ECLI:NL:RBHAA:2008:BG3975

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700517-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag in een rijdende trein met gevolgen voor omstanders

Dit vonnis betreft de zaak tegen de verdachte, die op 13 juli 2008 in een trein tussen Zaandam en Purmerend een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft geprobeerd twee medepassagiers van het leven te beroven door hen in de richting van geopende treindeuren te trekken terwijl de trein met hoge snelheid reed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat heeft geleid tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de onvoorwaardelijke straf. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplichte begeleiding door de Brijder Verslavingsreclassering. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 7 november 2008, waarbij de rechtbank de bewijsmiddelen en verklaringen van getuigen en slachtoffers heeft gewogen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de poging tot doodslag, ondanks zijn verweer dat hij onder invloed van drugs zou zijn geweest. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700517-08
Uitspraakdatum: 7 november 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring, te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
PRIMAIR:
hij op of omstreeks 13 juli 2008 te Purmerend, althans op het baanvak Zaandam Kogerveld-Purmerend Weidevenne, althans in het arrondissement Haarlem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg (in een met ongeveer 140 kilometer per uur, althans met grote vaart, rijdende trein)
- de/het glaasje(s) van de noodknop(pen) van de treindeuren (aan weerszijden) heeft stukgeslagen en/of (vervolgens)
- de noodknop(pen) van de treindeuren (aan weerszijden) heeft ingedrukt (waardoor de treindeuren aan weerszijden werden geopend) en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met kracht) heeft beetgepakt en/of in de richting van (één van) die geopende treindeuren heeft getrokken en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 13 juli 2008 te Purmerend, althans op het baanvak Zaandam Kogerveld-Purmerend Weidevenne, althans in het arrondissement Haarlem, althans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (in een met ongeveer 140 kilometer per uur, althans met grote vaart, rijdende trein) de/het glaasje(s) van de noodknop(pen) van de treindeuren (aan weerszijden) stukgeslagen en/of (vervolgens) de noodknop(pen) van de treindeuren (aan weerszijden) ingedrukt (waardoor de treindeuren (aan weerszijden) werden geopend) en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met kracht) beetgepakt en/of in de richting van die geopende treindeuren getrokken en/of geduwd en/of (daarbij) deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik gooi jullie/je er allemaal uit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zakelijk weergegeven, gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en onder de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontact.
4. Oordeel van de rechtbank
4.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 13 juli 2008 op het baanvak Zaandam Kogerveld-Purmerend Weidevenne, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet in een met ongeveer 140 kilometer per uur rijdende trein
- de glaasjes van de noodknoppen van de treindeuren aan weerszijden heeft stukgeslagen en vervolgens
- de noodknoppen van de treindeuren aan weerszijden heeft ingedrukt, waardoor de treindeuren aan weerszijden werden geopend en vervolgens
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft beetgepakt en in de richting van één van die geopende treindeuren heeft getrokken en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4.2. Bewijsmiddelen
De hierna door de rechtbank als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen:
• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij - zakelijk weergegeven – onder meer heeft verklaard:
Ik weet van een ruzie op 13 juli 2008 in die trein en dat er veel geschreeuw was op het balkon van de trein. Ik was daarbij betrokken.
De deuren van de trein zijn open gegaan.. Ik was geschrokken, omdat ik zag dat de trein nog reed.
• het proces-verbaal van aangifte (dossiernummer PL26SO/08-001078, pagina 14-16), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 13 juli 2008, omstreeks 00.45 uur, zat ik samen met een aantal vrienden in een reizigerstrein rijdende tussen de stations Zaandam-Koogerveld en Purmerend Weidevenne. Wij stonden tussen twee treincoupes in, op een tussenstuk nabij de deuren van de trein (noot verbalisant: het tussenstuk wordt in vaktermen een balkon genoemd).
Op een bepaald moment kwamen er twee jongens het balkon oplopen. Ik zag dat deze twee jongens met elkaar aan het stoeien waren.
Ik zag dat de jongen 2 (hij was duidelijk ouder dan jongen 1) [de rechtbank begrijpt verdachte] met een gebalde vuist glaasjes boven de toegangsdeuren kapot sloeg. Achter deze glaasjes bevond zich een knop, vermoedelijk bestemd voor de deuren. Ik zag dat de glaasjes kapot waren en ik zag dat de vuist van de jongen bebloed was.
Ik had het vermoeden dat beide jongens strak stonden van eventuele drugs, omdat ze een afwezige en agressieve indruk maakten op mij.
Op een bepaald moment viel jongen 1 tijdens het stoelen over een reisgenoot van mij. Zij zei hier iets van tegen jongen 1. Ik hoorde vervolgens dat jongen 1 tegen mijn reisgenoot begon te schelden in woorden als “kutwijf”. Ik vond de reactie van de jongen veel te heftig; het leek wel alsof hij een ruzie met mijn reisgenoot aan het uitlokken was. Omdat jongen 2 zich ook met de situatie ging bemoeien, ben ik tussen mijn reisgenoot en de twee jongens in gaan staan om een verdere escalatie te voorkomen.
Vervolgens merkte ik dat de woede van de twee jongens zich op mij richtte en het werd een duw- en trekwerk tussen ons drieën. Tijdens het duw- en trekwerk zag ik dat de toegangsdeuren van het balkon aan beide kanten geheel open stonden.
Ik voelde dat jongen 2 mijn witte sweater ter hoogte van mijn borst vastpakte met twee handen en met volle kracht aan mijn sweater begon de trekken in de richting van één van de geopende deuren. Ik merkte dat de trein op dat moment nog hard reed. Ik hoorde jongen 2 roepen: “Ik gooi jullie/je er allemaal uit”, of woorden van gelijke strekking.
Terwijl hij dit riep trok hij nog met volle kracht aan mijn sweater in de richting van de geopende deur. Echter ik weeg 105 kilo en de jongen die aan mij trok was, mijn inziens een stuk lichter. Ik heb mij ook in de tegengestelde richting van de deur bewogen om niet te dicht bij de geopende deuren te komen.
Op een bepaald moment liet de jongen mij los. Ik zag, dat hij een reisgenoot van mij vastpakte, die op circa twee en een halve meter van de geopende deur stond. Ik zag
dat hij vervolgens probeerde om haar richting de geopende deur te trekken. Ik heb vervolgens ook aan haar getrokken en het lukte mij haar los te trekken van jongen 2. Ik heb haar achter mij langs naar een coupe geloodst.
In de coupe waren wij veilig voor de openstaande deuren.
Ik heb verder geen letsel opgelopen tijdens de situatie. Ik heb enkel bloed van jongen 2 op mijn sweater, vermoedelijk omdat zijn hand bloedde van het kapot slaan van de glaasjes.
• het proces-verbaal van aangifte (dossiernummer PL26SO/08-001078B, pagina 6-8), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer als verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik doe aangifte van poging doodslag.
Op 13 juli 2008 omstreeks 01:00 uur was ik in de trein tussen station Zaandam en station Purmerend Weidevenne. Ik zat op de trap naar boven op het balkon van de trein. Er kwamen twee jongens door de schuifdeur heen het balkon op. Ik zag dat de oudere jongen naar het kastje rechts bij de deur liep en het raampje insloeg. Mijn zus zei tegen die jongen “stoer gedrag zeg” en toen zag ik dat de oudere jongen de jongere jongen op mij duwde. Ik duwde de jongen naar voren met mijn voet in zijn knieholte. Toen hoorde ik dat de jongere jongen tegen mij zei “kankerhoer”. Toen stond ik op en toen zei ik tegen die jongere jongen “volgens mij hoor ik het niet goed”. Ik zag dat de oudere jongen mij vastpakte, tegen mij begon droog te rijen en seksuele handelingen tegen mij uitte. Op dit moment kwamen mijn vrienden, waaronder [slachtoffer 1], erbij. [slachtoffer 1] trok de oudere jongen van mij af. Toen werd het duwen en trekken. Ik zag dat ineens de rechterdeur van het balkon openging. Ik zag dat de oudere jongen heel hard trapte tegen deze deur. Ik zag dat door deze trap de deur aan de rechterzijde openging en dat ook de deur aan de linkerzijde open was. Ik voelde dat dit tegelijk gebeurde. Ik voelde dat de oudere jongen mij in de richting van de openstaande deur trok. Dit lukte niet omdat [slachtoffer 1] mij vasthield.
Toen de deuren open waren, reed de trein op volle vaart; ik had niet het idee dat de trein vaart minderde.
Voordat ik door de oudere jongen naar buiten werd getrokken, zag ik dat de oudere jongen eerst [slachtoffer 1] naar buiten probeerde te trekken. Dit lukte niet omdat [slachtoffer 1] zwaarder was dan die jongen. Daarna trok de oudere jongen mij in de richting van de open deur.
• een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2008 (dossiernummer PL26SO/08-001078, pagina’s 22-24), onder meer inhoudende als relaas van [verbalisant]:
Op 13 juli 2008 omstreeks 00:33 uur ben ik in privé tijd op de stoptrein van het station Amsterdam Centraal naar het station van Enkhuizen gestapt. Ik verbalisant, ben in het midden van de trein op het balkon gaan zitten.
Op station Sloterdijk te Amsterdam zag ik, dat er veel mensen in de trein stapten. Ik zag ook dat een man met een witte trui en een spijkerbroek, wat later de aangever zal zijn, en twee vrouwen, op het balkon kwamen zitten.
Alvorens de trein het station Zaandam binnen reed, zag ik twee mannelijke personen met een lichte getinte huidskleur het balkon op lopen. Deze personen vielen mij op doordat ze luidruchtig waren. Tevens zag ik, dat beide personen onvast ter been waren en kennelijk onder invloed waren van een stof. Ik kan beide personen als volgt omschrijven:
• Verdachte 1, welke later bleek genaamd te zijn: [verdachte];
Lengte : 1,70 à 1,80 meter lang;
Leeftijd : 20 à 25 jaar oud
• Verdachte 2, welke later bleek genaamd te zijn [medeverdachte].
Lengte : 1,65 à 1,75 meter lang
Leeftijd : 15 à 20 jaar oud.
Verder in dit proces-verbaal zal ik het hebben over [verdachte] en [medeverdachte].
Op het moment dat de trein op het station Zaandam Koogerveld aankwam zag ik dat [verdachte] op de tenen van de vrouw die op de trap zat, ging staan. Ik hoorde de vrouw vervolgens zeggen: ”Hé kijk even uit wil je”, of woorden van gelijke strekking. Hierop zag ik dat de [medeverdachte] voor de vrouw ging staan. Ik hoorde [medeverdachte] zeggen: ”Je moet je bek houden kankertrut”, of woorden van gelijke strekking.
Vervolgens zag ik dat de vrouw opstond en [medeverdachte] probeerde weg te duwen. Ik zag dat [verdachte] tussen beide kwam en hoorde hem zeggen: ”Fuck, je weet niet wie je voor je hebt, je moet je bek houden”, of woorden van gelijke strekking.
Hierop zag ik dat de man met de witte trui naar beide verdachten toe liep en ik hoorde hem zeggen: “Jongens dit is niet nodig, doe dat nou niet, hou je rustig”, of woorden van gelijke strekking.
Nadat deze woorden waren gezegd, zag ik dat de trein wegreed van het station Zaandam Koogerveld, in de richting van het volgende station Purmerend Weidervenne.
Tijdens het wegrijden zag ik dat er een duwpartij was ontstaan tussen beide verdachten en de man met de witte trui.
Naar mijn gevoel bereikte de trein op dit moment zijn vaste baanvaksnelheid, naar mijn weten is dit ongeveer 140 kilometer per uur.
Vervolgens zag ik dat de [verdachte] een glazen ruitje insloeg van de deuren aan de (in rijrichting) rechterzijde van de trein. Dit ruitje bevindt zich rechts boven de deuren van de trein.
Hierop zag ik dat er meerdere personen op het balkon kwamen staan om verdere escalatie te verkomen. Ik weet dit, omdat alle omstanders naar de verdachten riepen: “Hé, doe rustig”, of woorden van gelijke strekking.
Ik zag dat de [verdachte] tijdens deze woorden naar de linkerzijde van de trein op het balkon liep en ook daar een ruitje insloeg boven de daar aanwezige deuren. Ik zag dat de [verdachte], nadat hij het ruitje had ingeslagen, meteen op de knop om de deuren te openen drukte. Ik zag dat de deuren aan de linkerzijde van de trein open gingen. Ik hoorde de [verdachte] vervolgens roepen: “Wat moeten jullie nou, je moet eruit”, of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat hij tijdens deze woorden de man met de witte trui probeerde vast te pakken. Op dat moment duwde ik zowel de verdachte als de man met de witte trui weg van de open staande deuren.
Hierop heb ik gebeld met het bureau van de Spoorwegpolitie te Amsterdam, om assistentie te vragen. Vervolgens heb ik de meldkamer van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) gebeld, uitgelegd wat er gaande was en om assistentie verzocht.
Ik zag, dat de verdachte inmiddels de deur aan de rechterzijde van het balkon had geopend. Vervolgens zag ik, dat de [verdachte] zijn hoofd uit de geopende
deur van de trein stak. Ik hoorden hem daarbij zeggen: ”Wat moeten jullie nou, jullie weten niet wie jullie voor je hebt”, of woorden van gelijke strekking.
Vervolgens zag ik dat [verdachte] weer richting de man met de witte trui liep. Ik zag dat [verdachte] weer probeerde de man met de witte trui vast te pakken. De overig aanwezige mensen voorkwamen dit en hielden beiden gescheiden. Ik hoorden de overige mensen zeggen: ”Weg hier bij die open deuren”. Hierop zag ik dat een man, die later een medewerker van de Nederlandse Spoorwegen (NS) bleek te zijn, aan de noodrem trok. Op dat moment was ik weer aan de telefoon met de KLPD-meldkamer om een situatierapport door te geven.
Ik zag dat de man met de witte trui zich naar het naastgelegen balkon begaf. De verdachten bleven zich ophouden op het balkon waar het hele incident had plaatsgevonden.
Vervolgens zag ik dat een NS-medewerker het balkon op kwam lopen. Ik zag dat de verdachten wegliepen van de NS-medewerker af.
Hierop heb ik mij aan de NS-medewerker gelegitimeerd en tegen hem gezegd, dat ik de twee verdachten ging aanhouden, maar dat ik wel assistentie wilden hebben van de politie. Ik gaf de NS-medewerker te kennen, dat de treindeuren gesloten moesten worden en dat de trein dan door moest rijden naar het volgende station teneinde de verdachten aan te houden. De NS-medewerker sloot hierop de deuren.
Vervolgens ben ik achter de verdachten aan gelopen om ze in het zicht te houden. Toen de trein aankwam op het station Purmerend-Weidevenne bleven de treindeuren gesloten en is de Hoofdconductrice (HC) gaan kijken of de politie er al was. Vervolgens zag ik dat er een politieagent van het korps Zaanstreek-Waterland de trein in kwam en op aanwijzen van de HC naar mij toekwam. Hierop heb ik mij aan de collega gelegitimeerd en hebben wij de [verdachte] aangehouden. Ik zag dat [verdachte] tijdens het verrichten van de aanhouding met opzet in het gelaat van de collega spuwde.
• het proces-verbaal van verhoor (dossiernummer PL26SO/08-001078B, pagina’s 12-13), inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van [hoofdconducteur]:
Ik ben in dienst bij de N.V. Nederlandse Spoorwegen als hoofdconducteur. Ik ben tevens buitengewoon opsporingsambtenaar.
Op 13 juli 2008 deed ik dienst op de trein van Amsterdam Centraal naar Enkhuizen. Ik zat met [conducteur 1] en [conducteur 2].
Er kwamen reizigers naar ons toe en die vertelden dat er een vechtpartij bezig was, twee balkons verder. Wij zijn daar naar toe gelopen.
Voordat ik daar naartoe ging, liep ik vanuit de coupe het balkon op. Er kwam toen een jongen aangerend. Het was de later aangehouden oudere jongen, die ook een noodglaasje kapot heeft geslagen op het balkon waarop ik me – nadat ik de coupe had verlaten - in eerste instantie bevond. Ik zag dat hij net na het vertrek van station Zaandam Kogerveld, terwijl hij op het balkon liep, met veel geweld een noodglaasje stuk sloeg. Ik zag dat het glas in zijn hand stond en dat hij bloedde.
Op het moment dat die jongen het noodglaasje insloeg reed de trein op volle snelheid, dus 140 kilometer.
De trein reed en de deuren van de trein waren aan beide zijden geopend. Er stonden zeker wel 10 à 12 mensen op het balkon en de trappen.
Later zag ik dat er in totaal drie noodglaasjes vernield waren. Een op het balkon waar ik getuige van was geweest en twee op het balkon waar die vechtpartij was geweest.
• het proces-verbaal van verhoor (dossiernummer PL26SO/08-001078B, pagina’s 100-102), inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van [machinist]:
Ik ben als machinist in dienst bij de N.V. Nederlandse Spoorwegen.
Op 13 juli 2008 had ik de laatste rit van mijn dienst, de stoptrein van station Amsterdam Centraal naar station Enkhuizen. Ik vertrok uit Amsterdam om 00.33 uur.
Na het vertrek van station Zaandam Kogerveld kreeg ik via de portofoon de melding van een hevige vechtpartij in de trein.
Ik reed op het moment van de melding 140 kilometer per uur, de toegestane baakvaksnelheid.
• het proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 15 juli 2008, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Ik ben op 13 juli 2008 naar Dance Valley geweest. Ik was samen met mijn broertje [medeverdachte] en mijn vriend [betrokkene]. Ik kan me herinneren dat ik de deuren van een trein heb opengemaakt.
4.3. Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting opgeworpen, dat verdachte – doordat er vermoedelijk een verdovend middel in een hem aangeboden drankje was gedaan – niet in staat zou zijn geweest om zijn wil te bepalen, zodat geen sprake kan zijn van opzet en voorbedachte rade.
De rechtbank verwerpt dat verweer, nu de stelling van verdachte - dat een verdovend middel aan zijn drankje zou zijn toegevoegd – op geen enkele wijze is onderbouwd en het dossier daarvoor ook geen aanknopingspunten biedt. Zelfs indien uit een door verdachte gewenst (en niet uitgevoerd) onderzoek zou blijken dat hij inderdaad verkeerde onder invloed van drugs, komt daarmee niet vast te staan dat een dergelijk middel door een ander aan hem is toegediend en dat hij daarvan niet op de hoogte was.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Brijder Verslavingszorg Haarlem uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 17 oktober 2008 en de Pro Justitia-rapportage van de psychol[arts] d.d. 21 oktober 2008 is gebleken
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging om een tweetal treinpassagiers van het leven te beroven door deze vast te pakken en te duwen/trekken in de richting van de - door hem, verdachte - geopende deuren van een in volle vaart rijdende trein. De omstandigheid dat zulks uiteindelijk niet is gelukt is een gelukkige, die geenszins aan verdachte is te danken. Verdachte heeft door zijn handelen ook andere, zich op het balkon van die trein bevindende personen in gevaar gebracht. Deze gedragingen, die – naar de ervaring leert – voor de slachtoffers ernstige psychische gevolgen kunnen hebben, leiden tot gevoelens van onrust in de samenleving. De rechtbank wijst in relatie tot het laatste er nadrukkelijk op dat de feiten hebben plaatsgevonden in het openbaar vervoer.
De psycholoog [arts], voornoemd, heeft in zijn rapport gesteld dat verdachte tijdens het plegen van het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over en vindt daarin aanleiding om ten voordele van verdachte af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte van de straf is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de door de officier van justitie geëiste straf – ook in vergelijking met andere vonnissen waarin poging tot doodslag bewezen is verklaard – buiten proportioneel is. De rechtbank zal in zoverre de officier van justitie dan ook niet volgen.
De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de op te leggen straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar, opdat verdachte er in de toekomst van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
Daarnaast acht de rechtbank verplichte begeleiding door de Brijder Verslavingsreclassering noodzakelijk. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.1. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG MAANDEN, met bevel dat daarvan een gedeelte, groot ZES MAANDEN, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van TWEE JAAR.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Brijder Verslavingsreclassering Arrondissement Haarlem, thans in de persoon van [reclasseringswerker], zolang die instelling dat nodig acht, ook als zulks inhoudt het volgen en afronden van een behandeling bij De Waag en/of het volgens van de leefstijltraining voor justitiabelen bij de Brijder Reclassering.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Dijk, voorzitter,
mrs. M.J.A. Plaisier en J.L. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A.B. van Velzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2008.