ECLI:NL:RBHAA:2008:BG2639

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08 / 2520
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid en aanspraak op IVA-uitkering op basis van WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 7 oktober 2008 uitspraak gedaan over de vraag of eiser recht heeft op een IVA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiser was volledig arbeidsongeschikt verklaard wegens psychische klachten, maar de rechtbank moest beoordelen of deze arbeidsongeschiktheid ook duurzaam was. Eiser had eerder een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA) ontvangen, maar stelde dat hij recht had op een IVA-uitkering, die een hogere uitkering biedt voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten.

De rechtbank constateerde dat eiser op 8 februari 2006 volledig arbeidsongeschikt was, maar dat de vraag bleef of deze arbeidsongeschiktheid duurzaam was. De bezwaarverzekeringsarts had vastgesteld dat eiser in juni 2006 marginaal functioneerde door een posttraumatische stressstoornis, maar dat hij in maart 2007 weer duurzaam benutbare mogelijkheden had. De rechtbank oordeelde dat de psychische klachten van eiser niet duurzaam waren, omdat er geen aanwijzingen waren dat herstel uitgesloten was of dat er een geringe kans op herstel bestond.

Daarnaast werd vastgesteld dat de lichamelijke klachten van eiser geen invloed hadden op de beoordeling van de duurzaamheid van zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek voldoende basis bood voor de conclusie dat eiser volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Daarom werd het beroep van eiser ongegrond verklaard en werd de beslissing van verweerder om eiser met ingang van 8 februari 2006 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt te beschouwen, bevestigd. De rechtbank wees ook de verzoeken om proceskostenvergoeding en schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 2520
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2008
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
tegen:
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2006 heeft verweerder ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 8 februari 2006 aan eiser een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA) toegekend.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief 14 december 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 2 mei 2007 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 14 december 2007 heeft de rechtbank het tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 2 mei 2007 vernietigd.
Bij besluit van 28 januari 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard met dien verstande dat:
- eiser ingaande 8 februari 2006 buiten staat wordt geacht om tenminste 65% te verdienen van zijn maatmanloon per uur;
- van eiser per 8 februari 2006 geen re-integratieactiviteiten worden verwacht.
Besloten is eiser met ingang van 8 februari 2006 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt te beschouwen. Verder heeft verweerder besloten dat eiser met ingang van genoemde datum in het kader van de WIA recht heeft op 1,5 jaar WGA-uitkering.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 6 maart 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 28 augustus 2008, alwaar eiser niet is verschenen. Namens verweerder is verschenen [naam], werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam.
2. Overwegingen
2.1De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of verweerder terecht aan eiser met ingang van 8 februari 2006 een loongerelateerde WGA-uitkering heeft toegekend.
2.2De rechtbank merkt - ambtshalve - op dat eiser belang bij heeft bij het verkrijgen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (hierna: IVA-uitkering) als bedoeld in artikel 47 van de WIA in plaats van een WGA-uitkering. Voor het recht op een IVA-uitkering is, gelet op het bepaalde in artikel 4 van de WIA, niet alleen vereist dat sprake is van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, maar ook dat de arbeidsongeschiktheid duurzaam is. Eiser is al ingedeeld in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100% en zijn standpunt kan er niet toe leiden dat de arbeidsongeschiktheid op een (nog) hoger percentage wordt vastgesteld. Eiser zou met zijn beroep kunnen bereiken dat hij naast volledig ook duurzaam arbeidsongeschikt moet worden geacht en hem aldus een IVA-uitkering wordt toegekend. Alleen al het feit dat de IVA-uitkering 75% van het maandloon bedraagt en de WGA-uitkering 70% daarvan, brengt mee dat eiser een belang heeft.
2.3Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt in het eerste lid onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
Ingevolge het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Ingevolge artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: Schattingsbesluit) wordt de beoordeling van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid of de mate van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, bedoeld in de Wet WIA, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een arbeidsdeskundig onderzoek.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, van het Schattingsbesluit kan van het arbeidskundig onderzoek worden afgezien indien uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene benutbare mogelijkheden heeft maar dat hij die mogelijkheden naar verwachting binnen drie maanden zal verliezen, en dit verlies in een verzekeringsgeneeskundig onderzoek wordt vastgesteld.
Volgens artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder d, van het Schattingsbesluit zijn benutbare mogelijkheden als bedoeld in het tweede tot en met vierde lid niet aanwezig indien betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is.
2.4Verweerder gaat er volgens het bestreden besluit vanuit dat eiser op 8 februari 2006 niet belastbaar was voor arbeid. Dit oordeel is gebaseerd op de rapportages van de bezwaarverzekeringsartsen van 20 april 2007 en 24 januari 2008. Blijkens deze rapportages waren over de situatie ten tijde in geding geen gegevens voorhanden. In zijn rapportage van januari 2008 heeft de bezwaarverzekeringsarts evenwel op basis van de beschikbare gegevens over juni 2006 toepassing gegeven aan artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b van het Schattingsbesluit. Omdat in juni 2006 sprake was van marginaal persoonlijk en sociaal functioneren bij depressie en posttraumatische stressstoornis heeft de bezwaarverzekeringsarts geconcludeerd dat betrokkene ten tijde in geding benutbare mogelijkheden had maar dat hij die mogelijkheden naar verwachting binnen drie maanden zal verliezen. Ter onderbouwing van dit standpunt zijn de medische beperkingen van eiser ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren vastgesteld door de bezwaarverzekeringsarts en weergegeven in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 24 januari 2008. Omdat sprake was van geen benutbare mogelijkheden is afgezien van een arbeidskundig onderzoek. De bezwaarverzekeringsarts acht de arbeidsongeschiktheid van eiser niet duurzaam omdat eiser in maart 2007 weer duurzaam benutbare mogelijkheden had. Dit leidt er volgens verweerder toe dat eiser 80 tot 100%, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is, zodat een WGA-uitkering moet worden toegekend.
2.5De rechtbank stelt voorts vast dat de bezwaarverzekeringsarts eisers lichamelijke klachten in zijn rapport van 24 januari 2008 heeft beschreven en ook de diagnose NASH (non-alcoholische steatose hepatitis) heeft gesteld, doch dat terzake in de opgestelde FML geen beperkingen zijn opgenomen. In het arbeidskundig rapport van 25 januari 2008 is aangegeven dat eiser per 8 februari 2006 om medische redenen niet belastbaar was met loonvormende arbeid. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde toegelicht dat de bezwaarverzekeringsarts de lichamelijke klachten heeft onderkend, doch dat reeds op basis van het persoonlijk en sociaal functioneren werd geconcludeerd dat eiser ten tijde in geding geen benutbare mogelijkheden had. Daarom is in de FML volstaan met het opnemen van beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren en heeft er geen arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden.
2.6Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts te beperkt is geweest en in het opgestelde belastbaarheidspatroon de door eiser ervaren beperkingen niet volledig worden verwoord. Zo heeft de verzekeringarts onvoldoende rekening gehouden met zijn leveraandoening. In dit verband heeft eiser gewezen op pijn in de bovenbuik die hij ontwikkelt bij een zittende houding en is volgens eiser het ongemotiveerde oordeel van de verzekeringarts dat de verhoogde slaapbehoefte niet kan worden verklaard onbegrijpelijk. Eiser meent voorts dat verweerder de stelling dat hij niet duurzaam arbeidsongeschikt is onvoldoende heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts heeft de strekking van de interne richtlijn beoordeling duurzaamheid van arbeidsbeperkingen miskend. Eiser is van mening dat zijn beperkingen de functiebelasting van de hem geduide functies te boven gaan.
2.7De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden van eiser (ten dele) zijn gebaseerd op een onjuiste voorstelling van zaken. Zo is er in bezwaar, anders dan voorafgaand aan het primaire besluit, van eisers klachten geen volledige FML opgesteld en heeft er geen arbeidskundig onderzoek en geen functieduiding plaatsgevonden. De rechtbank stelt niettemin vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser op 8 februari 2006 volledig - dat wil zeggen 80 tot 100% - arbeidsongeschikt was in de zin van de WIA. Het geschil gaat derhalve alleen over de beantwoording van de vraag of eiser tijdelijk volledig arbeidsongeschikt was in de zin van artikel 5 van de WIA dan wel duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 4 van de WIA. De rechtbank ziet in de aangevoerde gronden dan ook aanleiding om te beoordelen of er reden is om te twijfelen aan de juistheid van de door de bezwaarverzekeringsarts opgestelde rapportage en FML.
2.8De rechtbank overweegt dat uit de tekst van artikel 4, tweede en derde lid, van de WIA en de wetsgeschiedenis volgt dat van duurzame arbeidsongeschiktheid sprake is in twee situaties, namelijk als herstel is uitgesloten en als er een geringe kans is op herstel op lange termijn. Uit de wetsgeschiedenis blijkt voorts dat voor de eerstgenoemde categorie geldt dat de mogelijkheden om te functioneren definitief verloren zijn gegaan; voor de tweede categorie geldt dat de situatie na de claimbeoordeling ingeschat moet worden, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de prognose in het eerste jaar en de kansen daarna (Kamerstukken II, 2004-2005, 30 034, nr, 3, pagina 30).
2.9De rechtbank kan verweerder volgen in de stelling dat de volledige arbeidsongeschiktheid, voor zover aangenomen op grond van artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder d, van het Schattingsbesluit en derhalve op basis van de psychische klachten van eiser, niet duurzaam is als bedoeld in artikel 4 van de WIA. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het gaat om een beoordeling achteraf. Verweerders bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 20 april 2007 vastgesteld dat eiser in verband met een posttraumatisch stressstoornis in juni 2006 marginaal persoonlijk en sociaal functioneerde. Eiser was apathisch en leefde als kluizenaar. In diezelfde rapportage is voorts vermeld dat eiser ter behandeling is doorverwezen naar het AMC. Blijkens informatie van de behandelend psycholoog K. Koning is eiser in 2006 in een klinische depressie met sterke suïcidale ideaties geraakt. De psycholoog heeft op 20 februari 2007 voorts gerapporteerd dat de crisis de laatste maand lijkt te wijken en dat er een begin is gemaakt met het doorwerken van de traumata. Op de aan de psycholoog gestelde vraag of eiser tijdig na 26 oktober 2006 bezwaar had kunnen maken tegen het primaire besluit - hetgeen van belang was in een eerder stadium van deze procedure - stelt de psycholoog dat er sprake was van een tijdelijk onvermogen. Eiser is voorts in maart 2007 gezien door de bezwaarverzekeringarts. In dat contact heeft eiser aangegeven therapie te volgen en medicatie te gebruikten, hetgeen tot een verbetering heeft geleid. In zijn rapportage van 24 januari 2008 heeft de bezwaarverzekeringsarts op basis van het voorgaande gesteld dat eiser in ieder geval in maart 2007 weer duurzaam benutbare mogelijkheden had. Een en ander is door eiser niet met concrete gegevens betwist.
2.10Eiser heeft niet aangevoerd en ook anderszins is niet gebleken dat de lichamelijke klachten van eiser van invloed zijn op de beoordeling van de duurzaamheid van eisers volledige arbeidsongeschiktheid, zodat een volledig beeld van eisers beperkingen (lichamelijke beperkingen, naast beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren) om die reden niet noodzakelijk was.
2.11De rechtbank overweegt voorts dat is gesteld noch gebleken dat eiser in verband met zijn lichamelijke klachten geen benutbare mogelijkheden had als bedoeld in artikel 2, tweede en vijfde lid, van het Schattingsbesluit. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiser door de primair verzekeringsarts (in een rapportage van 15 augustus 2006), onder meer op grond van zijn lichamelijke klachten in staat werd geacht fysiek niet belastende activiteiten te verrichten waarbij regelmatig van houding kan worden gewisseld. Op basis van de geconstateerde aandoening van de lever was het bestaan van klachten van vermoeidheid volgens de verzekeringsarts aannemelijk doch niet in dusdanige ernstige mate dat op grond hiervan een verhoogde slaapbehoefte verklaard kan worden. Eisers mogelijkheden om te functioneren zijn op 15 augustus 2006 vastgesteld in een FML en er heeft een arbeidskundig onderzoek en functieduiding plaatsgevonden. Eiser heeft in beroep weliswaar aangevoerd dat hij als gevolg van zijn leveraandoening meer beperkt moest worden geacht en voorts dat zijn verhoogde slaapbehoefte moet worden verklaard door die aandoening, doch hij heeft niet aangevoerd en ook anderszins is niet gebleken dat er om die reden sprake is van geen benutbare mogelijkheden. Aldus konden eisers lichamelijke klachten op zichzelf niet op medische gronden leiden tot volledige (en duurzame) arbeidsongeschiktheid.
2.12Nu het medisch onderzoek een adequate en toereikende grondslag biedt voor de conclusie dat eiser volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is en ook anderszins geen redenen zijn gebleken om het bestreden besluit te vernietigen, zal het beroep tegen dit besluit ongegrond worden verklaard. Voor een veroordeling in de proceskosten dan wel toekenning van een schadevergoeding, zoals gevraagd, bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, rechter, en op 7 oktober 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van A.G.J. Deckers, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.