ECLI:NL:RBHAA:2008:BF8767

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801702-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing vordering tot bewaring in mensensmokkelzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van de vordering tot bewaring van een verdachte, die wordt verdacht van mensensmokkel. De meervoudige raadkamer van de rechtbank Haarlem heeft op 8 oktober 2008 de beslissing van de rechter-commissaris heroverwogen. De rechter-commissaris had eerder geoordeeld dat er onvoldoende ernstige bezwaren waren tegen de verdachte om hem in bewaring te stellen. De rechtbank oordeelt dat de rechter-commissaris, op basis van de beschikbare processtukken, terecht tot deze conclusie is gekomen. Echter, de rechtbank wijst op nieuwe informatie die beschikbaar is gekomen, waaronder een belcontact tussen de verdachte en een getuige, die de verdachte als zijn zwager aanduidt. De rechtbank concludeert dat als de rechter-commissaris deze nieuwe gegevens had gehad, hij mogelijk tot de conclusie zou zijn gekomen dat er wel degelijk ernstige bezwaren tegen de verdachte bestonden.

De rechtbank benadrukt dat de toetsing in deze beroepsprocedure een ex tunc karakter heeft, wat betekent dat de beoordeling terugkijkt naar het moment van de oorspronkelijke beslissing. De rechtbank stelt vast dat een ongegrondverklaring van het beroep zou leiden tot een nieuwe aanhouding van de verdachte door het Openbaar Ministerie, wat de rechtbank als onredelijk beschouwt. Daarom verklaart de rechtbank het beroep van de officier van justitie gegrond en beveelt de bewaring van de verdachte voor een termijn van veertien dagen, te ondergaan in het huis van bewaring te Schiphol Oost.

De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht in acht genomen bij haar beslissing. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
Vestiging Schiphol
MEERVOUDIGE RAADKAMER
Appelnummer: HB 08/2005
Parketnummer: 15/801702-08
BEVEL BEWARING (art. 63 Sv.) in hoger beroep
De rechtbank Haarlem, vestiging Schiphol, meervoudige raadkamer voor strafzaken;
gelet op het door de officier van justitie in het arrondissement Haarlem in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te landen,
thans verblijvende in HvB Schiphol Oost,
op 6 oktober 2008 ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, van 6 oktober 2008, houdende de afwijzing van de vordering tot inbewaringstelling van voornoemde verdachte wegens het ontbreken van ernstige bezwaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel;
gezien de stukken;
gelet op het te dezen gehouden onderzoek in raadkamer van 8 oktober 2008, waarvan afzonderlijk proces-verbaal is opgemaakt en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd;
overweegt:
Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
De officier van justitie heeft – op de gronden als vermeld in de aan het proces-verbaal gehechte appèlmemorie – geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beslissing, en heeft gevorderd dat de rechtbank in hoger beroep opnieuw recht zal doen en zal komen tot het bevelen van de in bewaringstelling van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris, gegeven de hem op het moment van zijn beslissing ten dienste staande processtukken, heeft kunnen beslissen dat er op dat moment onvoldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte bestonden. De rechtbank overweegt met name dat ernstige bezwaren niet noodzakelijkerwijs voortvloeien uit de enkele omstandigheid dat de verdachte en de [getuige], die in deze zaak is gehoord, dezelfde reisbestemming hadden en evenmin uit het feit dat de [getuige] heeft verklaard dat hij de verdachte nauwelijks kent, terwijl de verdachte heeft verklaard de [getuige] al meerdere jaren te kennen.
Na de beslissing van de rechter-commissaris heeft het Openbaar Ministerie het onderzoek voortgezet en uit het aanvullend “PV verkort Voorgeleiding Raadkamer”, gedateerd 7 oktober 2008, ontleent de rechtbank de informatie dat op 3 oktober 2008 om 4 uur 16 ’s ochtends via een Canadees telefoonnummer is gepoogd te bellen naar de mobiele telefoon van de [getuige]. Het Canadese nummer is hetzelfde telefoonnummer als dat, waarmee later een SMS bericht is verzonden naar de mobiele telefoon van de verdachte. Gevraagd naar deze SMS berichten heeft de verdachte verklaard dat het Canadese nummer waarmee deze zijn verzonden, toebehoort aan zijn zwager, die hij van plan was in Canada te bezoeken. De verdachte heeft verder verklaard dat de [getuige] in Canada een andere bestemming had dan hijzelf, en dat er geen verband is tussen de getuige en verdachtes zwager.
Gezien deze verklaringen van de verdachte roept het gegeven dat met het nummer van die zwager wordt gebeld naar de mobiele telefoon van de [getuige] op een tijdstip waarop hun reis vanuit Glasgow nog niet eens begonnen was, bij de rechtbank grote vragen op.
De rechtbank is van oordeel dat indien de rechter-commissaris had beschikt over genoemde nadere gegevens, de rechter-commissaris mede gezien de overige aanwijzingen in het dossier tot de conclusie was gekomen dat er tegen de verdachte wel degelijk ernstige bezwaren bestonden dat hij zich aan mensensmokkel schuldig had gemaakt.
Hoewel de in deze beroepsprocedure aan te leggen rechterlijke toets een zogeheten ex tunc karakter heeft kan de rechtbank er niet aan voorbijzien dat een daaruit voortvloeiende ongegrondverklaring slechts tot gevolg zou hebben dat de verdachte door het Openbaar Ministerie opnieuw zou worden aangehouden, zou worden in verzekering gesteld en andermaal zou worden voorgeleid aan de rechter-commissaris, op basis van de in het genoemde proces-verbaal gebleken nieuwe feiten. Een redelijke wetstoepassing leidt de rechtbank onder die omstandigheden dan ook tot het oordeel dat het beroep van de officier van justitie gegrond behoord te worden verklaard.
De rechtbank heeft acht geslagen op het bepaalde in de artikelen 63, 64, 67, 67a, 78 en 446 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 197 a van het Wetboek van Strafrecht.
beslist:
verklaart het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep gegrond;
beveelt de bewaring van verdachte voor een termijn van veertien dagen en bepaalt dat de bewaring zal worden ondergaan in het huis van bewaring te Schiphol Oost c.q. enig ander huis van bewaring c.q. – in geval van plaatsgebrek in het huis van bewaring - enig politiebureau.
Deze beschikking is gegeven op 8 oktober 2008 door
mr. G.F.H. Lycklama A Nijeholt, voorzitter,
mrs. H.P. van der Lelie en R. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van F. Zierikzee , griffier.