ECLI:NL:RBHAA:2008:BF8365
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Stefels
- M.Th. Goossens
- A.M. Koolen-Zwijnenburg
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige aanhouding en bewijsuitsluiting in drugszaken
In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 13 oktober 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland. De raadsman van de verdachte voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er twijfel bestond over de rechtsgeldigheid van de machtiging die was afgegeven voor het vorderen van gegevens. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) niet voldeed aan de wettelijke eisen, waardoor de verkregen informatie onrechtmatig was. Echter, de rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een ernstige schending van de procesorde die de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie zou rechtvaardigen. Het verweer van de raadsman werd verworpen.
De rechtbank stelde vast dat de aanhouding van de verdachte, die plaatsvond op basis van de onrechtmatig verkregen informatie, ook onrechtmatig was. Dit had tot gevolg dat het bewijs, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en het aantreffen van verdovende middelen, niet kon worden gebruikt in de rechtszaak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit, en sprak haar vrij. De rechtbank hefte tevens het bevel tot voorlopige hechtenis op.
De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van wettelijke voorschriften bij het verkrijgen van bewijs en de bescherming van de rechten van de verdachte in het strafproces. De rechtbank wees op de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van de verdachte bij het afgeven van vorderingen door het openbaar ministerie.