had gemaakt en tweede walser was geworden, bediende ik het paneel nog maar sporadisch, maar ik liep wel steeds om de wals heen en was daar dus bij aanwezig. (…) Bij de hardingswalsen was asbest aanwezig in de spantkranen die boven ons reden. Het asbest zat in de remvoeringen van de kat (dat is het hijs- en zakgedeelte van de kranen). Via de kat werden de rollen blik aangevoerd en op de kiepstoel gelegd. (…) Het asbest zat ook in de remvoeringen van de kraan zelf. Er zat ook asbest in de elektromotoren van de wals. Die motoren stonden achter de wals. Er waren een stuk of vijf motoren per wals. (…)De kranen hingen continue boven ons hoofd. Ik werkte acht uur per dag in een wacht. Per wacht werden 25 tot 30 rollen blik aangevoerd. Het kwam ook wel voor dat ik vier keer per wacht moest ombouwen. Ombouwen betekent dat we de werkwals moesten verwisselen. Dan hing de kraan echt terecht boven je hoofd, dat ging wel met schokken gepaard als het misging. (…) Als de motoren voor onderhoud stilstonden en wij daar in de buurt aan het schoonmaken waren, dan spoten we met lucht het stof van de motoren af. Dat stof dwarrelde dan alle kanten op. Ik droeg tijdens mijn werkzaamheden nooit beschermende kleding en een masker. Dat deed niemand. Het werd ook niet aangegeven door Hoogovens dat dat wel moest. (…) De ruimte waarin ik werkte was droog. Er was naar mijn weten geen afzuiging in de hal. Er was een heel beperkte afzuiging tussen de walsen. Dat was alleen om het stof dat daar in de lucht hing niet op de walsen terecht laten komen. (…) Het is mij bekend dat Hoogovens ooit een onderzoek door TNO heeft laten uitvoeren naar de concentratie van asbestvezels in stofmonsters. Die monsters waren afkomstig van de kranen bij de hardingswalsen waar ik bij werkte. Ik ben dat te weten gekomen omdat dat staat in de notulen van 1972. Waarschijnlijk waren dat notulen van de een of andere veiligheidscommissie van Hoogovens. Ik ben vorig jaar achter dat onderzoek aangegaan, maar TNO kon geen gegevens aan mij als privé-persoon verstrekken. Ik weet dat Hoogovens in de jaren ‘80 pas is overgegaan van asbesthoudende remschoenen naar asbestvrije remschoenen.
m. Getuige [DDD] heeft onder meer verklaard:
Sinds 1 oktober 1983 vervul ik de functie van manager externe veiligheid. Ik ben vanaf september 1985 bij - toen nog - Hoogovens in dienst. (…) In 1971 is bij Hoogovens een asbest werkgroep opgericht. (…) Mr. Ruers toont mij een notitie voor de heer Visser van 24 oktober 1972 en vraagt mij of de inhoud daarvan destijds aan het personeel is bekend gemaakt. Ik moet het antwoord hierop schuldig blijven, omdat ik pas in 1985 in dienst ben getreden en ik hierover niets uit eigen wetenschap kan verklaren.