ECLI:NL:RBHAA:2008:BG1524

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801165-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld aan boord van een vliegtuig; mishandeling; artikel 385b Sr.

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 24 oktober 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 juni 2008 aan boord van een Brits vliegtuig, tijdens een vlucht van Amsterdam naar Londen, opzettelijk geweld heeft gepleegd tegen zowel leden van het cabinepersoneel als medepassagiers. De verdachte heeft zich agressief gedragen, wat leidde tot gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zelf verantwoordelijk was voor zijn daden, ondanks de verdediging die stelde dat hij niet toerekeningsvatbaar was door het gebruik van spacecake en medicijnen. De rechtbank verwierp dit verweer, stellende dat de verdachte de situatie zelf had gecreëerd door de spacecake te consumeren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte door zijn gedrag de veiligheid van de passagiers in gevaar had gebracht, wat leidde tot een afwijking van de standaardprocedures voor de landing. De verdachte werd ook beschuldigd van het mishandelen van twee marechaussee ambtenaren bij zijn aanhouding op Schiphol. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801165-08
Uitspraakdatum: 24 oktober 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] (Bulgarije),
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem, Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juni 2008, aan boord van een luchtvaartuig, (te weten een Brits vliegtuig met vluchtnummer BD112, tijdens de vlucht (van Amsterdam naar Londen) (in het Nederlands luchtruim), opzettelijk een daad van geweld heeft begaan tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het overige (cabine)personeel en/of zijn medepassagiers, immers heeft/is hij, verdachte,
- met zijn ellebogen, althans armen, in/op het/de bovenbe(e)n(en) van voornoemde [slachtoffer 1] gedrukt (waardoor zij pijn voelde en zich bang voelde) en/of
- (vervolgens) richting de deur en/of de voorkant van het toestel gesprongen en/of gerend, althans gegaan en/of
- (vervolgens) (toen hij door enkele mensen in bedwang werd gehouden) zich geprobeerd los te rukken waarbij hij een zwaaiende beweging heeft gemaakt richting purser [slachtoffer 2] en met zijn arm in haar nek terecht kwam (waardoor zij pijn in haar nek en/of kaak heeft bekomen) en/of haar, [slachtoffer 2], opzij heeft gegooid (en/of waardoor haar jas is gescheurd) en/of
- zich met kracht verzet tegen een of meerdere cabinepersoneelsleden en/of medepassagiers toen zij verdachte tot rust en/of onder controle wilden brengen
waardoor gevaar voor het luchtvaartuig te duchten is geweest, immers heeft hij, verdachte, de veiligheid van het luchtvaartuig en/of de passagiersveiligheid, in gevaar gebracht door het niet opvolgen van de aanwijzingen en/of door voornoemde handelingen, terwijl:
- de gezagvoerder (door het gedrag van verdachte en/of de angst die dit gedrag teweegbracht bij het cabinepersoneel en/of de medepassagiers en/of doordat de gezagvoeder zich zorgen maakte over de veiligheid van de crew en de passagiers) gedwongen werd om terug te keren naar de luchthaven Schiphol en/of
- het cabinepersoneel zich moest bezig houden met verdachte (kalmeren, in bedwang houden), waardoor het cabinepersoneel zich niet (volledig) kon richten op hun werkzaamheden in het kader van de vliegveiligheid aan boord;
2.
hij op of omstreeks 29 juni 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, twee ambtenaren, te weten [slachtoffer 3] (marechaussee 1e klasse) en/of [slachtoffer 4] (marechaussee 1e klasse), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, opzettelijk heeft mishandeld waardoor voornoemde ambtenaren letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden, immers heeft verdachte
- met zijn been in het kruis van [slachtoffer 4] geschopt/getrapt en/of
- met zijn elleboog (in) het gezicht [slachtoffer 3] gestompt/geraakt;
3.
hij op of omstreeks 29 juni 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van de onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
4. Bewijs
4.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1.
hij op 29 juni 2008, aan boord van een luchtvaartuig, te weten een Brits vliegtuig met vluchtnummer BD112, tijdens de vlucht van Amsterdam naar Londen in het Nederlands luchtruim, opzettelijk een daad van geweld heeft begaan tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en medepassagiers, immers heeft/is hij, verdachte,
- met zijn ellebogen in de bovenbenen van voornoemde [slachtoffer 1] gedrukt, waardoor zij pijn voelde en zich bang voelde, en
- vervolgens richting de voorkant van het toestel gegaan en
- vervolgens, toen hij door enkele mensen in bedwang werd gehouden, zich geprobeerd los te rukken, waarbij hij een zwaaiende beweging heeft gemaakt richting purser [slachtoffer 2] en met zijn arm in haar nek terecht kwam, waardoor zij pijn in haar nek en kaak heeft bekomen, en haar, [slachtoffer 2], opzij heeft gegooid, waardoor haar jas is gescheurd, en
- zich met kracht verzet tegen meerdere cabinepersoneelsleden en medepassagiers toen zij verdachte onder controle wilden brengen,
waardoor gevaar voor het luchtvaartuig te duchten is geweest, immers heeft hij, verdachte, de veiligheid van het luchtvaartuig in gevaar gebracht door het niet opvolgen van de aanwijzingen en door voornoemde handelingen, terwijl:
het cabinepersoneel zich moest bezig houden met verdachte in bedwang te houden, waardoor het cabinepersoneel zich niet volledig kon richten op hun werkzaamheden in het kader van de vliegveiligheid aan boord;
2.
hij op 29 juni 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, twee ambtenaren, te weten [slachtoffer 3] (marechaussee 1e klasse) en [slachtoffer 4] (marechaussee 1e klasse), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, opzettelijk heeft mishandeld waardoor voornoemde ambtenaren letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden, immers heeft verdachte
- met zijn been in het kruis van [slachtoffer 4] getrapt en
- met zijn elleboog het gezicht [slachtoffer 3] geraakt;
3.
hij op 29 juni 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4.2. Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer – zakelijk weergegeven – heeft verklaard:
Ik herinner me nog wel dat ik met duivels aan het vechten was.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (dossierparagraaf 2.0.2). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 29 juni 2008 door aangever [slachtoffer 1] afgelegde verklaring:
Op 29 juni 2008 bevond ik mij onderweg naar London Heathrow. Naast mij op de stoel zat een man. Ongeveer 5 tot 10 minuten nadat we opgestegen waren, wilde ik het luikje om de zon tegen te houden sluiten. De man naast mij wilde niet dat ik het luikje sloot. Daarna ging hij over mij heen hangen. Ik voelde zijn ellebogen in mijn bovenbenen drukken. Ik wilde hem van mij af duwen. Ik voelde pijn in mijn benen. Ik heb vervolgens om hulp geroepen. Ik zag dat een stewardess, een steward en een passagier mij kwamen helpen. Ik zag dat ze hem niet van me af kregen. Ik ben vervolgens onder hem vandaan gekropen en in een andere stoel gaan zitten.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (dossierparagraaf 2.2.2). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 29 juni 2008 door aangever [slachtoffer 2] afgelegde verklaring:
Op 29 juni 2008 was ik werkzaam op de vlucht richting Heathrow. Nadat de vlucht 10 minuten onderweg was werd ik geroepen door een dame die riep: ‘help, get him of me!’. Deze dame zat vlak bij de cockpit. Ik zag een man welke op zijn knieën trachtte te zitten en leunde op de benen van de vrouw met zijn handen gevouwen. Ik wilde de man aanspreken, maar ik kreeg geen contact. Ik pakte de man beet om hem van de vrouw af te krijgen. Op het volgende moment keek hij naar de deur en terwijl we op grote hoogte vlogen, zag ik dat hij richting de deur sprong. Ik probeerde de man tegen te houden samen met mijn collega [getuige 1]. Een aantal andere passagiers hebben geholpen om de man rustig te krijgen.
Ik hield, samen met vijf andere passagiers, de man vast aan zijn kleding. Ik zag dat de man zich los probeerde te rukken en dat hij nog steeds richting de deur trachtte te bewegen.
Op het volgende moment zag ik dat hij een zwaaiende beweging maakte in mijn richting. Ik zag dat zijn arm in mijn nek kwam en ik voelde direct pijn in mijn nek en kaak.
De man stond nu in het gangpad. Ik zag en voelde dat hij mij met een stevige zwaai van zijn arm opzij gooide. Ik merkte dat mijn kleding (jas) was gescheurd.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (dossierparagraaf 2.1.2). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 29 juni 2008 door aangever [gezagvoerder] afgelegde verklaring:
Op 29 juni 2008 was ik werkzaam als gezagvoerder op de vlucht naar Heathrow. Na vijf minuten belde de supervisor met de mededeling dat er een agressieve passagier aan boord was. Ik hoorde een hoop lawaai op de achtergrond. Ik vroeg aan de supervisor of het nodig was om terug te keren naar Schiphol en ik hoorde dat ze zei dat ze terug wilde keren naar Schiphol.
Ik moest afwijken van de normale procedure naar Heathrow. Een aantal procedures moesten worden gewijzigd:
- Supervisor wilde dat er een crewlid naast haar kwam zitten in het voorste gedeelte van het vliegtuig. Normale procedure is twee in het midden en een voor in het vliegtuig, om de landing in te zetten.
• het in de wettelijke worm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (dossierparagraaf 2.1.3). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 17 juli 2008 door getuige [gezagvoerder] afgelegde verklaring:
Bij de landing is het standaard procedure dat er 2 leden van het cabinepersoneel bij de achterste deuren van het vliegtuig gaan zitten en 1 lid van het cabinepersoneel bij de voorste deuren. Dit is voor de veiligheid. Mocht er iets gebeuren, dan kunnen deze personeelsleden de nooddeuren bedienen.
Echter, door [verdachte], welke op de 2e rij zat, wilde de voorste stewardess dat er een steward, welke bij de achterdeur hoort te zitten, voorin kwam zitten. Dit, zodat hij dicht bij [verdachte] zou zijn, mocht hij weer door het lint gaan.
Mocht er dus iets gebeuren vlak voor, tijdens of vlak na de landing, dan zou het cabinepersoneel niet op de juiste plaatsen zijn voor het verlenen van hulp.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (dossierparagraaf 2.1.3). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 29 juni 2008 door getuige [getuige 1] afgelegde verklaring:
Op 29 juni 2008 was ik werkzaam aan boord van een vlucht naar London. Toen ik bij rij 2 was zag ik dat een man over een vrouw leunde over haar been en dat hij een bidhouding aannam met zijn handen. De vrouw vroeg of ik haar kon helpen, aangezien ze pijn leed.
Ik probeerde samen met mijn collega [slachtoffer 2] te praten met deze man. Dat werkte niet en we probeerden het met onze handen. Dat werkte ook niet. Hierna probeerden we het met een passagier die ons kwam helpen. Toen kon de vrouw zich bevrijden en ik ging naar de voorkant van het vliegtuig.
Plotseling zag ik minimaal 3 passagiers die hem in bedwang probeerden te houden, aangezien hij richting de voorkant van het vliegtuig probeerde te gaan. Ik zag dat mijn collega geraakt werd en dat haar jasje stuk was gegaan.
Ik was samen met ongeveer 4 of 5 mensen bezig om hem in bedwang te houden in zijn stoel.
Nadat we geland waren en ik de deur geopend had, zag ik 2 agenten en ik hoorde ze aan mij vragen: ‘waar zit hij?’. Ongeveer op hetzelfde moment zag ik hem komen en dat hij op zijn knieën voor de agenten viel en de bidhouding aannam.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (dossierparagraaf 2.5.2). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 29 juni 2008 door getuige [getuige 2] afgelegde verklaring:
Ik zag dat de man hierop naar de voorkant van het vliegtuig rende. Ik zag dat de passagiers en de stewardess hem tegen probeerde te houden en hem terug in zijn stoel probeerde te krijgen.
• een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee (dossierparagraaf 0.1.3). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van verbalisanten:
Op 29 juni 2008 bevonden wij ons op de luchthaven Schiphol, gelegen in de gemeente Haarlemmermeer. Wij kregen een melding inhoudende dat er een vliegtuig van British Midland terug zou keren naar Schiphol. Het vliegtuig keerde terug omdat er een zeer agressieve passagier aan boord van dit vliegtuig zou zitten.
Wij hebben de man bij zijn armen gepakt en zeiden tegen hem in de Engelse taal het vliegtuig uit te gaan en zich bij de collega’s van de gewapende beveiliging te gaan voegen.
Wij zagen dat de collega’s de verdachte vasthadden bij zijn armen en dat de verdachte zich trachtte los te rukken. Wij zagen dat hij dit deed door wilde bewegingen te maken met zijn armen.
Ik, [verbalisant 1], heb verdachte zijn beide benen vastgepakt. Ik voelde dat hij hevig schopte. Ik, [verbalisant 2], heb de verdachte met mijn beide armen bij zijn rechterarm vastgepakt. Wij hebben de verdachte tegen de wand van de aviobrug gebracht teneinde hem onder controle te houden. Uiteindelijk heb ik, [verbalisant 2], mijn handboeien aan de rechterarm van de verdachte weten te bevestigen.
Er is door ons meerdere malen getracht de verdachte naar de grond te brengen, maar wij voelden dat de verdachte zeer krachtig was en zich hevig verzette. Wij zagen en voelden dat de verdachte zich een andere kant op wilde begeven, dan wij hem trachtte te bewegen.
Er is door mij, [verbalisant 1], uiteindelijk besloten gebruik te maken van de pepperspray. Ik zag dat de verdachte zich bleef verzetten en dat de pepperspray weinig effect gaf. Hierop heeft ook mijn collega [slachtoffer 3] de pepperpray tegen de rechterzijde van het gelaat van verdachte gespoten. Wij voelden dat de verdachte zich nog steeds hevig verzette.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (dossierparagraaf 2.3.2). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 16 juli 2008 door aangever [slachtoffer 4] afgelegde verklaring:
Ik ben werkzaam als Marechaussee beveiliger. Op 29 juni 2008 was ik belast met de beveiliging van de burgerluchtvaart op Schiphol en kreeg ik een melding in verband met een agressieve passagier die aan boord van een vliegtuig zou zitten. Collega [slachtoffer 3] en ik pakten de verdachte vast bij zijn polsen om hem een stukje de slurf in te begeleiden. Hierop rukte de verdachte zich los en gaf [slachtoffer 3] een elleboog tegen zijn neus. Ik zag en voelde dat de verdachte zich nog steeds probeerde los te rukken. Er ontstond een vechtpartij waarbij de verdachte zich hevig bleef verzetten.
Ik zag dat de verdachte zijn rechterknie met kracht richting mijn kruis bewoog. Ik voelde opeens een knie in mijn schaamstreek. Ik voelde op dit moment pijn in mijn balzak.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (dossierparagraaf 2.4.2). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 6 augustus 2008 door aangever [slachtoffer 3] afgelegde verklaring:
Ik ben werkzaam als Marechaussee beveiliger. Op 29 juni 2008 was ik belast met de beveiliging van de burgerluchtvaart op Schiphol kreeg ik een melding in verband met een agressieve passagier die aan boord van een vliegtuig zou zitten. Ik ben daar samen met mijn collega [slachtoffer 4] heen gegaan, ter assistentie van de twee collega’s van de P&B.
Ik zag dat de man met zijn rechterelleboog met kracht richting mijn gezicht kwam. Ik zag en voelde dat de rechterelleboog van de man met kracht op mijn neus en rechteroogkas kwam. Ik voelde direct een pijnscheut in mijn neus en rechteroogkas.
Ik en [slachtoffer 4] hebben de man vervolgens naar de grond gewerkt en ik zag dat de man gewoon weer opstond. Wij hebben wederom geprobeerd de verdachte naar de grond te werken. Dit lukte, echter de man kon weer opstaan.
Ik zag dat collega [verbalisant 3] zijn wapenstok ter hand nam en deze gebruikte tegen de man. De man bleef echter weerstand bieden tegen mij en mijn collega’s.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
4.3. Bewijsoverweging
Verdachte heeft opzettelijk een daad van geweld begaan tegen zowel leden van het cabinepersoneel als tegen zijn medepassagiers. De rechtbank overweegt dat in de tweede verklaring van [gezagvoerder], duidelijk naar voren komt dat als gevolg daarvan is afgeweken van de standaard procedure tijdens het landen. De standaard procedure houdt in dat van het cabinepersoneel tijdens de landing 1 persoon voor in de cabine plaatsneemt bij de nooddeur en 2 personen bij de achterste deuren, zodat, mocht er iets gebeuren, zij de nooddeuren kunnen bedienen. Door het gewelddadig optreden van verdachte durfde purser [slachtoffer 2] na de worsteling echter niet meer alleen voor in het vliegtuig, in de buurt van verdachte, te zitten. Om die reden is er een steward, die volgens de veiligheidsvoorschriften in dit geval bij een van de achterste deuren plaats had moeten nemen, alsnog voor in het vliegtuig gaan zitten, waardoor tijdens de landing een van de achterste nooddeuren onbemand was. Nu, ten gevolge van het gedrag van verdachte, voormelde veiligheidsvoorschriften niet in acht genomen konden worden, is de rechtbank van oordeel dat er gevaar voor het luchtvaartuig te duchten is geweest. Daarbij gaat de rechtbank er vanuit dat onder het beschermde belang van artikel 385 lid 1 sub 1° mede wordt begrepen de veiligheid van de zich in het vliegtuig bevindende passagiers.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
Opzettelijk een daad van geweld begaan tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig bevindt, terwijl daarvan voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is.
2.
Mishandeling, terwijl dit misdrijf wordt begaan tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
3.
Wederspannigheid.
6. Strafbaarheid van verdachte
Toerekeningsvatbaarheid van verdachte
Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat verdachte de tenlastegelegde feiten niet kan worden verweten. Zakelijk weergegeven voert de raadsman daartoe aan, dat verdachte niet toerekeningsvatbaar is, aangezien hem niet kan worden verweten de situatie ten gevolge van het eten van een groot deel van plak spacecake zelf in het leven te hebben geroepen dan wel dat hij onder invloed van zijn medicijnen zo heeft gehandeld.
Met betrekking tot het eerste door de raadsman naar voren gebrachte argument, te weten het eten van de spacecake, overweegt de rechtbank dat verdachte zelf deze situatie in het leven heeft geroepen door het eten van deze cake. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht blijkt dat de wetgever de gevallen van zelfintoxicatie niet onder de werking van ontoerekeningsvatbaarheid heeft willen brengen. De strafrechtelijke regels en beginselen van gedrag blijven dan ook van toepassing na het eten van (een deel van) een plak spacecake. Voorts is met betrekking tot de spacecake aangevoerd dat verdachte kort voor het eten hiervan van medicijnen – te weten HIV-remmers – is veranderd en dientengevolge niet wist van de eventuele bijwerking van deze medicijnen in combinatie met verdovende middelen, in casu een spacecake. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte extra voorzichtigheid had dienen te betrachten en niet – zoals door de raadsman bepleit – dat daardoor de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte in beeld komt. Hier doet niet aan af de door de raadsman overgelegde print-out van de website van de HIV Vereniging Nederland, waaruit blijkt dat ‘er geen interacties [lijken] te bestaan tussen cannabis en hiv-remmers’. Het betreft slechts een algemene constatering en kan niet direct op verdachte worden betrokken.
De rechtbank overweegt voorts, met betrekking tot het tweede door de raadsman opgeworpen verweer, dat het oordeel of verdachte al dan niet ontoerekeningsvatbaar is, een medisch oordeel is dat direct betrekking dient te hebben op het handelen van verdachte ten tijde van een tenlastegelegde feit. De raadsman van verdachte heeft een brief van 18 september 2008 overgelegd van het ‘St Thomas’ Hospital’-ziekenhuis in Londen, waaruit blijkt dat ‘het bekend [is] dat de antiretrovirale geneesmiddelen die de heer [verdachte] sinds april 2008 gebruikte, bijwerkingen hebben op het centraal zenuwstelsel en de stemming en het gedrag kunnen beïnvloeden.’ Deze – wederom algemeen gestelde – opmerking voldoet niet aan het eerder genoemde criterium en kan zodoende niet dienen als onderbouwing van de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
Nu het medische oordeel dat verdachte ontoerekeningsvatbaar zou zijn ten tijde van het hem tenlastegelegde feiten niet voldoende onderbouwd is, wordt dit verweer verworpen.
Ook is de rechtbank overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft aan boord van een luchtvaartuig in vlucht zich agressief gedragen en geprobeerd naar de voorkant van het vliegtuig te gaan. Onduidelijk is wat verdachte daar had willen doen, maar duidelijk is wel dat, blijkens verschillende verklaringen van zowel de aangevers als getuigen, deze handelingen van verdachte angstgevoelens teweeg brachten. Mede door deze angstgevoelens heeft het cabinepersoneel zich gedurende de landing niet kunnen richten op de hen voorgeschreven werkzaamheden en taken op het gebied van de veiligheid van de medepassagiers.
Daden van geweld in een besloten ruimte als de cabine in een luchtvaartuig in vlucht, brengen snel gevoelens van grote onveiligheid teweeg bij medepassagiers en boordpersoneel die daarvan getuige zijn. De beslotenheid van de ruimte tijdens de vlucht maakt immers dat men zich niet aan de ontstane situatie kan onttrekken. De rechtbank rekent verdachte aan dat door zijn misdragingen aan boord van het luchtvaartuig, gevaar voor de veiligheid van de passagiers en daarmee de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is geweest.
Voorts heeft verdachte zich na de landing met geweld verzet tegen de opsporingsambtenaren die in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam waren en aldus het gezag van de Koninklijke Marechaussee trachten te ondermijnen. Daarbij heeft hij zeker een van hen verwond. In ieder geval hebben beide opsporingsambtenaren pijn ondervonden van het door verdachte gepleegde verzet en het daarbij behorende geweld.
Op grond van het voren overwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaar opdat verdachte er in de toekomst van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 180, 300, 304, 385b van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.1. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot drie maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.F.W. Brouwer, voorzitter,
mrs. H.P. van der Lelie en G.A. van der Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Hobo,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2008.
Mr. G.A. van der Bijl is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.