23 augustus 2007:
“Ik sprak dhr [eiser] op mijn spreekuur. Ik adviseer om hem nu arbeidsgeschikt te melden voor 4u/d. [eiser] geeft aan dat het boven verwachting gaat, Het werk gaat hem goed af. Zijn hoofdpijn is nagenoeg over.
Wegens zo nu en dan voorkomende duizelingen: advies voor tijdelijke parkeerruimte dichterbij AG.
Een vervolgafspraak staat op 17-09.”
27 september 2007:
“Voor vandaag was bovengenoemde medewerker uitgenodigd voor een spreekuurbezoek. Hij is echter zonder berichtgeving niet verschenen. (…)”
4 oktober 2007:
“Voor vandaag was bovengenoemde medewerker weer uitgenodigd voor een spreekuurbezoek. Hij is ook nu zonder berichtgeving niet verschenen. Gezien het feit dat er onduidelijkheden rond zijn ziekte en behandeling spelen is het mijns inziens van belang om hem op korte termijn te spreken.”
8 oktober 2007:
“Vandaag gezien: zou allemaal weer ‘goed’ zijn. Heb [eiser] gevraagd naar duidelijkheid omtrent namen en ziekenhuizen etc. Wist hij niet duidelijk te maken: hij komt nu komende donderdag 11/10 met afsprakenkaart langs om namen en afspraken te controleren en voor ons de mogelijkheid om de juiste specialist te benaderen voor aanvullende informatie.”
11 oktober 2007:
“In een telefonisch contact vertelde dhr. [eiser] dat zijn behandeling nu is afgesloten en dat zijn afsprakenkaart was ingenomen door de chirurg. Ik heb daarom contact gezocht met collega De Wit in het OLVG, op sein 44282, die door hem als behandelaar werd genoemd.
• Collega De Wit uitte zijn verbazing dat ik contact met hem zocht over een patiënt met een neurologische aandoening (hij is immers algemeen chirurg). Dit is de aandoening waarvoor dhr [eiser] naar zijn zeggen onder behandeling was.
• Hij kent hem niet, hoewel hij zich iemand met een dergelijke, weinig voorkomende aandoening sowieso zou herinneren.
• Bij nazoeken blijkt dhr. [eiser] wel als patiënt ingeschreven te zijn in het OLVG. Echter, hij is op verschillende tijdstippen op verschillende afdelingen onder behandeling geweest in een tijdvak van 1995 tot 2003.
• In 2007 is hij niet behandeld bij de afdeling chirurgie.
Concluderend: uit de afsprakendatabase van het ziekenhuis blijken geen data betreffende dhr. [eiser] over afspraken in 2007. Het lijkt dus niet waarschijnlijk dat hij in 2007 in het OLVG onder behandeling is geweest voor de door hem genoemde aandoening.”
e. Partijen hebben vervolgens op vrijdag 11 oktober 2007 met elkaar gesproken. Na afloop van dat gesprek heeft Aero Groundservices [eiser] tot maandag 15 oktober 09.30 uur de gelegenheid gegeven informatie ten behoeve van de bedrijfsarts over te leggen. Aero Groundservices heeft [eiser] daartoe voor de rest van zijn dienst op die vrijdag verlof gegeven.
f. Op 15 oktober 2007 hebben partijen weer met elkaar gesproken. Ter bevestiging van dit gesprek heeft Aero Groundservices op 16 oktober 2007 -onder meer- het volgende aan [eiser] geschreven:
“Tijdens dit gesprek heeft u een kopie gegeven van een afspraakbevestiging met de heer De Wit op donderdag 15 november 2007, een kopie van een afspraak in het AMC voor het maken van een foto en u heeft een machtiging ondertekend voor het opvragen van informatie bij uw huisarts (…). Dit zijn allen afspraken die in de toekomst liggen. U kon echter geen bewijzen overleggen over de periode van juli tot en met oktober 2007.
De bedrijfsarts is op dit moment in afwachting van medische informatie omtrent uw ziektebeeld van uw huisarts.”
g. Aero Groundservices heeft [eiser] op 22 oktober 2008 op staande voet ontslagen. Aero Groundservices heeft [eiser] in die brief het volgende medegedeeld:
“De reden voor het ontslag is dat u onwettig afwezig bent en doordat u ons heeft voorgelogen, het vertrouwen in u zeer ernstig hebt beschaamd en tevens in strijd handelt met goed werknemerschap. Elk van de feiten op zich, alsook in onderlinge samenhang bezien, vormen een dringende reden voor ontslag op staande voet.”
h. Op 23 oktober 2007 heeft bedrijfsarts per e-mail het volgende aan Aero Groundservices bericht:
“Ter bevestiging van mijn mondelinge rapportage aan u maandagmiddag 22 oktober 2007, wil ik u hierbij schriftelijk e.e.a. bevestigen:
Naar aanleiding van nadere informatie over de heer [eiser] wil ik u als volgt informeren:
• Op 22 oktober heeft mijn collega R. Kruijt Spanjer, met schriftelijke toestemming van de heer [eiser], telefonisch contact gehad met de huisarts van de heer [eiser]. Uit dit gesprek zijn gegevens naar voren gekomen die een grote invloed hebben op ons medisch oordeel over de mate van arbeidsgeschiktheid van de heer [eiser] de afgelopen 3 maanden.
• De voornaamste conclusie is dat er voor ons geen medische onderbouwing is voor de door de heer [eiser] geclaimde ernstige medische beperkingen die hij de afgelopen 3 maanden zou hebben gehad.
• Door de manier waarop de heer [eiser] de klachten heeft gepresenteerd en de ernst van de aangegeven klachten, die tot op heden niet zijn onderbouwd, is ons vertrouwen in hem ernstig geschaad.
• Indien de mededelingen van de heer [eiser] in de afgelopen 3 maanden meer volgens de wel te onderbouwen realiteit zouden zijn geweest, zou onze advisering over de mate van zijn inzetbaarheid, essentieel anders zijn geweest.
Ik heb de heer [eiser] in uw aanwezigheid geconfronteerd met onze bevindingen. De heer [eiser] heeft daarop aangegeven te hebben gelogen over zijn aandoening.
(…)”