ECLI:NL:RBHAA:2008:BG1479

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740453-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval met poging tot doodslag en moord in Bloemendaal

Op 29 april 2008 vond er een gewapende overval plaats in een woning aan de Mollaan te Bloemendaal, waarbij de bewoners, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], ernstig werden bedreigd en mishandeld. De overvallers, waaronder verdachte, drongen de woning binnen met bivakmutsen en vuurwapens. Tijdens de overval werden de slachtoffers gedwongen om hun bankpassen en codes prijs te geven. [slachtoffer 1] werd met een vuurwapen beschoten en raakte ernstig gewond, terwijl [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] onder bedreiging van geweld werden vastgebonden en opgesloten op de vliering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, poging tot doodslag en poging tot moord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een essentiële rol heeft gespeeld in de overval en dat zijn handelen getuigt van meedogenloosheid. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijftien jaar op, met schadevergoedingsmaatregelen voor de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de slachtoffers ernstig heeft benadeeld, maar ook de samenleving in gevaar heeft gebracht door zijn gewelddadige daden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740453-08
Uitspraakdatum: 23 oktober 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 09 oktober 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB De Geniepoort te Alphen aan de Rijn.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 29 april 2008 te Bloemendaal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning gelegen aan de Mollaan, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal goederen (waaronder bankpassen en/of een creditcard en/of een aantal sieraden en/of een bedrag aan geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een aantal goederen (waaronder bankpassen en/of een creditcard en/of een aantal sieraden en/of een bedrag aan geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader(s),
als volgt heeft/hebben gehandeld,
zijnde en/of hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- de woning waar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] lagen te slapen binnengedrongen en/of
- met bivakmutsen op/over zijn/hun gezicht(en)/hoofd(en) de slaapkamer waar die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in bed lagen, binnengegaan en/of
- die [slachtoffer 1] met een hard voorwerp op/tegen het hoofd geslagen en/of (met geschoeide voet) tegen het hoofd heeft geschopt
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen te zeggen waar de bankpassen en/of creditcards en/of sieraden zich bevonden danwel gedwongen deze goederen af te geven danwel deze goederen gepakt en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gedwongen onder bedreiging van een vuurwapen te zeggen wat de codes van die bankpassen en/of creditcards waren en/of
- die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen de kluis te openen danwel de sleutel van de kluis aan hem, verdachte, en/of zijn mededader te overhandigen en/of
- de handen van die [slachtoffer 2] en/of van die [slachtoffer 3] op hun rug met koord vastgebonden en/of
- die [slachtoffer 1] opgesloten in een kamer en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen naar de logeerkamer te gaan en/of daar die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] met tape aan handen en voeten vastgebonden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] gedwongen naar de vliering te gaan en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] aldaar (opnieuw) met tape aan handen en voeten vastgebonden;
Feit 2:
hij op of omstreeks 29 april 2008 te Bloemendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen in de richting (van het hoofd) van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3:
hij op of omstreeks 29 april 2008 te Bloemendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de buikstreek en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten en/of een of meermalen met geschoeide voet (met kracht) tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] (terwijl deze op de grond lag) heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of met de kolf van een vuurwapen, althans met een hard voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4:
hij op of omstreeks 29 april 2008 te Bloemendaal tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader met dat opzet
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen naar de logeerkamer te gaan en/of
- de handen van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] op hun rug met koord/touw vastgebonden en/of
- de enkels van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] met tape vastgebonden en/of
- na eerst de tape om de enkels weer (deels) te hebben losgesneden, die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen via een (vlizo)trap naar de zolder/vliering te lopen en/of
- (vervolgens) de enkels van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] opnieuw met tape vastgebonden/vastgeplakt en/of
- (terwijl die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] aldus vastgebonden op de vliering lagen) een of meermalen (dreigend) een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] gehouden;
Feit 5:
hij op of omstreeks 29 april 2008 te Bloemendaal tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer 1], (terwijl deze aan zijn hoofd gewond was en/of een schotwond in de buik had waardoor hij hevig bloedde), opgesloten in een kamer in de woning van die [slachtoffer 1].
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1:
hij op 29 april 2008 te Bloemendaal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in en uit een woning gelegen aan de Mollaan, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal goederen, waaronder bankpassen, een creditcard, een aantal sieraden en een bedrag aan geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en dat zij daarbij als volgt hebben gehandeld,
hij, verdachte en zijn mededader,
- zijn de woning waarin die [slachtoffer 1], die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] lagen te slapen binnengedrongen, en
- met bivakmutsen over hun gezichten/hoofden de slaapkamer waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in bed lagen, binnengegaan, en
- hebben die [slachtoffer 1] met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen en/of (met geschoeide voet) tegen het hoofd geschopt,
- die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen te zeggen waar de bankpassen en creditcard en sieraden zich bevonden en deze goederen gepakt, en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] gedwongen onder bedreiging van een vuurwapen te zeggen wat de codes van die bankpassen en creditcard waren en
- die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen de sleutel van de kluis aan hem, verdachte, en/of zijn mededader te overhandigen en
- de handen van die [slachtoffer 2] en van die [slachtoffer 3] op hun rug met koord vastgebonden en
- die [slachtoffer 1] opgesloten in een kamer en
- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen naar de logeerkamer te gaan en daar die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] met tape aan handen en voeten vastgebonden en vervolgens die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] gedwongen naar de vliering te gaan en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] aldaar opnieuw met tape aan handen en voeten vastgebonden;
Feit 2:
hij op 29 april 2008 te Bloemendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3:
hij op 29 april 2008 te Bloemendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met die ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen in de buikstreek van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4:
hij op 29 april 2008 te Bloemendaal tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader met dat opzet
- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen naar de logeerkamer te gaan, en
- de handen van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] op hun rug met koord/touw vastgebonden, en
- de enkels van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] met tape vastgebonden, en
- na eerst de tape om de enkels weer (deels) te hebben losgesneden, die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen via een vlizotrap naar de vliering te lopen, en
- vervolgens de enkels van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] opnieuw met tape vastgebonden/vastgeplakt, en
- terwijl die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] aldus vastgebonden op de vliering lagen dreigend een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] gehouden;
Feit 5:
hij op 29 april 2008 te Bloemendaal tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer 1], terwijl deze aan zijn hoofd gewond was en een schotwond in de buik had waardoor hij hevig bloedde, opgesloten in een kamer in de woning van die [slachtoffer 1].
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder de feiten 1, 2, 3, 4, en 5, meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen. De door de rechtbank als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. De voor het bewijs gebruikte schriftelijke stukken worden slechts tot bewijs gebruikt in samenhang met de andere bewijsmiddelen. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud, ook in zijn onderdelen in het bijzonder betrekking heeft.
• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer – zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer verdachte], kan wel mijn nummer zijn. Ik kan mij het getapte gesprek met ‘de klusjesman’, dat ik had op 4 mei 2008 om 14.20 uur, wel herinneren. Ik ben degene die dit gesprek heeft gevoerd. U houdt mij voor dat mijn mobiele telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] op de avond voor en vroeg in de ochtend van de overval driemaal is gebruikt en dat de gebruiker in de buurt van de woning aan de Mollaan te Bloemendaal, waarin de overval plaats vond, was. De 7.65 mm en de Scorpio zijn vuurwapens. Het klopt dat ik op 18 mei 2008 het gesprek heb gevoerd in verband met een pizzabestelling en ik heb in dat gesprek mijn adres: [oud adres van verdachte] te Amstelveen genoemd. Het klopt dat er sieraden in de woning aan [oud adres van verdachte] te Amstelveen zijn aangetroffen. U houdt mij voor dat er een Ipod met twee geluidboxen is aangetroffen in mijn woning. Dat klopt, maar er zat volgens mij één geluidbox bij. Ik had die sieraden en die Ipod in mijn bezit. Ik hoor u zeggen dat van die sieraden een 13 tal ringen en oorbellen overeen kwamen met sieraden die in de aangifte als gestolen zijn opgegeven en dat er twee armbandjes zijn aangetroffen met de naam [voornaam slachtoffer 3] en de geboortedatum van [slachtoffer 3]. Ja dat klopt. Het klopt dat ik sieraden naar de bank van lening heb gebracht. Ik ken [getuige]. Hij is een snorder. Ik maak gebruik van zijn diensten. De in beslag genomen schoenen die zijn aangetroffen in de woning aan [oud adres van verdachte] te Amstelveen zijn van mij.
• de verklaring van de getuige, het slachtoffer mevrouw [slachtoffer 2], ter terechtzitting afgelegd, waarin zij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: Ik heb de stem van verdachte hier ter terechtzitting herkend als de stem van één van de daders van de overval op ons huis aan de Mollaan in Bloemendaal op 29 april 2008, nadat hij zijn stem verhief. Ik heb die bewuste nacht veel met hem gepraat. In het begin van de zitting was zijn stem wat gedempt en ingehouden, maar toen hij zijn stem verhief, herkende ik zijn stem. Ik herken de stem van verdachte als die van dader 1. Ik herken hem ook aan zijn postuur. Ik heb geen twijfel dat het dezelfde man is. Dus dat hij dader 1 is. Ik heb de stem van verdachte niet eerder na de roofoverval op ons huis, dan nu ter zitting, gehoord.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 29 april 2008 (dossierpagina ZD1:13 en volgende, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Dinsdag 29 april 2008 te 7.53 uur kregen wij de melding om te gaan naar de Mollaan [perceelnummer] te Bloemendaal. Op genoemde plaats zouden de bewoonster en haar dochter vastgebonden zijn geweest en er zou in de woning een schot zijn gehoord. De echtgenoot zou zich bevinden in een slaapkamer die op slot zou zitten.
De vrouw wees ons op de bovenverdieping de afgesloten kamerdeur, waarachter haar man vermoedelijk lag. Wij hoorden dat vanachter deze deur een zwakke stem kwam. Wij verbalisanten hebben met een breekijzer de deur opengebroken. Wij zagen direct na het openen van de kamerdeur een man. Wij zagen dat hij geheel ontkleed was en onder het bloed zat. De man had forse verwondingen aan het aangezicht en snijwonden aan zijn onderarmen en nagenoeg zijn hele lichaam zat onder het bloed. Wij hoorden dat de man zei dat hij was neergeschoten en wij zagen dat hij wees op een klein gaatje in zijn buikstreek.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 29 april 2008 (dossierpagina ZD1:72 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik ben de dochter van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Op 29 april 2008 omstreeks 2.30 uur hoorde ik een bonk en gegil van mijn moeder en vader. Ik ging kijken in de slaapkamer van mijn ouders. Ik zag drie schimmen staan en één op de grond liggen. Dit bleek mijn gewonde vader te zijn. Mijn vader lag gewikkeld in een laken, ik zag donkere plekken op het tapijt rondom het hoofd van mijn vader en een donkere plek op het laken ter hoogte van het onderlichaam. Op het bed zittend zag ik twee gewapende mannen; één van hen bond de handen van eerst mijn moeder en toen van mij zelf op onze rug met een donker groen koord. De man droeg een bivakmuts en sprak gebrekkig Nederlands. Hij had een donkere huid en dikke lippen. (dader 1). Hij sprak op een manier die mij aan de Surinaamse taal deed denken. Hij zei: “Je weet waarvoor we gekomen zijn. Wat is de code”. Hij stelde deze vraag aan mijn moeder. Mijn moeder antwoordde direct door haar code van de bankpas door te geven en te zeggen dat die code voor al haar bankpassen gold. Dader 1 had het wapen in de hand en hield dat geregeld in de richting van mij. Dader 1 vroeg naar de code van de passen van mijn vader. Mijn vader gaf uiteindelijk vaag en met veel moeite de codes van zijn bankpassen door. Dader 1 zei: “Dit is niet de goede code. We wachten op antwoord”. Mijn moeder moest met een van de daders mee. Via de badkamer, waar kennelijk de kluissleutel werd gepakt, liepen zij via de studeerkamer en overloop naar de kleedkamer waar de kluis opgesteld staat in een kledingkast. Ik weet dat daarin veel dure sieraden van mijn moeder liggen. Mijn moeder en ik moesten meekomen met dader1. Hij commandeerde: “Opstaan en mee naar boven”. Zowel op de overloop als op de zolder heb ik gezien dat hij nog steeds een wapen in zijn hand had. Aan de handen geboeid, liepen we de trap naar de zolder op en stapten vervolgens de zolder op. Mijn moeder moest knielend op het bed in de logeerkamer gaan zitten. Ik zag dat dader 1 haar benen ter hoogte van de enkels met tape samen begon te binden. Vervolgens werd ik op dezelfde wijze door dader 1 met hetzelfde tape aan mijn enkels vastgebonden. Ik moest naast mijn moeder ruggelings gaan liggen. Ik hoorde dat hij de vlizotrap van het luik naar de vliering uittrok. Hij dwong ons op onze buik te gaan liggen. Met het eerder door hem gebruikte tape bond hij nog steviger onze polsen vast, waarna wij ons weer op onze rug moesten draaien. Dader 1 dirigeerde ons naar de vliering. Hij zei: “Jullie gaan daar in.” Ondertussen wees hij naar de vliering. Nadat hij met een mes de tape om de enkels van mijn moeder had doorgesneden, tilde hij me op en droeg me met de handen vooruitgestoken naar de vliering. Daar sneed hij mijn enkelkneveling door. Boven op de vliering tapete hij opnieuw onze enkels vast, ging naar beneden en sloot de vliering weer af door het luik omhoog en dicht te doen. Na ongeveer een uur voor mijn gevoel werd het luik weer geopend door dader 1. Vervolgens ging hij weer naar beneden en sloot het luik weer. Na enige tijd ging wederom het luik naar de vliering open en zag ik dader 1 met een ander wapen in zijn handen, een pistool. Ik schat de loop op ongeveer 20 centimeter. Hij richtte op mijn moeder. Ik zag dat hij met het wapen in de hand, terwijl hij naar mij keek, de trekker overhaalde. Ik hoorde een harde knal en zag in een flits een vlam uit de voorkant van het wapen komen. Kort hierna zag ik dat er een gat in het kussen zat, waarop mijn moeder met haar hoofd lag. Hij liet het pistool zakken en keek mij aan. Hij zei; “Jullie moeten dood”. Dader 1 daalde weer de trap af en deed het luik weer dicht. Kort hierna hoorde ik weer een knal en ik vermoedde dat er nogmaals geschoten werd. Na heel lang te hebben gewacht en al die tijd niets meer in huis te hebben gehoord, hebben wij het luik naar beneden weten te duwen en zijn via de trap naar beneden afgedaald. Ik probeerde de slaapkamer van mijn vader binnen te gaan, maar die bleek afgesloten. Ondertussen belde mijn moeder de politie . Met de politie ben ik mee naar boven gegaan en ik heb hen de deur van de slaapkamer van mijn vader zien opentrappen.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 29 april 2008 (dossierpagina ZD1:85 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik ben vanmorgen, 29 april 2008, als slachtoffer betrokken geweest bij een gewapende overval die plaats vond in mijn woning aan de Mollaan [perceelnummer] te Bloemendaal, waar ik woon met mijn man [slachtoffer 1] en mijn dochter [slachtoffer 3].
Nadat mijn man en ik op 28 april 2008 in onze slaapkamer naar Pauw en Witteman hadden gekeken, zijn wij beiden in slaap gevallen. Op een gegeven moment ben ik wakker geschrokken en schoot overeind. Ik zag direct twee personen in de slaapkamer staan. Ik zag dat één van de personen aan het voeteneind stond en de ander aan [slachtoffer 1]’s kant van het bed. Ik zag dat beide personen een bivakmuts en wijde donkere kleding droegen. Eén van de mannen die ik verder dader 1 zal noemen, zei dat ze de codes wilden. Wij moesten vervolgens uit bed komen en op de grond gaan liggen. [slachtoffer 1] moest op de grond liggen, hij was naakt. Eén van de mannen gooide een deken over hem heen. Ik zag dat één van de daders een wapen in zijn hand hield. Het wapen was grijs van kleur met wat bronzig. Het was ongeveer 30 cm lang. Ik dacht even of één van de daders onze klusjesman [klusjesman] was. Ik vroeg: “Is it you [klusjesman]”.Ik kreeg hier geen reactie op. Dader 1 vroeg mij naar de code van onze bankpassen en naar de portemonnee van [slachtoffer 1]. Ik merkte dat de daders mijn portemonnee al hadden. (ZD1:88) Deze had in mijn handtas gezeten die in de keuken stond. Ik noemde aan de man de codes van onze bankpassen. [slachtoffer 1] zei dat zijn portemonnee in zijn broek in de kleedkamer zat. Ik zei tegen de mannen dat ik de portemonnee voor hen zou pakken. Ik liep naar de kleedkamer. Eén van de mannen liep met mij mee. In de kleedkamer is ook een kluisje gesitueerd. Het zit in een kast. Dader 1 zei uit eigen beweging dat ik het kluisje moest openen. Ik heb daarop het sleuteltje van het kluisje uit mijn toilettasje in de badkamer gepakt. Nadat ik de man het sleuteltje had gegeven, is hij zelf naar het kluisje gelopen. In het kluisje lagen allemaal juwelen. Ik zal op een later tijdstip een exacte lijst maken van wat ik vermis. Vervolgens moest ik meelopen naar de werkkamer van mijn man. Daar werden de bankpassen aan mij getoond en sommeerden zij mij de codes van de betreffende passen te noemen. Ik noemde hen nogmaals de codes. Op een gegeven moment kwam [slachtoffer 3] binnen. Door dader 1 werden [slachtoffer 3] en ik gedwongen om naar een van de logeerkamers op de tweede verdieping te gaan. [slachtoffer 1] bleef achter in onze slaapkamer. Mijn enkels werden met tape aan elkaar getaped. Vervolgens werden mijn polsen met dezelfde soort tape aan elkaar gebonden. Ook werd door de dader groen touw gebruikt. Nadat ik was getaped werden de enkels en polsen van [slachtoffer 3] getaped en gebonden. Alleen dader 1 was bij ons. Vervolgens werden de enkels van [slachtoffer 3] en mij weer losser gemaakt. Ik kon huppend voortbewegen. [slachtoffer 3] en ik werden naar de overloop gedwongen. Ik zag op de overloop dat de trap naar de vliering naar beneden was. [slachtoffer 3] en ik werden gedwongen de trap op te gaan naar de vliering. Door dader 1 werden onze enkels weer steviger vastgetaped. Door dader 1 werden een paar kussen door het trapgat naar ons gegooid. Vervolgens werd de trap weer ingeschoven en het luik dicht gedaan. Op een gegeven moment, we lagen er toen zeker al een uur, werd het luik weer geopend en werd de trap weer uitgetrokken. Dader 1 kwam de trap op en stak met zijn bovenlichaam door het geopende gat op de vliering. Hij had een voorwerp in zijn – naar ik dacht - rechterhand dat op een vuurwapen leek. Ik kwam vanuit liggende houding overeind. Ik zag toen dat dader 1 het wapen op mij richtte. Tijdens het omhoogkomen hoorde ik een heel harde knal. Ik keek naar het kussen, waarop ik vlak daarvoor met mijn hoofd gelegen had. Ik zag op de plaats waar mijn hoofd gelegen had een gat. Ik realiseerde mij dat als ik niet overeind was gekomen, dat gat waarschijnlijk in mijn hoofd was gekomen in plaats van in het kussen. De man zakte de trap weer af en sloot het luik af. Toen de man even weg was, hoorde ik een doffe knal. Toen ik dat geluid hoorde, bedacht ik mij wel dat er op dat moment op [slachtoffer 1] werd geschoten.
Voor mijn gevoel hebben [slachtoffer 3] en ik uren op de vliering gelegen. Toen ik op een gegeven moment vrachtauto’s buiten hoorde rijden, besloten we het risico te nemen om ons los te maken en het luik te openen. Ik heb de trap laten zakken. Op de overloop gekomen, merkten we dat alle binnendeuren waren afgesloten Ik heb gebeld naar de politie. Vervolgens heb ik [slachtoffer 1] geroepen. Ik hoorde vaag dat hij achter de gesloten deur van de kleedkamer lag. Ik kon dus niet bij hem komen. De politie heeft de deur, waarachter [slachtoffer 1] lag, met geweld geopend. [slachtoffer 1] is vrijwel direct per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. U vraagt aan mij of ik een idee heb wie verantwoordelijk kan zijn voor hetgeen heeft plaatsgevonden. Ik vind het heel naar om te zeggen maar ik denk dan toch aan [klusjesman], een illegaal in Nederland verblijvende Ghanees die bij ons in en om het huis klussen doet. Het telefoonnummer van [klusjesman] is [telefoonnummer klusjesman].
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] van 29 april 2008 (dossierpagina ZD1:95 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Op 28 april 2008 omstreeks 22.00 uur kwam ik thuis. Wij zijn vervolgens gaan slapen. Ik hoorde ineens dat ik op de grond moest liggen. Dat heb ik gedaan en ik heb tegen mijn vrouw gezegd dat zij dat ook maar moest doen. Ik werd met touw en plakband vastgebonden. Ik was bang voor mijn dochter en vrouw. Ik kon mij losmaken en kreeg een waarschuwing en werd weer vastgebonden. Ik moest kalm blijven. Ik heb het idee dat zij een paar uur in de woning zijn gebleven. Ik moest op mijn buik gaan liggen mijn mond werd afgeplakt. Ik hoorde een knal en voelde veel pijn in mijn buik. Ik weet niet hoe ik aan het letsel ben gekomen in mijn gezicht. Er waren twee mannen in mijn kamer. Zij hadden mutsen op.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 8 mei 2008 (dossierpagina ZD1:285 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik ben bewoner van het perceel Mollaan [perceelnummer] te Bloemendaal. Ik woon aldaar met mijn vrouw [slachtoffer 2] en onze dochter [slachtoffer 3]. Op dinsdag 29 april 2008 tussen 00.00 uur en 07.45 uur zijn overvallers onze woning binnen gedrongen en hebben goederen weggenomen. Onder andere bankpassen en de bijbehorende pincodes hebben ze met dreiging van geweld te horen gekregen van mijn vrouw. Tijdens deze overval hebben de overvallers mij letsel toegebracht door onder andere op mij te schieten met een vuurwapen. Ik heb tengevolge van het geweld diverse verwondingen gekregen, onder andere een hersenschudding en diverse verwondingen over mijn hele lichaam en mijn gezicht. Tijdens de overval zijn diverse bankpassen van mij en mijn vrouw ontvreemd door de overvallers.
• Een schriftelijk stuk, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [slachtoffer 2] van 23 september 2008 (los opgenomen), inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van voormeld slachtoffer onder meer het navolgende: In mijn portemonnee zaten ten tijde van de overval drie bankbiljetten van 500 euro. Ik zeg u heel stellig dat het er drie zijn.
• Een aanvraagformulier medische informatie van 30 april 2005 met betrekking tot de heer [slachtoffer 1] met als bevindingen van de arts, [arts 1], d.d. 30 mei 2008,(dossierpagina ZD1:107): onder meer inhoudende – zakelijk weergegeven: Datum onderzoek: 29 april 2008. Omschrijving van het letsel: Inschot/uitschot links en rechts van de lever, inschot linkerbovenarm, kogel onderhuids, bovenkaakfractuur, achteroorbeenfractuur, hersenschudding, hoofdwonden, oor rechts en neus.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [arts 2] van 24 juni 2008 (dossierpagina ZD 1:108), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik werk al 13 jaar als medisch hoofd, afdeling eerste hulp van het VU ziekenhuis. Ik werk dagelijks als chirurg op de afdeling Eerste Hulp. Zodoende heb ik ook de heer [slachtoffer 1] geholpen. Ik ben al 25 jaar chirurg. Hij had rechts een blauw oog, een hoofdwond. Hij had een bloeduitstorting in zijn hoofd, een schedelbasisfractuur rechts, een bovenkaakfractuur rechts en hersenkneuzingshaarden. Gezien het letsel is mijn vermoeden dat hij hard tegen zijn hoofd is geschopt. Met de blote vuist zou het letsel geringer zijn en met een voorwerp heb je een ander letsel beeld. Verder had hij een wond op het voorhoofd en scheuren in zijn rechteroor, rechterwang en rechterneusvleugel. Ook had hij aan de rechterzijde een jukbeenfractuur. Over de schotwond kan ik u vertellen dat de kogel aan de rechterzijde van het lichaam ter hoogte van de buitenzijde van de lever het lichaam is ingegaan. De kogel heeft het lichaam verlaten aan de voorzijde van het lichaam ter hoogte van de bovenbuik waarna de kogel terecht is gekomen in de linkerbovenarm. De kogel is aan de binnenzijde van de linkerbovenarm binnengekomen en is onder de huid aan de buitenzijde van de linkerbovenarm blijven zitten. De man heeft heel erg mazzel gehad want de kogel heeft geen vitale delen in het lichaam geraakt.
• Pro Justitia deskundigenrapport van de heer [arts 3], forensisch arts, van 24 september 2008 inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Als bevindingen ten aanzien van [slachtoffer 1]: In de rechterflank ongeveer ter hoogte van de navel bevindt zich een bijna horizontaal verlopende streepvormige rode verkleuring met een lengte van ongeveer 0,7 cm passend bij een recent litteken. Naast de mediaanlijn in de rechterbovenbuik ter hoogte van de ribbenboog bevindt zich een half stervormige rode verkleuring met een diameter van ongeveer 0,8 centimeter passend bij een recent litteken wat zou kunnen passen bij een uitschotwond. Ter hoogte van de onderste elleboogplooi van de linkerelleboog bevindt zich een iets meer circumscripte rode verkleuring passend bij een litteken en een door een scherprandig voorwerp aangebrachte verwonding. [slachtoffer 1] vertelde op zijn linkerzijde te hebben gelegen. Dit verklaart de kogelbaan en het stoppen van het projectiel tegen een bot van de linkeronderarm.
En als beschouwing: Als [slachtoffer 1] niet op zijn linkerzij had gelegen of de baan van het projectiel was een andere geweest, dan was hij zeker verbloed. Met opzet zo schieten dat slechts huidverwondingen optreden, is in de lichaamshouding zoals [slachtoffer 1] deze geschetst heeft, uiterst onwaarschijnlijk.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 8 mei 2008 (dossierpagina ZD 315 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik ben bewoonster van perceel Mollaan [perceelnummer] te Bloemendaal. Ik woon daar met mijn man en dochter [slachtoffer 3]. Als moeder doe ik ook aangifte namens onze dochter. Tussen 29 april 2008, 00.00 uur en 29 april 2008 07.45 zijn overvallers onze woning binnengedrongen en hebben goederen weggenomen. Onder andere diverse sieraden en bankpassen en de bijbehorende pincodes hebben ze met dreiging met geweld, namelijk een vuurwapen, van mij gekregen.
• Een schriftelijk stuk te weten een lijst van weggenomen goederen vanuit perceel Mollaan [perceelnummer] te Bloemendaal, welke lijst aan dit vonnis is gehecht en daarvan deel uit maakt.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [betrokkene] van 16 juni 2008 (dossierpagina ZD 375 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:(ZD1:375 en 379)
De werkelijke naam van de klusjesman is: [naam], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats], Ghana.( zie kopie van het paspoort ZD1:981) Hij heeft mijn identiteit, de naam van [voornaam betrokkene] gebruikt, zonder mijn medeweten.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verhoor van 21 juli 2008 (dossierpagina ZD1:987), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
De heer [slachtoffer 1] herkent zijn klusjesman ‘[klusjesman]’ in de foto van het paspoort.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofd proces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 17 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Onderzoek [klusjesman]:
Op 4 mei 2008 te 14.20.23 uur werd onder nummer TA003-9467 gespreksnummer 092 een gesprek opgenomen waarbij de gebruiker van het mobiele nummer [telefoonnummer klusjesman] (N.N. [klusjesman]) uit belt maar het mobiele nummer [telefoonnummer verdachte]. Uit de door de provider T-Mobile aangeleverde historische verkeersgegevens van het mobiele nummer [telefoonnummer klusjesman] kennelijk in gebruik bij de illegale klusjesman ‘[klusjesman]’ bleek het nummer [telefoonnummer verdachte] een veelvuldig telefonisch contact van hem ( vindplaats: historisch onderzoek, deel 10 telecommunicatie onderzoek, Bijlage III ). Naar aanleiding van het voornoemde telefoongesprek werd met het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] gezocht in het programma “Digitale Communicatie Sporen”, waarin de historische verkeersgegevens van de basisstations van de providers die de plaats delict bestrijken zijn opgenomen. Deze bevraging leverde drie registraties op waaruit kan blijken dat het mobiele nummer [telefoonnummer verdachte] zich in de nacht van maandag 28 en dinsdag 29 april 2008 op of in de directe omgeving van de plaats delict bevond.
Uit deze registratie bleek dat er op maandag 28 april 2008 tweemaal telefonisch contact tussen dit mobiele telefoonnummer en het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer getuige] is geweest. Het eerste contact (op maandag 28 april 2008 te 22:58:41) betreft een sms bericht. Het tweede contact ( op maandag 28 april 2008 te 22:59:42) betreft een gesprek van 25 seconden. Beide verbindingen werden afgewikkeld door de T-Mobile steunzender 10027, geplaatst op de locatie IJsbaanlaan 4 te Haarlem.
Op dinsdag 29 april 2008 (te 06.39 uur) was er eenmaal telefonisch contact tussen beide genoemde telefoonnummers. Dit contact betreft een gesprek van 57 seconden. Deze verbinding werd afgewikkeld door de T-Mobile steunzender 16991 geplaatst op de locatie Dompvloedslaan 1 te Overveen.
Op de plaats delict heeft kort na het incident een meting plaats gevonden ter vaststelling van de Cell identiteit van de diverse steunzenders van de vier verschillende providers die op die plaats bereikbaar zijn. Hieruit bleek dat de steunzenders met de nummers 10027 en 16991 vanaf deze plaats bereikbaar waren. Hieruit kan blijken dat de gebruiker van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] zich op of in de directe omgeving van de plaats delict (de rechtbank begrijpt: de Mollaan [perceelnummer] te Bloemendaal) bevonden.
• Gesprekken over wapens:
door de gebruiker van [telefoonnummer verdachte], ( mobiele nummer van verdachte) werden diverse gesprekken met derden gevoerd waarin kennelijk vuurwapens ter sprake komen die hij kennelijk in zijn bezit heeft en tracht te verkopen. (Telecommunicatie deel 10, Bijlage III)
- Tap gesprek TA008-[telefoonnummer verdachte] gespreksnummer 559: 19 mei 2008, (deel 10, Bijlage III, bijlage 4 pagina 4);
[telefoonnummer verdachte]: die kleine van mij is 7.65 mm, zeg maar die kleur van mijn horloge snap je,
0701 nikkel
- Tap gesprek TA008-[telefoonnummer verdachte] gespreksnummer 560; 19 mei 2008, (deel 10, Bijlage III, bijlage 5, pagina 5);
[telefoonnummer verdachte]: ik heb nu een 7.65 mm toch en een scorpion.
- Tap gesprek TA008-[telefoonnummer verdachte] gespreksnummer: 564; 19 mei 2008 (deel 10, Bijlage III, Bijlage 6, pagina 7).
[telefoonnummer verdachte]: ik heb nu een 7.65 mm en een baby scorpion. Kijk die zilveren wil ik voor een 13 of 14 en die scorpion ga ik op 228 zette of zo.
[telefoonnummer getuige]: breng ze dan verkopen we het aan die Joegoslavië of zo.
• Vaststelling verblijfplaats:
Op zondag 18 mei 2008 gespreksnummer 542- TA008-[telefoonnummer verdachte] belde gebruiker met New York Pizza voor een bestelling: hierin geeft de gebruiker zijn adres door:
[oud adres verdachte] Amstelveen. (Telecommunicatie deel 10, Bijlage III)
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofd proces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 26 e.v.) , inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Doorzoeking van het perceel [oud adres verdachte] te Amstelveen: (proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2008 inhoudende: het aantreffen van diverse inbeslaggenomen goederen) , waarbij onder meer werden aangetroffen een horloge van het merk Cartier, geld van diverse valuta ( blijkens het bij dat proces-verbaal gevoegde Excel bestand onder meer 3 biljetten van 500 euro, 5 biljetten van 100 euro, en 36 biljetten van 50 euro.)(deel 9, Bijlage II, beslag).
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 30 mei 2008 (dossierpagina ZD1:499 ev), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Er is op het adres [oud adres verdachte] tijdens een doorzoeking een grote hoeveelheid sieraden aangetroffen, onder andere een geelgouden armband met daaraan een aantal bedels (een koffertje, een vliegtuigje, een wereldbol en een enveloptasje) van het merk Louis Vuitton. Dit sieraad is soortgelijk aan een armband die tijdens de overval bij de familie [slachtoffers] werd weggenomen. De unieke serienummers van de inbeslaggenomen sieraden uit de woning van [oud adres verdachte] en de serienummers van de weggenomen sieraden uit de woning aan de Mollaan werden vergeleken. Hieruit kwam naar voren dat een 13 tal ringen, oorsieraden en colliers overeen kwamen. Er werden ook twee armbandjes aangetroffen: plaatarmbandjes met daarop de naam [voornaam slachtoffer 3] en de datum 20 april 1993, de geboortedatum van [slachtoffer 3]. Er is ook aangetroffen een Ipod en geluidboxen voor de Ipod.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van technisch onderzoek van 28 mei 2008, 29 mei 2008 en 4 juni 2008 (dossierpagina ZD1:473, 471, 484 ), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
De in de woning aan [oud adres verdachte] te Amstelveen bij de doorzoeking in beslaggenomen Ipod is door de politie onderzocht.Uit digitaal onderzoek bleek dat de unieke elektronische naam van het toestel “I.p.o.d. v.a.n. [voornaam slachtoffer 3]” was. De gewiste muziekbestanden kwamen overeen met de muziekbestanden waarvan [slachtoffer 3] verklaarde dat deze op haar Ipod stonden.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofd proces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 30 e.v.) en het proces-verbaal van bevindingen van 3 juni 2008. (dossierpagina ZD1:657 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Tap gesprek TA008-[telefoonnummer verdachte] nr. 301: 13 mei 2008 te 11.57 uur: naar aanleiding van dit gesprek ontstond het vermoeden dat verdachte sieraden wilde gaan belenen bij de bank van lening. Uit onderzoek bleek dat er op 13 mei 2008 een aantal goederen colliers en armbanden door verdachte waren beleend voor 865,-- euro.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [taxateur] van 5 juni 2008 (dossierpagina ZD1:674), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik ben werkzaam als taxateur bij de Stadsbank van Lening. Uit de computer bleek dat verdachte eerder goederen had beleend en dat hij de sieraden niet meer terug wilde hebben. Ik vind het vreemd dat verdachte niet wist dat 2 slaven armbanden van witgoud waren.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] van 16 juni 2008 en van 25 juni 2008 (dossierpagina ZD1:675 ev), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: ( ZD1:675)
Op dinsdag 10 juni 2008 werden foto’s van een aantal sieraden getoond die bij de doorzoeking van 22 mei 2008 op [oud adres van verdachte] te Amstelveen zijn aangetroffen aan de familie [slachtoffers]. Dit waren een bedelarmband van het merk Louis Vuitton en een horloge van het merk Cartier. Mevrouw [slachtoffer 2] herkende deze sieraden als zijnde haar eigendom. ( ZD1:678).
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofd proces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 50 ev ) en het proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2008 (dossierpagina ZD1:1050 ev), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
onderzoek naar gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer getuige]
Na raadpleging van de voor de politie beschikbare bronnen werd de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer getuige] geïdentificeerd als [getuige]. Hij bleek een illegale taxichauffeur, een snorder te zijn.
• De in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van verhoor van [getuige] van respectievelijk 30 juni 2008, 1 juli 2008, 2 juli 2008 (dossierpagina VE3:14 e.v), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
(Ve3:19) Ik heb dit nummer, [telefoonnummer getuige] al 10 jaar.
(Ve3: 35, 36) [verdachte] heeft me heel vaak gebeld en ik heb hem vaak opgepikt, omdat ik illegaal taxichauffeur ben.
(Ve3: 38, 39) Op 28 april 2008 belde [verdachte] mij en zei mij : “Wij willen naar Haarlem”. Ik reed naar Amstelveen en pikte [verdachte] op en bracht hem naar de bushalte bij het metrostation Holendrecht. Die andere man, een Ghanees of een Nigeriaan stond bij Holendrecht te wachten. [verdachte] gaf mij aanwijzingen hoe ik moest rijden. Hij zei mij in Haarlem: “Je pikt ons de volgende ochtend om 05.00 uur op”. Ik zei hem toen dat het voor mij moeilijk was om dat adres weer te zoeken. Daarom heeft hij mij een half uur of een uur later gesmst. Ik ontving die sms op [telefoonnummer getuige]. Daarna belde [verdachte] mij om te vragen of ik die sms had ontvangen. Ik heb dat bevestigd tegen hem.
(Ve3: 41) Ik ben van Holendrecht de snelweg opgereden en vervolgens de snelweg naar Haarlem.
(Ve3: 53) Op uw vraag welke afspraken zij met mij maakten, antwoord ik dat ik ze om 05.00 uur weer moest ophalen. Ze stuurden mij het adres per sms bericht. [verdachte] belde me die ochtend om 06.00 uur en vroeg me om de mannen op te halen bij de plek, waar ik ze had afgezet. Ik denk dat het gesprek tussen de 1 en 2 minuten duurde.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2008 (dossierpagina Ve3:61 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Met [getuige] is op 3 juli 2008 de route gereden, waarvan hij in een eerder verhoor heeft verklaard dat hij die van 28 op 29 april 2008 met de verdachte [verdachte] en de Ghanese/Nigeriaanse man had gereden. Hij verklaarde: Wij zijn vertrokken naar de afrit van de A9 richting Haarlem. Wij hoorden [getuige] zeggen dat wij richting Haarlem Zuid/Zandvoort moesten rijden. Onderweg reden we de Zijlweg af. Gekomen bij de kruising van de Westelijke Randweg en de Kleverlaan te Haarlem hoorden wij [getuige] zeggen dat hij het verder niet wist.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofd proces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 2 e.v.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Onderzoek plaats delict:
Bij onderzoek in de woning aan de Mollaan [perceelnummer] te Bloemendaal werd op twee plaatsen een patroonhuls aangetroffen, één in de garderobekast van de inloopkamer waar het slachtoffer [slachtoffer 1] was aangetroffen en één achter de vlizotrap van de vliering waar moeder en dochter waren opgesloten. Op de vliering lag een wit hoofdkussen met aan de onderzijde een beschadiging. In het kussen werd een kogel aangetroffen. (deel 11 forensisch dossier pagina 2). Het NFI heeft de hulzen en de kogels onderzocht en de conclusie is dat de twee hulzen afkomstig zijn van patronen van het kaliber 7.65 mm Browning. Deze hulzen zijn zeer waarschijnlijk verschoten met één en hetzelfde vuurwapen. De twee kogels passen bij het kaliber 7.65 mm Browning en zijn mogelijk afgevuurd uit een en dezelfde loop van een vuurwapen. ( deel 11 forensisch dossier pagina 306)
(deel 11 forensisch dossier, pagina 5 en 6,en p 176 e.v.). Vergelijkend schoensporen onderzoek:
Aan [verbalisant] werden 6 paar schoenen aangeboden die door het tactisch team in perceel Uilenstede 222 te Amstelveen in beslag waren genomen met het verzoek te onderzoeken of de aangeboden schoensporen afkomstig uit de woning en tuin van de slachtoffers zijn veroorzaakt met de schoenen afkomstig uit voormelde woning en van welke schoenen verdachte heeft verklaard dat alle uit die woning meegenomen schoenen van hem zijn (zie dossier VE:1:81.) (voor foto’s van de meegenomen schoenen (M): zie dossier Ve1:97 en Ve1:98).
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek heeft [verbalisant] van het Bureau Forensische Opsporing geconcludeerd dat schoenspoor C, afkomstig van de begane grond uit de woonkamer, vloer voor de dubbele deur in de woning aan de Mollaan te Bloemendaal mogelijk is veroorzaakt met de linkerschoen (M) en schoenspoor D uit de woonkamer, vloer voor de dubbele deur naar de gang, waarschijnlijk is veroorzaakt met de linkerschoen (M).
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofd proces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 66), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: DNA onderzoek: ( deel 11, forensisch dossier, pagina 7,10, en pagina 249 ), DNA materiaal is bij verdachte afgenomen, referentiemonster [RHB744]. Op de Mollaan te Bloemendaal is in een vuilcontainer in de tuin van de woning een bierflesje (zie Foto: ZD1:359) aangetroffen.(ZD1:373) Een bemonstering [FAA861] is genomen van de flesopening van het bierflesje. ( deel 11, forensisch dossier, pagina 14). Conclusie van dit onderzoek door de vast gerechtelijke deskundige, dr.[deskund[deskundige] van het Nederlands Forensisch Instituut is: het celmateriaal van de bemonstering (FAA861) van het bierflesje kan afkomstig zijn van [verdachte]. ( deel 11 forensisch dossier pagina 331 ev). Aanvullend DNA onderzoek door [deskundige] voornoemd, gerapporteerd bij rapport van 19 augustus 2008 ( deel 11, forensisch dossier, pagina 354) houdt in: bemonstering [FAA861]#1 van een bierfles vergeleken met celmateriaal van [verdachte] [RHB744]. Berekende frequentie ongeveer 1 op 1 miljard.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte hoofd proces-verbaal van 28 augustus 2008 (deel 1, dossierpagina 67), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Onderzoek mouw: door de familie [slachtoffers] werd een stuk stof overhandigd dat zij op het bed van [slachtoffer 3] hebben gevonden. Dit bleek later een mouw te zijn die kennelijk als bivakmuts was gebruikt. In de mouw zaten gaten die mogelijk als ooggaten zijn gebruikt. De mouw werd aan de bovenzijde ter hoogte van de denkbeeldige mondregio bemonsterd. Er werd celmateriaal aangetroffen van tenminste drie personen waaronder verdachte.( deel 11, forensisch dossier, pagina 348 en 354).
• de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van verhoor van [vriendin van verdachte] van 25 mei 2008 en 28 mei 2008, (dossierpaginaVE2:034 ev ), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Mijn vriend is [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1987. Ik heb sieraden in mijn woning gezien. (VE2:039) Mijn vriend [verdachte] heeft de sieraden ongeveer 3 weken geleden mee naar huis genomen. Hij heeft mij gevraagd foto’s te maken van de sieraden. (VE2:044 en 047).
3.3 Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat van de zijde van verdachte niet is betwist dat de familie [slachtoffers] het slachtoffer is geworden van een met bruut geweld gepleegde overval, dat de familie geruime tijd opzettelijk en wederrechtelijk van de vrijheid is beroofd en dat bij gelegenheid van die overval op zowel mevrouw [slachtoffer 2] als op de heer [slachtoffer 1] met een met scherpe patronen geladen vuurwapen is geschoten. Om die reden zal de rechtbank in deze bewijsoverweging uitsluitend ingaan op de vaststelling dat verdachte een van de daders van die overval was en dat het in de richting van mevrouw [slachtoffer 2] afgevuurde schot een poging tot doodslag oplevert en het op de heer [slachtoffer 1] afgevuurde schot het medeplegen van poging tot moord. Daarbij is - anders dan de raadsman meent – het voor het bewijs van mededaderschap niet van belang dat wordt vastgesteld wat precies de rol van verdachte bij de bewezen verklaarde feiten is geweest. Voldoende is dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een essentiële rol heeft gespeeld bij de bewezen verklaarde feiten en dat hij zich niet op enig moment van de in zijn aanwezigheid begane strafbare feiten heeft gedistantieerd.
De betrokkenheid van verdachte als dader bij de bewezen geachte feiten is door de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting meer in het bijzonder allereerst gebaseerd op de ter terechtzitting afgelegde verklaring van getuige/slachtoffer mevrouw [slachtoffer 2]. Zij heeft ter terechtzitting onder ede verklaard dat zij de stem van verdachte heeft herkend als de stem van dader 1, degene die voornamelijk het woord voerde, en die ook in haar richting heeft geschoten. Die spontaan afgelegde verklaring is de rechtbank overtuigend voorgekomen, waarbij de rechtbank betekenis toekent aan het feit dat de getuige langdurig met de verdachte is geconfronteerd, dat verdachte de dader was die voornamelijk het woord heeft gevoerd en dat de getuige hem ook aan zijn postuur heeft herkend. Weliswaar heeft zij wisselend verklaard over de tongval van de dader, maar dat ontneemt niet de overtuigende kracht aan haar verklaring, temeer niet nu het moeilijk is voor een niet daarin geschoolde toehoorder om met precisie aan te duiden welke tongval bij welk land van herkomst van de spreker behoort.
Vervolgens baseert de rechtbank die betrokkenheid ook op de verklaringen van de getuige [getuige]. De raadsman heeft betoogd dat die verklaringen niet geloofwaardig zijn, omdat de getuige aantoonbaar heeft gelogen en wisselend heeft verklaard.
Vastgesteld moet worden dat de verklaringen van die getuige niet op alle punten eenduidig zijn en geloof verdienen. Dat neemt niet weg dat die verklaringen, voor zover voor het bewijs gebruikt, in belangrijke mate steun vinden in andere bewijsmiddelen, zoals het gegeven dat de getuige als snorder werkzaam is en dat ook verdachte – naar eigen verklaring - met hem in die hoedanigheid contacten heeft onderhouden, dat er frequent telefonisch contact is geweest tussen verdachte en de getuige en meer in het bijzonder dat het onderzoek naar mobiele telefooncontacten heeft uitgewezen dat er op 28 en 29 april 2008 een aantal telefonische contacten heeft plaats gevonden tussen de mobiele telefoons van de getuige en van verdachte, te weten twee keer op 28 april 2008 kort voor het begin van de overval en een keer op 29 april 2008 om 06.38 uur ’s ochtends, betrekkelijk kort voor de tijd dat de overval ter kennis van de politie is gekomen, terwijl de telefoon van verdachte op die momenten zendmasten in de nabijheid van de plaats van de overval aanstraalde.
In de derde plaats baseert de rechtbank die betrokkenheid op het aantreffen van een bierflesje in de vuilniscontainer in de tuin van de overvallen woning, waarop – naar gelet op de resultaten van het vergelijkend DNA onderzoek moet worden aangenomen - verdachtes DNA aanwezig was, terwijl verdachte geen verklaring heeft kunnen of willen geven die inhoudt dat zijn DNA op een andere wijze dan door zijn aanwezigheid ter plaatse op dat bierflesje kan zijn terecht gekomen. Daarbij acht de rechtbank ook nog van belang dat op het bed in de slaapkamer van [slachtoffers 1 en 2] een kroonkurk is aangetroffen behorend bij een bierflesje van het merk waarop het DNA van verdachte is aangetroffen en dat de familie [slachtoffers] bierflesjes van dat merk in voorraad had.
Een volgend element voor de betrokkenheid van verdachte bij de bewezen geachte feiten ziet de rechtbank in het gegeven dat verdachte bij zijn aanhouding beschikte over een groot aantal sieraden en een Ipod die zijn buitgemaakt bij deze overval. Dat gegeven is ook redengevend voor het bewijs dat verdachte de thans bewezen geachte feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft omtrent de wijze waarop hij over die sieraden en de Ipod de beschikking heeft gekregen, verklaard dat hij die van een meneer heeft gekregen over wiens identiteit hij geen helderheid heeft kunnen en willen verschaffen. Daarmee heeft hij in een situatie die schreeuwde om een geloofwaardige verklaring voor het in het bezit hebben van die sieraden en die Ipod, nagelaten een de redengevendheid voor het bewijs van de bewezen verklaarde feiten van het in het bezit hebben van die sieraden en die Ipod, ontzenuwende verklaring te geven.
Ondersteunend voor het bewijs van betrokkenheid van verdachte is ook de bij het onderzoek gebleken gegevens omtrent de aangetroffen schoensporen die mogelijk respectievelijk waarschijnlijk afkomstig zijn van een aan verdachte toebehorende schoen. Tenslotte betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat verdachte als dader betrokken is bij deze feiten dat die feiten zijn gepleegd op een tijdstip dat de woning van de familie [slachtoffers] niet bewaakt werd door de normaal daar aanwezige honden en dat dit gegeven slechts bekend was in kleine kring en dat van die kring in elke geval deel uitmaakte – naar moet worden aangenomen – de na de overval uit het zicht verdwenen illegale klusjesman ‘[klusjesman]’, met wie verdachte – naar hij ter terechtzitting heeft verklaard – in elk geval op 4 mei 2008 telefonisch contact heeft onderhouden.
De rechtbank is tot een bewezenverklaring van de poging tot doodslag op mevrouw [slachtoffer 2] gekomen op grond van het gegeven dat verdachte als toen een – kennelijk doorgeladen -vuurwapen op haar heeft gericht en daarmee zodanig heeft gemanipuleerd dat er een schot afging, waarbij de kogel vlakbij de plaats, waar zij kort tevoren met haar hoofd had gelegen, in een daar liggend kussen terecht is gekomen. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat mevrouw [slachtoffer 2] dodelijk door de door hem afgevuurde kogel werd geraakt
Tot een bewezenverklaring van het medeplegen van poging tot moord op de heer [slachtoffer 1] is de rechtbank gekomen, allereerst op grond van de wijze waarop een kogel via het onderlichaam in de arm van de heer [slachtoffer 1] is terechtgekomen en voorts omdat deze kogel – naar op grond van de verklaringen van mevrouw [slachtoffer 2] en haar dochter moet worden aangenomen - is afgevuurd op een tijdstip gelegen na het in de richting van mevrouw [slachtoffer 2] afgevuurde schot, dat de kogel op de heer [slachtoffer 1] zeer waarschijnlijk is afgevuurd met hetzelfde vuurwapen als waarmee verdachte eerder in de richting van mevrouw [slachtoffer 2] heeft geschoten en – nu niet kan worden vastgesteld wie van de daders op de heer [slachtoffer 1] heeft geschoten, in elk geval moet worden vastgesteld dat verdachte zich op geen enkel moment heeft gedistantieerd van de ten opzichte van de familie [slachtoffers] gepleegde ernstige strafbare feiten.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
- Ten aanzien van feit 1: Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
-Ten aanzien van feit 2: Poging tot doodslag
-Ten aanzien van feit 3: Medeplegen van poging tot moord
-Ten aanzien van feit 4: Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd
-Ten aanzien van feit 5: Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat ten aanzien van de in beslaggenomen goederen, van het geldbedrag van in totaal € 4.420,--, een deel namelijk € 2.670,--(beslaglijst nummer 1, 13 en14) wordt teruggegeven aan de slachtoffers, ten aanzien van een zak met sieraden ( beslaglijst nummer 9), een Ipod Nano inclusief boxjes ( beslaglijst nummer 10), armband met bedeltjes ( beslaglijst nummer 11), een zak met sieraden ( beslaglijst nummer 12), zonnebrillen ( beslaglijst nummer 15 en 16), een geldbedrag van 17 US dollars ( beslaglijst nummer 17) dat deze worden teruggegeven aan de slachtoffers en dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen nummers 2, 3 en 4 worden onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gevorderd die (voor een gedeelte), respectievelijk tot een bedrag van € 16.267,32, € 6.000,-- en € 6.107,10 toe te wijzen en voor het overige niet ontvankelijk te verklaren.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld ten nadele van de bewoners van een woning aan de Mollaan in Bloemendaal. Daarbij zijn – onder meer – sieraden die voor een deel ook een emotionele waarde voor de eigenaren hadden, pinpassen, geld en een Ipod buit gemaakt. Verdachte en zijn mededader hebben – kennelijk misbruik makend van de wetenschap dat de gebruikelijke bewaking van die woning met honden in verband met een voorgenomen vakantie van de bewoners ontbrak – zich in de nachtelijke uren, voorzien van bivakmutsen en een of meer met scherpe patronen van het kaliber 7.65 millimeter geladen vuurwapens toegang tot die woning verschaft. Zij hebben in die woning de confrontatie met de bewoners gezocht. Gedurende een urenlang verblijf in die woning hebben zij allereerst de bewoner van die woning en zijn echtgenote met een vuurwapen bedreigd, die bewoner ernstig mishandeld en vervolgens naar een inloopkast gebracht. Diens echtgenote hebben ze gedwongen de pincodes van de bankpassen aan hen bekend te maken. Vervolgens hebben zij de echtgenote en de vijftienjarige dochter van de bewoners, aan handen en voeten vastgebonden, op de vliering van die woning opgesloten. Daarbij heeft verdachte, naar de rechtbank is gebleken uit de door de bewoonster afgelegde verklaring ter terechtzitting, in haar richting geschoten, welk schot haar op een haar na heeft gemist. Hierna hebben verdachte en zijn mededader de bewoonster en haar dochter op die vliering opgesloten. Na verloop van tijd hebben zij – naar aannemelijk is - met het vuurwapen, waarmee verdachte eerder had geschoten in de richting van de bewoonster, op de bewoner van die woning geschoten, hetgeen door de echtgenote en dochter van de bewoner is gehoord. De bewoner is door dat schot in de buik getroffen. Daarbij heeft de bewoner ongelooflijk veel geluk gehad dat hij niet dodelijk gewond is geraakt. Verdachte en zijn mededader hebben de bewoner in een afgesloten ruimte van de woning achtergelaten. Nadien hebben zij met de door hen weggenomen goederen de woning verlaten. Aldus heeft verdachte zich met zijn mededader niet alleen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, maar ook aan opzettelijk wederrechtelijke vrijheidsberoving gedurende lange tijd van alle drie de bewoners en van poging tot moord op de bewoner van de door hun overvallen woning en poging tot doodslag op zijn echtgenote.
Voor de bewoners van die woning moet dit een - uren durende - huiveringwekkend gebeuren zijn geweest, waarbij zij urenlang in doodsangst moeten hebben verkeerd; voor de bewoner, omdat hij na aanvankelijk ernstig mishandeld en vervolgens beschoten te zijn, gedurende lange tijd in een afgesloten ruimte opgesloten heeft gezeten, terwijl hij bovendien in het ongewisse verkeerde omtrent wat er met zijn echtgenote en dochter was gebeurd; voor zijn echtgenote en hun dochter omdat – nadat aanvankelijk was geschoten op de echtgenote – zij, toen zij opgesloten waren op de vliering – een schot hoorden, waardoor zij moesten vrezen voor het leven van hun echtgenoot respectievelijk vader, maar ook voor hun eigen leven, terwijl zij bovendien door hetgeen verdachte en zijn mededader hun hadden aangedaan, redelijkerwijze niet in de gelegenheid waren hun man en vader te hulp te schieten.
Verdachte en zijn mededader hebben, toen zij met de buit weggingen, de bewoners van de door hun overvallen woning in hulpeloze toestand achtergelaten. In aanmerking genomen dat anderen niet op de hoogte waren van deze overval, had de vrijheidsberoving nog aanmerkelijk langer kunnen duren met alle ernstige gevolgen voor de bewoners van die woning van dien.
Het gedrag van verdachte en zijn mededader kan niet anders worden gekarakteriseerd dan als een op pure hebzucht gebaseerd meedogenloos handelen jegens de slachtoffers. De omstandigheid dat verdachte en zijn mededader ook na hun vertrek uit de woning op geen enkel moment actie hebben ondernomen om de in doodsangst verkerende slachtoffers uit hun uiterst benarde positie te laten bevrijden, maakt hun optreden des te meedogenlozer. Huichelachtig acht de rechtbank in het licht van de rol die verdachte bij de bewezen verklaarde feiten heeft gehad, zijn ter terechtzitting gemaakte opmerking dat hij het erg vindt wat de bewoners van de door hem met zijn mededader overvallen woning is overkomen. Mede daardoor heeft verdacht er geen enkel blijk van gegeven, het laakbare van zijn handelen in te zien.
Verdachte is eerder veroordeeld voor een overtreding van de Wet wapens en munitie tot – onder meer een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen – van welke veroordeling hij thans nog in een proeftijd loopt. Ook de recidive in de proeftijd voor de niet apart ten laste gelegde overtreding van de Wet wapens en munitie en het gegeven dat verdachte er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven zich voornamelijk te bekreunen om hetgeen hem bij zijn aanhouding zou zijn aangedaan en om de situatie, waarin hij thans – het zij opgemerkt door eigen schuld - verkeert, geven er blijk van dat verdachte volstrekt voorbijgaat aan het uiterst kwalijke van zijn handelen.
De raadsman heeft subsidiair verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daargelaten dat de uitzonderlijke ernst van de bewezen verklaarde feiten zich tegen een dergelijke strafoplegging verzet, zou ook de (proces)houding van verdachte in de weg hebben gestaan aan de oplegging van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf.
De rechtbank is er zich van bewust dat verdachte nog zeer jong is en – naar moet worden aangenomen – vader van een pasgeboren kind.
Deze omstandigheden brengen de rechtbank niet tot het oordeel dat daaraan belangrijke betekenis moet worden toegekend voor de strafoplegging; de eerste niet, omdat verdachte – zoals hiervoor overwogen – eerder is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugdmaatregel, waarvoor hij nog in proeftijd liep en desondanks opnieuw en bovendien zeer ernstige strafbare feiten heeft gepleegd; de tweede niet, omdat verdachte wist dat zijn vriendin in verwachting was en hij desondanks zich aan de thans bewezen verklaarde feiten heeft schuldig gemaakt.
Op grond van al het hiervoor overwogene is enerzijds ter vergelding van de door verdachte begane ernstige misdrijven en anderzijds om de samenleving langdurig tegen verdachte te beschermen de na te noemen vrijheidsstraf van zeer lange duur passend en geboden.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met een artikel in de Telegraaf van 13 september 2008 omtrent de aan verdachte verweten overval, waarin – naar hij stelt - door de slachtoffers reeds een vonnis wordt geveld, voordat de rechtbank de zaak heeft behandeld, hetgeen de vrees bij de verdediging doet ontstaan dat verdachte niet hoeft te rekenen op een fair trial als bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid van het EVRM, waarop iedere burger recht heeft en in welk artikel de Telegraaf heeft vermeld dat één van de daders, waarbij gedoeld wordt op verdachte, op 9 oktober 2008 zich dient te verantwoorden voor de Haarlemse rechtbank en er mitsdien geen sprake is van een verdachte maar reeds van een dader. De rechtbank begrijpt dit betoog van de raadsman aldus dat hij daarmee tot uitdrukking heeft willen brengen dat deze publicatie tot strafvermindering zal moeten leiden. De rechtbank overweegt dat niet gesteld of gebleken is dat het kennelijk in het artikel verwoorde standpunt omtrent het daderschap van verdachte de voorafgaand aan de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting door de officier van justitie of de politie geventileerde opvatting daaromtrent weergeeft en dat evenmin kan worden gezegd dat de rechtbank de onschuldpresumptie niet in acht heeft genomen. Bij die stand van zaken kan een dergelijke publicatie niet aan de met de opsporing, vervolging of berechting belaste autoriteiten worden toegerekend. Mitsdien kan niet worden gezegd dat door voormelde autoriteiten aan het recht op een eerlijk proces voor verdachte is tekort gedaan. Voor strafvermindering is daarom geen aanleiding.
6.3 Beslag:
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 4.420,--, waarvan de officier van justitie heeft gevorderd een deel namelijk € 2.670,-- terug te geven aan de slachtoffers, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de stukken van het dossier blijkt dat namens de officier van justitie conservatoir beslag op dit geld bedrag is gelegd. Door dit conservatoire beslag zal de rechtbank in de strafzaak geen beslissing kunnen nemen omtrent het geldbedrag van € 4.420 euro.
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen op de beslaglijst onder de nummers: 9 tot en met 12 en 15 tot en met 17, zal de rechtbank gelasten dat deze worden teruggeven aan de rechthebbenden, de familie [slachtoffers].
Onttrekking aan het verkeer (36d)
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een pistool, een doosje met munitie en een bivakmuts, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen behoren verdachte toe. Deze voorwerpen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten waarvan hij wordt verdacht. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en tot de belemmering van de opsporing daarvan. Het ongecontroleerde bezit van voormelde inbeslaggenomen voorwerpen is in strijd met de wet en het algemeen belang.
6.4 Vorderingen benadeelde partij
De benadeelde partij de heer [slachtoffer 1] heeft een ter terechtzitting met een bedrag van € 2.670,-- aangevulde vordering tot schadevergoeding van € 18.937,32, (de rechtbank begrijpt in verband met een optelfout van € 79,96 een bedrag van :€ 19.017,28 ) waaronder begrepen € 900,-- aan kosten van rechtsbijstand, ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de hem betreffende tenlastegelegde feiten zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag van € 18.117,28 eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit die bewezen verklaarde feiten.
De benadeelde partij mevrouw [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.000,--, waaronder begrepen € 750,-- aan kosten van rechtsbijstand, ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de haar betreffende tenlastegelegde feiten zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag van € 5.250,-- eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit die bewezen verklaarde feiten.
De benadeelde partij mevrouw [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 6.107,10, waaronder begrepen € 750,-- aan kosten van rechtsbijstand, ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de haar betreffende tenlastegelegde feiten zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag van € 5.357,10 eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit die bewezen verklaarde feiten.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte bovengenoemde als schadevergoeding toegewezen bedragen geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt, thans begroot op respectievelijk € 900,--, € 750,-- en € 750,--, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
6.5 Schadevergoedingsmaatregelen
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij de heer [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de hem betreffende bewezen verklaarde feiten is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij de heer [slachtoffer 1] wordt toegewezen, te weten € 18.117,28.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de haar betreffende bewezen verklaarde feiten is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer 2] wordt toegewezen, te weten € 5.250,--.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de haar betreffende bewezen verklaarde feiten is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer 3] wordt toegewezen, te weten € 5.357,10.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 36d, 36f, 45, 47, 57, 282, 287, 289, 312.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIJFTIEN (15) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij de heer [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 18.117,28 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de heer [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [nummer] t.n.v. Wolf Advocaten Haarlem o.v.v. 2733 tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 5.250,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan mevrouw [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer [nummer] t.n.v. Wolf Advocaten Haarlem o.v.v. 2735, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer 3] geleden schade tot een bedrag van € 5.357,10 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan mevrouw [slachtoffer 3], voornoemd, rekeningnummer [nummer] t.n.v. Wolf Advocaten Haarlem o.v.v. 2734, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeel¬de partijen gemaakt, tot op heden vastgesteld op respectievelijk € 900,-- (voor de heer [slachtoffer 1]), en telkens € 750,-- voor mevrouw [slachtoffer 2] en mevrouw [slachtoffer 3], en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer de heer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 18.117,28, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 225 dagen hechtenis.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer mevrouw [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 5.250,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 105 dagen hechtenis.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer mevrouw [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 5.357,10, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 107 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voorzover voormelde bedragen of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partijen en de staat is betaald, verdachte inzoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partijen, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen.
Onttrekt aan het verkeer:
– 1.00 stk Pistool, Erma-Werke, met bruine kolfplaten en houder met 1 patroon,
– 1.00 stk Munitie, Erma, 1 doosje inh 10 knal patronen, pompborstel, tape,
– 1.00 stk Muts, bivak, met gaten voor mond,
Gelast de teruggave aan verdachte van:
– 4.00 stk schoeisel, Timerland,
– 4.00 stk schoeisel Footwork,
– 2.00 stk schoeisel Unlimited,
– 2.00 stk schoeisel All Stars Conve.
Gelast de teruggave aan de heer [slachtoffer 1], mevrouw [slachtoffer 2] en mevrouw [slachtoffer 3] van:
- 1.00 stk zak Sieraad,
- 1.00 stk diverse, Ipod nano, inclusief boxjes,
- 1.00 stk armband, met div bedeltjes pandnummer AA217757,
- 1.00 zak Sieraad, ibg bij Stadsbank en herkend door [slachtoffers],
- 2.00 stk Zonnebril, Prada,
- 1.00 stk Zonnebril, Gucci,
- Geld buitenlands, 17 biljetten van US dollars 1.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter,
mr. R.E.A. Toeter en mr. F.G. Hijink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mw. S. Weijens-Dekker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2008.