ECLI:NL:RBHAA:2008:BG2155

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
150826/HA RK 08-100
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen kinderrechter in kinderstrafzaak

In deze zaak heeft verzoekster op 16 oktober 2008 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kinderrechter in een aanhangige kinderstrafzaak. Het verzoek is gedaan naar aanleiding van de beslissing van de kinderrechter om een door verzoekster opgevoerde getuige niet (verder) te horen. Verzoekster stelt dat deze beslissing op juridisch ontoereikende gronden is genomen en dat hierdoor de gelijkheid van wapens is geschonden, wat haar recht op een eerlijk proces in gevaar zou brengen. De kinderrechter zou volgens verzoekster niet onpartijdig zijn in de behandeling van haar zaak.

De wrakingskamer heeft op dezelfde zitting de verzoekster, de officier van justitie en de rechter gehoord. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de beslissing van de kinderrechter om de getuige niet verder te horen. De kinderrechter had overwogen dat er geen omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de getuige anoniem werd gehoord, en dat de beslissing om de getuige niet verder te horen niet op zich zelf een grond voor wraking vormt.

De wrakingskamer concludeert dat de aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond voor wraking opleveren. Het verzoek om wraking wordt afgewezen, en de rechtbank beveelt aan dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken op 16 oktober 2008, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 150826/HA RK 08-100
datum beslissing: 16 oktober 2008
Op verzoek van:
NN, verzoekster,
raadsman mr. J. Jebbink, advocaat te Amsterdam.
1. Procesverloop
1.1 Op de zitting met gesloten deuren van 16 oktober 2008 heeft verzoekster de wraking verzocht van [kinderrechter], hierna te noemen: de kinderrechter, in de bij deze rechtbank, sector straf, aanhangige kinderstrafzaak met zaak/parketnummer 15/750054-08, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 Verzoekster, de officier van justitie en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de wrakingskamer op 16 oktober 2008. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar raadsman. De rechter en de officier van justitie hebben van de geboden gelegenheid eveneens gebruik gemaakt.
2. Het standpunt van verzoekster
2.1 Verzoekster grondt het verzoek op de weigering van de kinderrechter een door haar opgevoerde getuige niet (verder) te horen. Zij voert ter onderbouwing aan – zakelijk weergegeven - dat de kinderrechter die beslissing op juridisch ontoereikende gronden heeft genomen en door de weigering de equality of arms heeft geschonden en daarmee het recht van verzoekster op een eerlijk proces. De kinderrechter behandelt daarom, aldus verzoekster, haar zaak niet onpartijdig.
3. Beoordeling
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2 De wrakingskamer betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Op 16 september 2008 heeft de kinderrechter beslist dat een getuige a décharge, waarvan toen de personalia niet bekend waren, op de lijst van getuigen kon worden geplaatst. Ter zitting van 16 oktober 2008 nam het horen van de getuige een aanvang en heeft de kinderrechter aan de getuige vragen gesteld over haar identiteit. De getuige heeft die vragen niet beantwoord. Nadat de officier van justitie bezwaar had gemaakt tegen het verder horen van de getuige, heeft de kinderrechter, gehoord de verdediging, beslist dat de getuige niet (verder) zal worden gehoord. De kinderrechter heeft daarbij, onder verwijzing naar artikel 290 van het Wetboek van Strafvordering, overwogen dat er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de getuige anoniem wordt gehoord.
3.3 Het geven van een gemotiveerde procesbeslissing, zoals de onderhavige beslissing tot het niet (verder) horen van een getuige, vormt op zich zelf geen grond voor het oordeel dat de vrees bij de verdachte in de hoofdzaak voor partijdigheid van de rechter gerechtvaardigd is, ook als die beslissing negatief voor de verdediging uitvalt. Hetgeen verzoekster overigens heeft aangevoerd, vormt geen omstandigheid die een ander oordeel in dit geval rechtvaardigt. Hetgeen verzoekster ter onderbouwing van het wrakingsverzoek heeft aangevoerd ziet in wezen op de juridisch houdbaarheid van die procesbeslissing waarvan de juistheid zonodig in hoger beroep aan de orde kan worden gesteld. Grond voor wraking vormen die argumenten niet.
3.4 De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking.
3.5 De rechtbank zal het verzoek afwijzen.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 wijst het verzoek om wraking af;
4.2 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en zegt verzoekster aan daartoe tien minuten na het uitspreken van deze beslissing wederom voor de kinderrechter te verschijnen;
4.3 beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de officier van justitie een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, en mrs. T.S. Röell en W.J. van Andel, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2008 in tegenwoordigheid van mr. C.J.V. van Venrooij als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.