ECLI:NL:RBHAA:2008:BG0270

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/617943-07
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 16 oktober 2008 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een zaak tegen een 76-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 20 juni 2007 te Overveen, gemeente Bloemendaal. De verdachte, als bestuurster van een motorrijtuig, heeft zich zodanig gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Dit gebeurde toen zij bij het afslaan naar links, om een parkeerterrein op te rijden, een op het fietspad rijdende fietster, genaamd [slachtoffer], niet voor liet gaan. De aanrijding resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de fietster, waaronder een gescheurde twaalfvingerige darm en een beschadigde alvleesklier, wat leidde tot een spoedoperatie en langdurige revalidatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was tot kennisneming van de zaak. Tijdens de openbare terechtzitting op 2 oktober 2008 zijn de feiten en omstandigheden rondom het ongeval uitvoerig besproken. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen, evenals het proces-verbaal van de politie. De verdachte heeft erkend dat zij niet naar rechts heeft gekeken voordat zij het fietspad overstak, wat heeft geleid tot de aanrijding.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en heeft haar veroordeeld tot een geldboete van € 1000,--, bij gebreke van betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor de duur van zes maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer], tot een bedrag van € 140,-- voor de kosten van fietsschoenen, en heeft de verdachte verplicht tot betaling van dit bedrag aan de staat bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/617943-07
Uitspraakdatum: 16 oktober 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 oktober 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1932 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
PRIMAIR:
zij op of omstreeks 20 juni 2007 te Overveen, gemeente Bloemendaal, als verkeersdeelneemster, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Korte Zijlweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden immers heeft verdachte bij het afslaan naar (gezien de rijrichting van verdachte) links, teneinde een parkeerterrein gelegen aan de Korte Zijlweg op te rijden, een haar op die zelfde weg, op het fietspad gelegen naast de hoofdrijbaan van die weg, tegemoet komende en/of reeds dicht genaderde fietster niet voor laten gaan, waarna of waardoor een aanrijding of botsing ontstond tussen het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fiets(ter), waardoor een ander/die fietster (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde twaalfvingerige darm en/of een beschadingde alvleesklier, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
SUBSIDIAIR:
zij op of omstreeks 20 juni 2007 te Overveen, gemeente Bloemendaal, als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Korte Zijlweg, bij het afslaan naar links, teneinde een parkeerterrein gelegen aan die Korte Zijlweg op te rijden, een haar op dezelfde weg tegemoetkomende fietster niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank over het bewijs
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
PRIMAIR:
zij op 20 juni 2007 te Overveen, gemeente Bloemendaal, als verkeersdeelneemster, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Korte Zijlweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden immers heeft verdachte bij het afslaan naar (gezien de rijrichting van verdachte) links, teneinde een parkeerterrein gelegen aan de Korte Zijlweg op te rijden, een haar op die zelfde weg, op het fietspad gelegen naast de hoofdrijbaan van die weg, tegemoet komende en reeds dicht genaderde fietsster niet voor laten gaan, waardoor een aanrijding ontstond tussen het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fietsster, waardoor die fietsster, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde twaalfvingerige darm en een beschadigde alvleesklier werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin zij - zakelijk weergegeven - onder meer heeft verklaard:
Ik reed op 20 juni 2007 in mijn auto op de Korte Zijlweg te Overveen en ik wilde linksaf slaan, de oprit van het parkeerterrein van de muziekschool op. Langs de Korte Zijlweg stonden op de linkerweghelft (van mij uit gezien) auto’s langs de wegrand geparkeerd. Tussen de Korte Zijlweg en het parkeerterrein is een voetpad en een fietspad. Ik was bijna voorbij de geparkeerde auto’s op die linkerweghelft, ik zag rechts niemand, ik zag dat van links [getuige 1] aan kwam fietsen. Ik wilde net weer naar rechts kijken, maar toen zat [slachtoffer] al tegen de neus van mijn auto. Het klopt dat ik de tweede keer dus niet naar rechts heb gekeken. Toen [slachtoffer] op mijn auto botste, stond ik volgens mij met mijn auto ongeveer halverwege het fietspad. Ik kom iedere woensdagavond bij de muziekschool, dus ik weet dat het een moeilijke kruising is. Ik weet dat ik er extra rekening mee moet houden dat het zicht daar niet zo goed is.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte van 11 oktober 2007, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Op 20 juni 2007 reed ik op de Bloemendaalseweg richting de Korte Zijlweg te Overveen. Ik wilde richting de parkeerplaats rijden bij de muziekschool. Ik draaide naar links richting de parkeerplaats. Vervolgens reed ik tussen de geparkeerde auto's door om het fietspad over te steken. Op dat moment keek ik niet naar rechts omdat het vrij was. Vervolgens stak ik over bij het fietspad om naar de parkeerplaats te rijden. Op dat moment reed er een fietsster tegen de rechtervoorzijde van mijn auto aan.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 oktober 2007 met als bijlage de verkeersongevallenregistratieset, welke laatste - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende inhoudt:
Door ons is ter plaatse een onderzoek ingesteld naar de omstandigheden waaronder het hier omschreven verkeersongeval plaatsvond. Door ons werd het volgende bevonden:
Op 20 juni 2007 reed [verdachte] met haar personenauto over de Bloemendaalseweg (de rechtbank begrijpt: Korte Zijlweg), komende uit de richting Overveen. Ter hoogte van de kerk sloeg zij linksaf. Zij liet hierbij de zich op het naast de rijbaan gelegen fietspad bevindende [slachtoffer] niet voor gaan. Hierdoor ontstond tussen beiden een aanrijding.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] van 26 juni 2007, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Ik reed op 20 juni 2007 op de Bloemendaalseweg (de rechtbank begrijpt: Korte Zijlweg) te Overveen. Ik zag dat een personenauto mij voorbij reed in de richting van de Korte Zijlstraat te Overveen. De bestuurster haalde mij in en sloeg vervolgens linksaf richting de kerk. Volgens mij heeft ze niet gezien dat er nog twee racefietssters aan kwamen rijden uit tegengestelde richting. Ik zag dat een vrouw het dak raakte van de auto en daarna op de grond viel.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 22 september 2007, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Op 20 juni 2007 reed ik met mijn vriendin [slachtoffer] op de racefiets over de Korte Zijlweg in Overveen in noordelijke richting. Wij reden over het fietspad. Wij naderden een inrit van een parkeerplaats, welke het fietspad kruist. Ik zag dat er uit tegenovergestelde richting een auto naderde, die langzaam vaart verminderde en kennelijk van plan was om linksaf de inrit van het parkeerterrein in te rijden. Hierna zag ik dat de auto linksaf sloeg teneinde de inrit in te rijden. Mijn vriendin [slachtoffer] had dit kennelijk niet in de gaten, want ik zag dat zij met onverminderde snelheid haar weg vervolgde. Zij schoot mij rechts voorbij en ik zag dat zij in de rechterflank van de afslaande auto reed. Dit ging met een behoorlijke snelheid en ik zag dat tengevolge van de klap van de aanrijding, [slachtoffer] helemaal omhoog van haar fiets kwam en hierna hard met haar rug op het fietspad viel.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van betrokkene [slachtoffer] van 24 juli 2007, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Op 20 juni 2007 was ik samen met mijn vriendin [getuige 2] op de racefiets op de Korte Zijlweg te Overveen aan het fietsen. Ineens remde mijn vriendin en riep: 'Jeetje, wat doet zij nou..., remmen'. Toen zag ik ineens een auto het fietspad kruisen. De auto sloeg dus linksaf. De auto kwam uit tegengestelde richting. Ik klapte tegen het rechter voorportier van de auto aan. Ik had last van mijn buik. De bestuurster zei dat ze niet naar rechts had gekeken. Ik ben ter observatie opgenomen in het ziekenhuis. De volgende ochtend is een spoedoperatie uitgevoerd. De alvleesklier bleek ernstig gekneusd te zijn en de aanhechting van de maag naar de dunne darm was gescheurd.
• een schriftelijk stuk, te weten een aanvraagformulier medische informatie betreffende het letsel van [slachtoffer], ingevuld door [arts] van 1 augustus 2007, zakelijk samengevat onder meer inhoudende dat [slachtoffer] een gescheurde twaalfvingerige darm bleek te hebben, waaraan zij is geopereerd.
Het genoemde schriftelijke stuk wordt slechts gebruikt in samenhang met de overige bewijsmiddelen.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1000,--, bij niet betalen te vervangen door 20 dagen hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden wordt opgelegd. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] dient naar het oordeel van de officier van justitie geheel te worden toegewezen.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte reed met haar personenauto op de Korte Zijlweg te Overveen en wilde linksaf slaan om een aldaar gelegen parkeerterrein op te rijden. Tussen de rijbaan bestemd voor auto’s en deze parkeerplaats bevindt zich een fietspad, waar het [slachtoffer] op haar fiets reed. Doordat verdachte niet naar rechts heeft gekeken, heeft zij het slachtoffer niet gezien. Toen verdachte zich met haar auto halverwege het fietspad bevond, is het slachtoffer met haar fiets tegen de auto van verdachte aangereden. Hierdoor heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen en heeft zij maandenlang moeten revalideren. Zij ondervindt tot op heden nog altijd beperkingen van het ongeval.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij geen blijk heeft gegeven, verantwoordelijkheid te willen nemen voor het veroorzaken van het ongeval. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ten voordele van verdachte rekening gehouden met haar gevorderde leeftijd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Op grond van het voren overwogene is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van na te noemen hoogte moet worden opgelegd. Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van na te noemen duur passend en geboden. Deze ontzegging zal deels voorwaardelijk worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te begaan.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 369,-- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit: € 229,-- niet door de verzekering gedekte schade aan de fiets en € 140,-- voor fietsschoenen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade met betrekking tot de fietsschoenen, te weten € 140,-- eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het primair bewezen verklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken en dient de schadevergoeding te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Ten aanzien van de schade aan de fiets die niet door de verzekering wordt gedekt, is de rechtbank van oordeel dat, nu deze schade niet van eenvoudige aard is, dit deel van de vordering zich niet leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal ten aanzien van deze schade niet in de vordering kunnen worden ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het primair bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoe¬dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 140,--.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een geldboete van € 1000,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van ZES MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot drie maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 140,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Bepaalt dat de schadevergoeding moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 140,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mrs. J. Westdorp en P. van Steijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2008.