ECLI:NL:RBHAA:2008:BG6624

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/710243-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

In deze zaak heeft de Meervoudige Strafkamer van de Rechtbank Haarlem op 5 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 13 maart 2008 te Oostzaan. De verdachte, als bestuurder van een motorrijtuig, heeft een fietser, die voorgesorteerd was om linksaf te slaan, links ingehaald. Dit gebeurde op een moment dat de fietser zijn hand uitstak om aan te geven dat hij wilde afslaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de fietser, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gecompliceerde bovenarmfractuur en bekkenfracturen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat de getuigenverklaring van [getuige 1] niet voor het bewijs kon worden gebruikt, omdat deze niet door een bevoegde verbalisant was vastgelegd. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de schriftelijke verklaring, ondersteund door andere bewijsmiddelen, wel degelijk als bewijs kon dienen.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 60 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710243-08
Uitspraakdatum: 5 december 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 maart 2008 te Oostzaan als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Kerkstraat, naderende de kruising of splitsing van die weg met de Burgemeester Teerstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden, immers heeft hij een voor hem op die weg rijdende fietser, welke duidelijk (middels het uitsteken van zijn (linker)hand/arm) had aangegeven linksaf te willen slaan (teneinde de Burgemeester Teerstraat in te rijden) en/of welke fietser (vervolgens) (daartoe) had voorgesorteerd en/of (nagenoeg) tegen de wegas aanreed, links ingehaald en/of niet zijn voertuig tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon over zien en waarover deze vrij was waarna of (mede) waardoor een aanrijding of botsing ontstond tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en die fietser/fiets waardoor die ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde (linker) bovenarm fractuur en/of bekken fractuurtjes en/of de (linker)arm uit de kom, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1 Bewijsoverweging
Door de raadsman is gesteld dat de getuigenverklaring van de [getuige 1] en zijn vrouw niet voor het bewijs kan worden gebruikt nu deze verklaring niet door een daartoe bevoegde verbalisant in een proces-verbaal is vastgelegd en niet door andere getuigenverklaringen wordt ondersteund.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt:
Anders dan de raadsman heeft gesteld maakt het ontbreken van een wettig opgemaakt proces-verbaal niet dat de op schrift gestelde verklaring van [getuige 1] voor het bewijs onbruikbaar is. Weliswaar komt hieraan niet dezelfde bewijskracht toe, als van een in een proces-verbaal vastgelegde verklaring, maar kan als schriftelijk stuk, mits ondersteund door andere bewijsmiddelen, wel tot het bewijs bijdragen. Nu deze verklaring ondersteund wordt door in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, te weten de verklaring van het slachtoffer, het proces-verbaal verkeersongeval en de verklaring van verdachte zelf, kan deze voor het bewijs worden gebezigd.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 13 maart 2008 te Oostzaan als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Kerkstraat, naderende de kruising van die weg met de Burgemeester Teerstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, te rijden, immers heeft hij een voor hem op die weg rijdende fietser, welke duidelijk middels het uitsteken van zijn linkerhand had aangegeven linksaf te willen slaan teneinde de Burgemeester Teerstraat in te rijden en welke fietser vervolgens daartoe had voorgesorteerd en nagenoeg tegen de wegas aanreed, links ingehaald en waardoor een aanrijding ontstond tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en die fietser waardoor die ander genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde linker bovenarm fractuur en bekken fractuurtjes en de linkerarm uit de kom, werd toegebracht;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd waarin hij – zakelijk weergegeven – heeft verklaard:
Ik kwam op 13 maart 2008 uit de richting Zaandam en ik nam de Kerkstraat naar Oostzaan. De Kerkstraat is een dubbele rijbaan met een fietspad. Het fietspad is niet van de weg gescheiden. [slachtoffer] ging linksaf. Ik zag dat hij zijn hand uitstak. Toen ik dat zag reed ik een stuk achter hem, ik denk 30 meter. Het klopt dat ik in eerste instantie ben doorgereden en even verderop ben gekeerd. De fietser lag op de rijbaan voor het mij tegemoetkomende verkeer.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verkeersongeval (dossierpagina 9-11) inclusief een situatieschets verkeersongeval (dossierpagina 8), waaruit - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende blijkt:
Op 13 maart 2008 heeft in Oostzaan een verkeersongeval plaatsgevonden met letsel tussen een automobilist en een fietser. De bestuurder van de auto was [verdachte] en de fietser [slachtoffer]. De bestuurder van de personenauto heeft de fietser die voorgesorteerd stond om linksaf te slaan aan de linkerzijde ingehaald. De fietser, [slachtoffer], is hierbij gewond geraakt.
• een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 8 mei 2008 (dossierpagina 12-13) waarin deze – zakelijk weergegeven – onder meer het navolgende verklaart:
Op 13 maart 2008 reed ik op mijn fiets over de Kerkstraat in Oostzaan. Ik kwam uit de richting Zaandam en ging in de richting van de Burgemeester Teerstraat. Ruim voor de kruising van de Kerkstraat met de Burgemeester Teerstraat keek ik achterom. Ik werd ingehaald door een auto en ik zag dat achter deze auto nog een auto reed. Hier zat een behoorlijke afstand tussen. Ik denk 60 meter. Ik was bij de kruising aangekomen en ik moest daar linksaf slaan, de Burgemeester Teerstraat in. Ik stak mijn hand uit naar links en daarna ben ik voorgesorteerd. Ik reed al tegen de as van de weg aan. Opeens werd ik ingehaald door die tweede auto. Hij reed tegen mijn linkerelleboog aan en hierdoor kwam ik ten val. De auto die mij aanreed ging met zijn wielen over de stoep van de linkerkant van de straat. Ik viel langs de auto naar beneden met mijn hoofd op de straat. Door die klap van de spiegel had ik enorme pijn aan mijn elleboog. In het ziekenhuis bleek ik een verbrijzelde elleboog, een arm uit de kom, een heupfractuur en een hoofdwond te hebben opgelopen door deze aanrijding. Ik wil nog verklaren dat ik zeer duidelijk met een handgebaar kenbaar had gemaakt dat ik linksaf zou slaan.
• een geschrift, zijnde de op schrift gestelde verklaring van [getuige 1] en [getuige 2] (dossierpagina 14-16) waarin deze – zakelijk weergegeven – het volgende verklaart:
Op 13 maart 2008 reden wij op de Kerkstraat in Oostzaan komende uit de richting Zuideinde en gaande in de richting van het Weerpad. Onze aandacht werd getrokken door een personenauto die voor ons in tegenovergestelde richting reed. Wij zagen dat deze personenauto ter hoogte van de kruising Burgemeester Teerstraat een grote zwenking naar de voor hem uiterst linkerzijde van de rijbaan maakte en vervolgens met een wijde bocht naar rechts weer terug reed naar de voor hem geldende rijstrook. Wij zagen dat deze personenauto kennelijk een voor hem rijdende linksaf gaande fietser had geraakt. Wij zagen dat deze fietser tegen het wegdek smakte en vervolgens midden op de voor onze rijrichting bestemde rijstrook bleef liggen. Wij zagen dat de genoemde personenauto met onverminderde snelheid in onze richting kwam rijden. De personenauto keerde verderop en kwam teruggereden. Wij zagen dat de rechterbuitenspiegel van de betrokken personenauto kennelijk was afgebroken en doelloos omlaag langs het rechterportier van genoemde auto hing.
• een geschrift, zijnde de op schrift gestelde letselverklaring van prof. dr. R.G. Poll, Orthopaedisch chirurg d.d. 15 mei 2008 (dossierpagina 17) waaruit – zakelijk weergegeven – onder meer blijkt dat [slachtoffer] op 13 maart 2008 een gecompliceerde (open) bovenarmfractuur links doorlopend in het gewricht, linkerschouder uit de kom en bekkenfractuurtjes heeft opgelopen.
3.3 Bewijsoverweging
Door de raadsman is ter terechtzitting gesteld dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt nu hij een fietser links heeft ingehaald die op het fietspad reed.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt:
Anders dan de raadsman stelt is voor de rechtbank op grond voor voornoemde bewijsmiddelen komen vast te staan dat de fietser op het moment van inhalen door verdachte reeds was voorgesorteerd teneinde linksaf te slaan. Dit wordt immers verklaard door het slachtoffer zelf en door het echtpaar [getuigen 1 en 2]. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij zijn hand uitstak naar links en daarna is voorgesorteerd en al tegen, of over de as van de weg heen reed.
Slachtoffer en eerder genoemde getuigen verklaren bovendien ieder, dat verdachte een zwenkende beweging maakte en op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer heeft gereden. Volgens de verklaring van het slachtoffer ging de auto die hem aanreed bijna met zijn linkerwielen over de stoep van de linkerkant van de straat. Het echtpaar [getuigen 1 en 2] verklaarde dat het zag dat de bestuurder ter hoogte van de kruising met de Burgemeester Teerstraat een grote zwenking maakte naar de voor hem uiterst linkerzijde van de rijbaan en vervolgens met een wijde bocht naar rechts weer terugreed naar de voor hem geldende rijstrook. De rechtbank betrekt bij dit oordeel tevens de plaats waar het slachtoffer na de aanrijding op de weg lag, namelijk op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer en de schade aan het voertuig van verdachte, een afgebroken rechterbuitenspiegel. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte een reeds voorgesorteerde fietser heeft ingehaald en daartoe over de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer heeft gereden. Bij deze manoeuvre heeft verdachte met zijn rechter buitenspiegel de fietser geraakt waardoor deze ten val kwam. Verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer zijn hand had uitgestoken op het moment dat hij nog een stuk achter hem reed. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte ruimschoots van te voren heeft moeten kunnen anticiperen op de door de fietser te maken afslaande beweging. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte kan worden verweten dat hij in de gegeven omstandigheden aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uur en de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar zal worden ontzegd.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft een reeds voorgesorteerde fietser, die daartoe op het midden van de rijbaan, tegen de wegas, reed, links ingehaald. Bovendien wist verdachte dat deze fietser linksaf wilde slaan omdat deze zijn hand had uitgestoken. Om deze fietser te kunnen inhalen heeft verdachte bovendien over de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer gereden. Bij deze volstrekt onnodige inhaalmanoeuvre heeft hij met de rechterzijde van zijn auto de fietser tegen zijn elleboog geraakt als gevolg waarvan de fietser ten val is gekomen. De gevolgen van deze aanrijding zijn voor het slachtoffer verstrekkend. Over zijn hele lichaam had hij breuken waarvan met name de verbrijzelde elleboog zal leiden tot een zeer lange revalidatie. Deze elleboog wordt behandeld met een prothese en niet zeker is of volledig herstel van de elleboog mogelijk is.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ten voordele van verdachte rekening gehouden met zijn gevorderde leeftijd en het gegeven dat verdachte blijkens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Bovendien betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat verdachte na het ongeluk contact heeft gezocht met het slachtoffer van het ongeluk en de impact die dit ongeluk ook op verdachte heeft gehad.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, een geheel voorwaardelijke werkstraf dient te worden opgelegd. Daarnaast zal de rechtbank overeenkomstig de eis van de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te noemen duur opleggen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht artikel: 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d
Wegenverkeerswet 1994 artikel: 6, 175, 179
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit/ heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 60 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 30 dagen hechtenis, met bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt verdachte het recht motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. H.A. Pott Hofstede en mr. G. Voorhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2008.
mr. Voorhorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.