ECLI:NL:RBHAA:2008:BG6103

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/5945
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor agrarisch bedrijf in Zeevang

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening hangende beroep tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeevang, die op 12 december 2007 en 9 mei 2008 bouwvergunningen hebben verleend voor de vestiging van een agrarisch bedrijf met bedrijfswoning. De eisers, bewoners van een nabijgelegen perceel, zijn van mening dat zij als belanghebbenden moeten worden aangemerkt en dat de verleende vrijstelling onterecht is. Zij stellen dat de afstand van hun woning tot het bouwperceel, ongeveer 430 meter, hen niet uitsluit van het belanghebbendenbegrip, en dat zij zicht hebben op het te bebouwen perceel.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende degene is wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De rechter heeft vastgesteld dat de afstand van 430 meter te groot is om de eisers als belanghebbenden aan te merken, en dat zij zich niet in voldoende mate onderscheiden van andere bewoners in de omgeving. De rechter heeft ook opgemerkt dat de eisers geen relevante negatieve invloed op hun woon- en leefomgeving hebben aangetoond.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beroep van de eisers niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan op 17 oktober 2008 door mr. J.F. Miedema, in aanwezigheid van griffier R.I. ten Cate. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 5945
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 oktober 2008
in de zaak van:
verzoekers,
wonende te [adres], eisers,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeevang,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 12 december 2007 en 9 mei 2008 heeft verweerder een bouwvergunning eerste fase en een bouwvergunning tweede fase verleend aan [vergunninghouders] ten behoeve van de vestiging van een agrarisch bedrijf met bedrijfswoning [adres].
Tegen deze besluiten hebben eisers bij brief van 22 januari 2008 en 21 juni 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 31 juli 2008, verzonden op 1 augustus 2008, heeft verweerder de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 5 september 2008 beroep ingesteld. Bij brief van diezelfde datum is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld ter zitting van 2 oktober 2008, alwaar [verzoekers] en in persoon zijn verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door K. Kooijman. Voorts zijn de vergunninghouders verschenen, tezamen met hun adviseur [naam].
Op 3 oktober 2008 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst, omdat nader onderzoek ter plaatse nodig werd geacht. Het onderzoek ter plaatse heeft op 6 oktober 2008 plaatsgevonden. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op diezelfde datum gesloten.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
De in het onderhavige geval verkregen informatie is van dien aard dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen.
2.2 Op 12 november 2007 en 27 januari 2008 heeft [vergunninghouder] verweerder verzocht hem een bouwvergunning te verlenen ten behoeve van de realisering van voornoemd bouwplan. Verweerder heeft de aanvraag getoetst aan het ten tijde van de aanvraag vigerende bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied 1973’. Omdat het bouwplan daarmee in strijd was, heeft verweerder op grond van artikel 19, tweede lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vrijstelling verleend en een bouwvergunning eerste fase en een bouwvergunning tweede fase afgegeven.
2.3 Eisers kunnen zich niet met deze besluiten verenigen. Daartoe hebben zij aangevoerd dat verweerder ten onrechte vrijstelling heeft verleend. Op 25 mei 2007 heeft het bouwplan zes weken ter inzage gelegen. In verband met nieuwe eisen van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft [vergunninghouder] het bouwplan gewijzigd. De aangepaste bouwplannen zijn niet voor een periode van zes weken ter inzage gelegd, hetgeen in strijd is met artikel 19, eerste lid, van de WRO. Voorts hebben eisers inhoudelijke gronden aangevoerd op grond waarvan verweerder zijn medewerking aan het bouwplan had moeten weigeren.
2.4 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk zijn, nu zij op basis van zicht- en nabijheidscriteria niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. De percelen van eisers grenzen niet aan het perceel waarop het bouwplan zal worden gerealiseerd. Voorts bedraagt de afstand tussen de woning van eisers en het perceel waarop het bouwplan zal worden gerealiseerd ongeveer 430 meter. Vanwege de aanwezige (boom)beplanting en opstallen op het perceel van eisers hebben zij slechts beperkt zicht op het te realiseren bouwplan. Gelet hierop en op de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) omtrent het belanghebbendenbegrip kunnen eisers niet als belanghebbende worden aangemerkt. Verweerder heeft het bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk verklaard.
2.5 In het verzoekschrift hebben eisers aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat zij geen belanghebbende zijn. Eisers hebben vanuit hun woning vrij uitzicht op het weiland waar het bouwplan deels gerealiseerd zal worden, hetgeen rust en privacy biedt. De nieuwbouw van het agrarisch bedrijf is onlosmakelijk verbonden met de herbestemming van de oude locatie, gelegen achter de woningen van eisers. Reeds daarom zijn eisers van oordeel dat zij belanghebbende zijn. Voorts hebben eisers aangevoerd dat het complex, dat in het open landschap gebouwd zal worden, zeer groot is. Aangezien eisers er dichtbij wonen, zijn zij van mening dat zij als belanghebbenden hun bezwaren daartegen moet kunnen uiten.
2.6 Bij brief van 1 oktober 2008 hebben eisers nog aangevoerd dat de door verweerder genoemde jurisprudentie niet op haar situatie van toepassing is. Er ligt niets tussen hun erf en de nieuwbouw en het betreft een groot perceel waarop een bouwwerk zal worden geplaatst met een hoogte die in de omgeving niet voorkomt. De nieuwbouw en bedrijfsverplaatsing zijn, zoals verweerder en vergunninghouder ook hebben aangegeven, onlosmakelijk met elkaar verbonden door een verkoop en herbestemming van de te verlaten locatie. Op de oude locatie zal veel geld moeten worden gegenereerd om verplaatsing van het agrarisch bedrijf mogelijk te maken.
Ter zitting hebben eisers foto’s getoond van het uitzicht vanuit de tuin en de woonkamer van woningen van eisers. Zij stellen vrij zicht te hebben op het te bebouwen perceel. Eisers stellen voorts dat er een link is tussen de herbestemming van de oude locatie en de verplaatsing van het agrarisch bedrijf.
Verweerder heeft ter zitting nog aangevoerd dat de afstand van 430 meter van de woningen van eisers tot het te bebouwen perceel doorslaggevend is geweest. Gelet daarop hebben eisers geen direct belang. Voor wat betreft de link tussen de verplaatsing van het agrarisch bedrijf en de herbestemming van de oude locatie heeft verweerder aangegeven dat er slechts een financiële link is. Ruimtelijk gezien zijn het afzonderlijke situaties, waarvoor afzonderlijke procedures worden gevolgd.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
2.7 Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
2.8 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, Awb wordt onder belanghebbenden verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.9 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat vereist.
2.10 De vraag of het belang van eisers rechtstreeks is betrokken bij de besluiten van verweerder van 12 december 2007 en 9 mei 2008, wordt door de voorzieningenrechter ontkennend beantwoord. Daartoe is redengevend dat de afstand van de woningen van eisers tot het te bebouwen perceel, zoals onbetwist door verweerder is gesteld, ongeveer 430 meter bedraagt. Ter plaatse heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat [verzoeker] vanuit zijn woning zicht heeft op het perceel waarop gebouwd zal worden. [verzoeker] heeft geen zicht vanuit zijn woning, maar hij kan wel vanaf de noordoostelijke hoek van zijn gronden het gehele te bebouwen perceel zien liggen. Dat eisers zicht hebben op het te bebouwen perceel maakt nog niet dat zij belanghebbenden zijn. De afstand van 430 meter is, gelet op de vaste jurisprudentie van de AbRvS, te groot om belanghebbendheid aan te nemen. Bovendien onderscheiden eisers zich hierin niet in voldoende mate van anderen. Het open karakter van het landschap in combinatie met de lintbebouwing resulteert er immers in dat een groot deel van de bewoners van het dorpslint [adres] zicht heeft op het te bebouwen perceel. Dat het bouwwerk visueel boven de IJsselmeerdijk zal uitsteken, maakt het voorgaande niet anders. Voorts is gesteld noch gebleken dat de verplaatsing van het agrarisch bedrijf op andere wijze van negatieve invloed is op de woon- en leefomgeving van eisers.
2.11 Gelet op het vorenstaande heeft verweerder het bezwaar van eisers terecht en op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard. De rechter ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
3.2 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en op 17 oktober 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van R.I. ten Cate, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.