zaaknummer: AWB 08 - 7405, 08 - 7414 en 08 - 7412
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 december 2008
1. Stichting Schapenduinen,
gevestigd te Bloemendaal,
2. Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg,
gevestigd te Santpoort-Zuid,
verzoekers,
gemachtigde: mr. A. Kamphuis, advocaat te Amsterdam,
de minister van Landbouw, natuurbeheer en Voedselkwaliteit,
verweerder,
derde partij
Park Brederode C.V.,
gevestigd te Heemstede,
gemachtigde: mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 27 februari 2008, 25 juni 2008 en 24 november 2008, heeft verweerder afwijzend gereageerd op de verzoeken om handhaving van de Flora- en faunawet (Ffw) van verzoekers met betrekking tot diverse werkzaamheden op het landgoed Meer en Berg ten behoeve van de realisatie van het project 'Park Brederode' aldaar.
Tegen deze besluiten hebben verzoekers bij brieven van 9 april 2008, 8 juli 2008 en 28 november 2008 bezwaar gemaakt. Bij brief van 28 november 2008 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van eerder genoemde besluiten.
2.1 De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:83, derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak te doen zonder voorafgaande behandeling ter zitting en overweegt hiertoe het volgende.
2.2 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dit vereist.
2.3 Ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening dat betrekking heeft op de weigering van verweerder van 27 februari 2008 om handhavend op te treden overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
2.4 Vast staat dat acht maanden zijn verstreken sinds eerdergenoemde weigering. Ter beoordeling staat nu in het kader van deze voorlopige voorziening of het bestreden besluit van 27 februari 2008 naar de omstandigheden van het moment waarop het bestreden besluit is genomen naar voorlopig oordeel rechtmatig was. De voorzieningenrechter vermag niet in te zien dat verzoekers na het verstrijken van acht maanden nog een spoedeisend belang hebben in deze. Hierbij neemt de voorzieningenrechter mede in overweging dat verzoekers verweerder daarna nog tweemaal hebben verzocht om handhavend op te treden met oog op werkzaamheden die nadien plaatsvonden.
2.5 Ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening dat betrekking heeft op de weigering van verweerder van 25 juni 2008 om handhavend op te treden overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
2.6 Verzoekers hebben eerder bij brief van 8 juli 2008 de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van bovengenoemde weigering handhavend op te treden. Bij uitspraak van 25 juli 2008, zaaknummers AWB 08-4885 en 08-4895 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJN-nummer BE9068) heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Hierbij is overwogen dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van overtreding van de verbodbepalingen van de Ffw en dat naar voorlopig oordeel het verzoek om handhaving terecht is afgewezen. Verweerder heeft zich hierbij op de door haar ingebrachte rapportages mogen baseren.
2.7 Daargelaten de vraag of - evenals met betrekking tot het verzoek om voorlopige voorziening gericht tegen de weigering van 27 februari 2008 - in dit geval een spoedeisend belang kan worden aangenomen, stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoekers geen feiten of omstandigheden hebben aangevoerd die een ander licht zouden kunnen werpen op de omstandigheden van het moment waarop het besluit van 25 juni 2008 is genomen. Zodoende ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te komen tot een ander voorlopig oordeel dan in eerdergenoemde uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2008. Gelet hierop dient dit verzoek te worden afgewezen.
2.8 De voorzieningenrechter erkent het belang van verzoekers bij een beslissing op de door hen ingediende bezwaren tegen de besluiten van verweerder om niet handhavend op te treden. Ten aanzien van de besluiten van 27 februari 2008 en 25 juni 2008 ligt het echter op de weg van verzoekers hiervoor beroep aan te tekenen tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op hun bezwaar.
2.9 Ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening dat betrekking heeft op de weigering van verweerder van 24 november 2008 om handhavend op te treden overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
2.10 Verzoekers betogen dat Park Brederode door het uitvoeren van diverse werkzaamheden, waaronder begrepen het plaatsen van faunaschermen, het kappen van bomen, voorbereidende werkzaamheden voor het slopen, diverse grondwerkzaamheden, het bouwrijp maken van delen van het landgoed en de start van de bouw van de eerst woningen, handelt in strijd met de Ffw, te meer nu de aan Park Brederode verleende ontheffing van de Ffw door de rechtbank bij uitspraak van 3 maart 2008, zaaknummers AWB 08-1592, 08-1591, 08-2161 en 08-2166 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJN-nummer BC6313), is vernietigd. Verzoekers richten zich in hun betoog met name op de zandhagedis en de hazelworm. Zij betogen dat als gevolg van de werkzaamheden deze diersoorten zijn of zullen worden gedood, dan wel dat de holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van deze soorten zullen worden beschadigd, vernield of verstoord.
2.11 Verweerder heeft bij het bestreden besluit van 24 november 2008 het handhavingsverzoek van verzoekers afgewezen. Hierbij is - kort gezegd en voor zover hier van belang - overwogen dat alhoewel niet uit te sluiten is dat bij werkzaamheden verblijfplaatsen van de zandhagedis en de hazelworm zijn vernietigd, hiervoor geen concreet bewijs voorhanden is. Eventuele compensatie van mogelijk verloren gegane rust- en verblijfplaatsen is niet noodzakelijk nu in de omgeving voldoende leefgebied voor de zandhagedis en de hazelworm aanwezig is. Verweerder overweegt voorts dat de werkzaamheden met een potentieel verstorend karakter inmiddels hebben plaatsgevonden. Werkzaamheden buiten de kale bouwrijpe locaties mogen slechts worden uitgevoerd op grond van een ontheffing van artikel 11 Ffw. Op de kale bouwrijpe locaties waar gebouwd gaat worden zijn, aldus verweerder, naar alle waarschijnlijkheid geen exemplaren van de zandhagedis en de hazelworm meer aanwezig. Tijdens controles voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden zijn deze diersoorten niet aangetroffen. Verweerder concludeert dat overtreding van artikelen 9 en 11 Ffw onvoldoende vast staat en dat zij gelet hierop niet bevoegd is handhavend op te treden.
2.12 Park Brederode heeft bij fax van 2 december 2008 desgevraagd aangegeven dat de werkzaamheden die nu op het landgoed plaatsvinden bestaan uit een continue stroom werkzaamheden die al sinds november 2007 plaatshebben en die bestaan uit de kap van bomen om sloop van (funderingen van) gebouwen mogelijk te maken, het verplaatsen van bomen naar een definitieve plek en/of tijdelijk depot, sloopwerkzaamheden (gebouwen en funderingen), grondwerkzaamheden bestaande uit het aanvullen van ontstane gaten na sloop en ophogen ter verkrijging van het beoogde landschap, het aanvoeren van grond en het afvoeren van puin, het slaan van heipalen en leggen van funderingen, (bodem)saneringswerkzaamheden, onderhouds- en beheerwerkzaamheden, verkoopactiviteiten, excursies, workshops en lezingen. Park Brederode stelt zich op het standpunt dat met deze werkzaamheden, alsmede met het plaatsen van faunaschermen geen verbodsbepalingen worden overtreden. Zij is dan ook niet bereid de werkzaamheden stil te leggen. Ten aanzien van de faunaschermen geeft zij voorts aan dat deze al bijna een jaar geleden zijn geplaatst.
2.13 De voorzieningenrechter is gebleken dat verweerder zich bij de besluitvorming ten aanzien van de eerdere handhavingsverzoeken en ten aanzien van de besluitvorming ten aanzien van het meest recente handhavingsverzoek, uitgebreid heeft laten informeren en diverse rapportages aan zijn besluiten ten grondslag heeft gelegd. Op grond hiervan heeft verweerder geconcludeerd dat geen sprake is van overtreding van verbodsbepalingen als gevolg van de werkzaamheden. Bij uitspraak van 25 juli 2008 heeft de voorzieningenrechter reeds geoordeeld dat verweerder zich op deze rapportages heeft mogen baseren.
2.14 Verzoekers hebben in hun verzoek niet nader onderbouwd dat de werkzaamheden op dit moment wel zouden leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Ffw. Dat de aard van de werkzaamheden nu wellicht anders is dan ten tijde van de voorgaande handhavingsverzoeken - het leggen van funderingen en het slaan van heipalen in plaats van sloop en grondwerkzaamheden - doet daaraan niet af. Het feit dat - zoals verzoekers hebben aangegeven - op 9 december a.s. de eerste paal wordt geslagen ten behoeve van de woningbouw, leidt in deze evenmin tot een ander oordeel. Gelet hierop wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.15 Ten aanzien van de plaatsing van faunaschermen stelt de voorzieningenrechter vast dat deze schermen er al geruime tijd - in ieder geval ten tijde van de eerdergenoemde uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2008 - stonden. De voorzieningenrechter is - daargelaten of deze faunaschermen ook verstorend werken - reeds hierom van oordeel dat een spoedeisend belang in deze ontbreekt. Het mogelijk bijplaatsen of verplaatsen van faunaschermen, zoals door verzoekers is gesteld, maakt dat niet anders nu niet kan worden volgehouden dat dit, ten opzichte van de reeds geplaatste faunaschermen, een wezenlijk verandering van de situatie ter plaatse zal betekenen. Overigens hebben verzoekers slechts gesteld, maar niet aangetoond dat er extra faunaschermen zijn geplaatst.
2.16 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wijst de voorzieningenrechter de verzoeken af.
2.17 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
De voorzieningenrechter:
wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en op 4 december 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.