ECLI:NL:RBHAA:2008:BG6109

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/379 R
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing schuldsaneringsregeling na eerdere beëindiging door verwijtbaar gedrag ex-echtgenoot

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 5 december 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling voor de verzoekster, die eerder in 2005 en 2007 met schuldsanering te maken had gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster, ondanks het feit dat zij eerder was afgewezen op grond van artikel 288 lid 2 sub d van de Faillissementswet, nu opnieuw in aanmerking komt voor de schuldsaneringsregeling. Dit besluit is genomen na een zitting op 4 december 2008, waar de verzoekster haar situatie heeft toegelicht. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verzoekster in het verleden te maken heeft gehad met bovenmatige schulden, veroorzaakt door de problematische situatie met haar ex-echtgenoot, die een drankprobleem had en haar blootstelde aan huiselijk geweld.

De rechtbank heeft overwogen dat de redenen voor de eerdere beëindiging van de schuldsaneringsregeling voornamelijk te wijten waren aan het gedrag van de ex-echtgenoot, en dat de verzoekster hierdoor niet in staat was om aan haar verplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de situatie van de verzoekster nu is veranderd; zij is gescheiden, maakt gebruik van budgetbeheer en heeft geen nieuwe schulden meer gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de toepassing van artikel 288 lid 2 sub d van de Faillissementswet niet bedoeld is voor deze atypische situatie, en dat toelating van de verzoekster tot de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is.

In de beslissing heeft de rechtbank het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 40,00 exclusief omzetbelasting per maand, en heeft zij de bewindvoerder de opdracht gegeven om gedurende dertien maanden brieven en telegrammen gericht aan de schuldenares te openen. Deze uitspraak biedt de verzoekster een nieuwe kans om haar financiële situatie te verbeteren onder de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht, unit insolventies
insolventienummer: 08/379 R
nummer verklaring: HAA0310800609
uitspraakdatum: 5 december 2008
toepassing schuldsanering
[verzoekster], wonende [woonplaats],
verzoekster,
heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 4 december 2008. Daarbij is verzoekster gehoord.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt.
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen.
Gebleken is dat de rechtbank Haarlem reeds op 15 april 2005 ten aanzien van verzoekster de toepassing van de schuldsaneringregeling heeft uitgesproken. De rechtbank heeft vervolgens bij uitspraak van 16 januari 2007 de regeling tussentijds beëindigd. De rechtbank heeft overwogen dat verzoekster verwijtbaar de uit de voortvloeiende verplichtingen niet is nagekomen. Verzoekster had bovenmatige schulden laten ontstaan, niet aan haar afdrachtverplichting voldaan en de bewindvoerder niet voldoende geïnformeerd. Het Gerechtshof heeft in een arrest van 9 maart 2007 de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd. Het daaropvolgende van rechtswege uitgesproken faillissement is op 24 april 2007 opgeheven wegens gebrek aan baten.
In een geval als dit bepaalt art 288 lid 2 sub d Faillissementswet dat het verzoek wordt afgewezen, indien de schuldsaneringsregeling minder dan tien jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend van toepassing is geweest, tenzij deze toepassing is beëindigd op rond van artikel 350, derde lid, onder a of b of op grond van artikel 350, derde lid, onder d, om redenen die de schuldenaar niet waren toe te kennen.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij samen met haar toenmalige echtgenoot tot de schuldsaneringsregeling was toegelaten. Haar man had tijdens de schuldsaneringsregeling een drankprobleem. Dit heeft ondermeer tot bovenmatige schulden geleid. Verzoekster had niet de beschikking over het inkomen van haar toenmalige echtgenoot. Zij kon daardoor de vaste lasten niet betalen. Tevens is zij slachtoffer geworden van huiselijk geweld. Deze situatie is toen niet op de beëindigingzitting naar voren gekomen. Inmiddels is de situatie veranderd. Verzoekster is gescheiden. Zij maakt gebruik van budgetbeheer en heeft geen nieuwe schulden meer laten ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat de redenen die destijds bepalend zijn geweest voor het beëindigen van de schuldsaneringsregeling in hoofdzaak hun oorsprong hebben gehad in het gedrag van de ex-echtgenoot. De rechtbank acht aannemelijk dat verzoekster door de (gewelddadige) invloed van haar ex-echtgenoot niet bij machte was om desondanks aan de verplichtingen van de schuldsanering te voldoen. Naar het oordeel van de rechtbank is de regeling van artikel 288 lid 2 sub d Fw niet voor deze a-typishe situatie bedoeld. De rechtbank acht dan ook toelating van verzoekster tot de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd.
Beslissing
De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster]
geboren op [datum en plaatsnaam],
wonende te [woonplaats];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. P.M.F. Greuter,
en tot bewindvoerder T. van den Brink, gevestigd te Postbus 5563, 2000 GN Haarlem;
- stelt, tenzij zich tijdens de duur van de schuldsaneringsregeling omstandigheden voordoen die tot andere salarisvaststelling nopen, het salaris van de bewindvoerder gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling vast op € 40,00 exclusief omzetbelasting per maand voor iedere maand waarin de toepassing van de schuldsaneringsregeling is uitgesproken (een gedeelte van de maand daaronder begrepen) en brengt dat bedrag ten laste van de schuldenares.
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen gedurende een termijn van dertien maanden.
Gewezen door mr. W.S.J. Thijs en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.