ECLI:NL:RBHAA:2008:BF1138

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740296-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door familieleden in cocaïnehandel

In deze zaak heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Haarlem op 16 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in Heemskerk en thans gedetineerd, werd ervan beschuldigd gedurende een periode van meer dan zes jaar samen met familieleden betrokken te zijn geweest bij de verkoop, aflevering en het vervoer van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte nauw en bewust had samengewerkt met haar mededaders en een wezenlijke rol had vervuld in de cocaïnehandel. Na het overlijden van haar oom in 2004 had de verdachte samen met haar echtgenoot de deallijn overgenomen en waren zij verantwoordelijk voor de cocaïnehandel binnen de familie. De rechtbank nam het de verdachte en haar medeverdachten kwalijk dat zij zich als familie zo gemakkelijk inlieten met de handel in cocaïne, vooral gezien het feit dat een oom van de verdachte in 2004 was overleden aan de gevolgen van cocaïnegebruik. De rechtbank matigde de vrijheidsbenemende straf, rekening houdend met het feit dat de verdachte de verzorgster van twee jonge kinderen is. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 21 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740296-08
Uitspraakdatum: 16 september 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 september 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Heemskerk,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I.V. HvB Nieuwersluis te Nieuwersluis.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 23 mei 2008 te Heemskerk en/of te Beverwijk en/of te Uitgeest, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
2.
zij op of omstreeks 23 mei 2008 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine , zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1.
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2002 tot en met 23 mei 2008 te Heemskerk en/of te Beverwijk en/of te Uitgeest, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
zij op 23 mei 2008 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen:
• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin zij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Het is juist dat wij wel eens voor [naam oom] hebben gereden en hem hebben geholpen. Het is zo dat [medeverdachte 2] een keer naar mij toe is gekomen om te vragen of [medeverdachte] nog mensen nodig had om te rijden. Ik wist van de hoed en de rand.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte (dossier deel 2 pagina 741 e.v.), waarin zij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- [familielid] aan [medeverdachte] (de partner van verdachte) cocaïne leverde, vanaf negen maanden geleden;
- door [familielid] per keer 50 gram werd geleverd;
- zij er wel eens is bij geweest als [medeverdachte] de cocaïne inpakte;
- zij met [medeverdachte] heeft gesproken over het feit dat [medeverdachte 2] misschien wel voor hen zou kunnen gaan rijden; er zijn toen afspraken gemaakt; ze kreeg 5 euro voor ieder afgeleverd pakketje;
- [medeverdachte] en zij verantwoordelijk waren voor de oude telefoonlijn van [naam oom];
- [medeverdachte 2], haar broer [medeverdachte 3] en haar ouders voor hen reden;
- als [medeverdachte 3] niet reed haar vader of moeder het deden;
- [medeverdachte 3] het geld gewoon in de lade stopte als zij of [medeverdachte] niet thuis was;
- (geconfronteerd met een afgeluisterd telefoongesprek van 9 mei 2008 tussen haar en haar moeder) zij toch wel aan haar moeder mag vragen of die nog geld van ons (de rechtbank begrijpt: van haar en haar partner [medeverdachte]) heeft;
- zij soms wel en soms niet wist waar de coke lag in huis;
- [naam oom] in 2004 is overleden en dat [medeverdachte] en zij daarvóór [naam oom] hebben geholpen.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [afnemer 1] (dossierpagina 520 e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- [naam oom] het telefoonnummer [nummer drugslijn] al in gebruik had;
- [naam oom] is begonnen met het verkopen van cocaïne en nu de hele familie het doet, tot en met opa en oma;
- zij dat nummer belt om drugs te bestellen;
- de cocaïne door verschillende mensen werd afgeleverd;
- zij gemiddeld twee á drie keer per week kocht;
- zij [medeverdachte] van naam kent en weet dat zijn vrouw de zus van [naam oom] is en dat zij diens lijn hebben overgenomen.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [afnemer 1] (dossierpagina 524 e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- zij op de haar getoonde foto’s [medeverdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] herkent als de personen die de drugs afleverden;
- [medeverdachte] na het overlijden van [naam oom] is gaan rijden;
- [medeverdachte 3] de laatste 3 à 4 jaar heeft gereden;
- de vrouw van [medeverdachte] een enkele keer de telefoon opnam en dan zei dat degene die reed er niet was maar dat zij de boodschap zou doorgeven.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [familielid] (dossierpagina 624.e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- hij wist dat [medeverdachte] en [verdachte] dealden en dat [medeverdachte 3] voor hen reed.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [familielid 2] (dossierpagina 696 e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- [verdachte] en [medeverdachte] de lijn van [naam oom] hebben voortgezet voor het onderhoud van [naam zoon], de zoon van [naam oom];
- [medeverdachte 2] voor [familielid] heeft gewerkt, maar zij later voor [verdachte] heeft gereden;
- [medeverdachte 2] gedurende een periode van ongeveer drie maanden voor [verdachte] heeft gereden;
- [medeverdachte 3] voor [verdachte] en [medeverdachte] werkte.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [familielid 2] (dossierpagina 702 e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- [verdachte] en [medeverdachte] de lijn van [naam oom] hebben overgenomen;
- dat zij zijn gestopt met het afnemen bij de Turk en daarna in grotere hoeveelheden bij [familielid] kochten;
- [verdachte] en [medeverdachte] zelf een lijn wilden opstarten;
- [verdachte] en [medeverdachte] in het begin ook zelf reden en dat [verdachte] hiermee is gestopt nu ze die kleine heeft;
- [medeverdachte] ook zelf reed;
- [medeverdachte 3], [medeverdachte 6], [medeverdachte 2] en de ouders van [verdachte] voor [verdachte] en [medeverdachte] reden.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 5] (dossierpagina 775 e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- zij heeft gedeald om haar kinderen te helpen;
- haar kinderen niet zelf reden omdat zij een baby hadden;
- zij er vanaf het begin af aan al op tegen was, op die troep en zij door die dingen twee jaar niet met [verdachte] heeft gepraat;
- [dochter], het tienjarige dochtertje van [verdachte], nog een kleuter was toen het dealen begon.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 5] (dossierpagina 787 e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- zij altijd anti drugs is geweest maar dat zij is gaan handelen toen [medeverdachte 3] werd uitgezonden naar Afghanistan uit medelijden met de familie omdat er dan inkomsten zouden wegvallen;
- zij het vervelend vond dat [medeverdachte 3] en het gezin van [verdachte] en [medeverdachte] die extra inkomsten zouden moeten missen.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] (dossierpagina 794 e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- hij in Heemskerk, Beverwijk en soms in Uitgeest dealt.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] (dossierpagina 803 e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- hij soms met zijn zus [verdachte] praat over de verkoop;
- [verdachte] weet waar de blikjes liggen en waar het geld ligt;
- daar waar [verdachte] in een tapgesprek zegt dat ‘mam maar geen afspraken meer moet maken bij de supermarkt, in verband met een politieoptreden, [verdachte] bedoelde dat moeder daar niet meer met klanten voor coke moest afspreken;
- het wel eens voorkomst dat [verdachte] alleen thuis is als hij de werktelefoon komt ophalen en ze dan wel eens zegt ‘het was druk’ of ‘het was rustig’ en dat ze hiermee bedoelt de klanten voor de cocaïne.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] (dossierpagina 807 e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- [medeverdachte] en [verdachte] samen hebben gereden voor [naam oom];
- hij denkt dat [medeverdachte] en [verdachte] ongeveer twee jaar samen hebben gereden voor [naam oom] en dat het nog in het guldentijdperk was dat [verdachte] en [medeverdachte] coke verkochten voor [naam oom].
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] (dossierpagina 813 e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- [verdachte] heus wel eens iemand heeft benaderd om te rijden;
- [verdachte] hem ook wel eens daarvoor belde.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] (dossierpagina 835 e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- zij voor haar nicht [verdachte] drugs heeft gereden;
- als zij moest invallen zij een sms-bericht kreeg van [medeverdachte] of [verdachte] en dat er dan een telefoon in haar brievenbus lag samen met een doosje met envelopjes met verdovende middelen;
- zij ongeveer 3 à 4 euro per envelop overhield en de rest van het geld bij [verdachte] en [medeverdachte] moest afgeven.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] (dossierpagina 839 e.v.), waarin deze onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard dat:
- zij in december 2006 zonder werk raakte en [verdachte] haar vervolgens in januari 2007 heeft gevraagd of zij een paar keer in de week wilde rijden;
- [verdachte] hiermee bedoelde te vragen of zij drugs wilde verkopen;
- zij met [verdachte] had afgesproken dat als zij een sms-bericht van [verdachte] zou ontvangen [verdachte] dan een telefoon en drugs door de brievenbus van haar woning zou doen;
- zij, als zij klaar was, naar de woning van [verdachte] reed, aanbelde en de opbrengst meestal aan [verdachte] gaf.
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname d.d. 23 mei 2008 op het adres [adres] te Heemskerk, inclusief de bijbehorende lijst van in beslag genomen goederen (dossierpagina 998 e.v.), waarin onder meer – zakelijk weergegeven – is gerelateerd dat:
- in de woning onder beslagnummer B.3.11.1.3 in beslag is genomen cocaïne;
- in de woning onder beslagnummers B.3.11.1.4 en B.3.11.1.5 in beslag zijn genomen wikkels.
• een deskundigenrapport, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 28 juli 2008 met kenmerk PL1266/08-031466, opgemaakt door de vast gerechtelijk deskundige Ing. A.G.A. Sprong, inhoudende dat het monster met het kenmerk 6734.TI.003 cocaïne bevat. Blijkens het aanvullend rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van dezelfde datum had het hierbedoelde monster een gewicht van 102.89 gram. Dit monster is blijkens het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van J. van Vliet, opgemaakt dd 22 augustus 2008, afkomstig uit de woning [adres] te Heemskerk.
• Overige schriftelijke bescheiden, te weten de uitwerkingen van relevante tapgesprekken gevoerd over de telefoonlijnen met de nummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer], in gebruik bij [verdachte] respectievelijk [medeverdachte] welke – voor zover hier van belang – luiden als volgt:
- Op 29 april 2008 omstreeks 19:18 uur, belt [verdachte] naar [medeverdachte 4]:
[medeverdachte 4]: Hallo
[verdachte]: hoi, ik heb weer hoor
[medeverdachte 4]: Heb je weer
[verdachte]: ja
[medeverdachte 4]: Hoeveel
[verdachte]: Oke. Ja een heus
[medeverdachte 4]: 100?
[verdachte]: Doei
- Op 6 mei 2008 omstreeks 18:30 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 5]:
[medeverdachte 5]: [verdachte]?
[verdachte]: Mamma?
[medeverdachte 5]: Ja
[medeverdachte 5]: Euhh stuur even een doos
(…)
[verdachte]: Ja, moet ik die brengen?
- Op 7 mei 2008 omstreeks 9:26 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte]:
[medeverdachte]: Is neus al geweest?
[verdachte]: Ja
(..)
[medeverdachte]: alleen gehaald toch?
[verdachte]: ja, alleen gehaald.
- Op 8 mei 2008 omstreeks 18:59 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4]:
[verdachte]: Mama had gebeld
[medeverdachte 4]: Kan [medeverdachte] mij even helpen
(….)
[verdachte]: he maar, hij komt na het douchen even wat later want [de man] komt eraan zo
[medeverdachte 4]: Wie is [de man]
[verdachte]: Ja [de man]
[medeverdachte 4]: Oh
[verdachte]: Dus
[medeverdachte 4]: Moeten wij verdienen he?
[verdachte]: Ja
(….)
[medeverdachte 4]: Waar moet ik nou naar toe
(op de achtergrond [medeverdachte 5] die zegt naar naar Scheiwijk)
[medeverdachte 4]: Naar Scheiwijk
[medeverdachte 5]: Ik heb niet meer
[medeverdachte 4]: Ik heb niet meer hoor
S: Nee Daarom juist ja.
- Op 9 mei 2008 omstreeks 19:08 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 5]:
[verdachte]: he mam heb jij nog geld van ons?
[medeverdachte 5]: 100 ja
[verdachte]: Oke, dan klopt het want ik dacht hoe kan dat nou want ik vroeg aan [medeverdachte] er moet 12 zijn.
[medeverdachte 5]: gisteravond gaf ik [medeverdachte] 380 en nu heb ik nog 100
[verdachte]: Ooo dan klopt het dus
(….)
[medeverdachte 5]: ik heb 100 hier he want van de week was hij met het busje van 7.
- Op 11 mei 2008 omstreeks 10:37 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 5], later neemt [medeverdachte 3] de telefoon over:
[medeverdachte 5]: je moet nieuwe brengen he?
(…)
[medeverdachte 5]: ANWB is met [medeverdachte] zijn auto bezig.
[verdachte]: Oo ik wou aan jouw vragen of Peppie hierheen komt.
[medeverdachte 3]: waarom?
[verdachte]: dan kan jij die kleine en [dochter] meenemen en je moet je telefoon aanzetten en [betrokkene] bellen.
[medeverdachte 3]: die is hier al geweest.
- Op 11 mei 2008 omstreeks 21:14 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 5]:
[verdachte]: [medeverdachte 3] had het druk he
[medeverdachte 5]: Ja, hij is nog niet thuis
[verdachte]: 35
[medeverdachte 5]: zo
[verdachte]: Ja
[medeverdachte 5]: mmm gaat goed.
- Op 16 mei 2008 omstreeks 11:56 uur belt [medeverdachte] naar [verdachte]:
[verdachte] vraagt [medeverdachte] of hij haar berichtje heeft gelezen en vraagt wat ze moet halen.
[medeverdachte]: 5x 10 cd’s
[verdachte]: oke ja, dat is goed.
- Op 16 mei 2008 omstreeks 13:49 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte]:
[verdachte]: wat zei jij?
[medeverdachte]: 5 keer euhh zo’n heel ding zitten er 10 keer 10 keer in zitten er 300 in en dan 5 keer.
[verdachte]: Oke dan weet ik het ja oke doei.
- Op 17 mei 2008 omstreeks 19:26 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 3]:
[medeverdachte 3] zegt dat er 6 politieauto’s in de straat staan en een arrestatiebus. [medeverdachte 3] zegt dat er een buurjongen door een raam bij Deen is gegooid.
[verdachte] zegt lacherig dat mama niet moet afspreken daar.
- Op 21 mei 2008 omstreeks 16:42 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 5]:
[verdachte] vraagt waar [medeverdachte 5] is. [medeverdachte 5] is aan het verkopen in Beverwijk.
- Op 23 mei 2008 omstreeks 18:13 uur belt [medeverdachte 5] naar [verdachte]:
[medeverdachte 5]: Jullie zijn niet thuis he?
[verdachte]: Nee
[medeverdachte 5]: Ik heb een heleboel nodig. (..) ik kan euh [medeverdachte 3] niet bereiken.
[verdachte]: Ik snap niet waar hij is dan hoor, ik kom zo direct wel naar huis.
[medeverdachte 5]: ja, ik moet nou naar Maai .. ik moet nou naar 6 mensen
[verdachte]: Ja ik kom eraan mam, ik kom wel naar huis toe
[medeverdachte 5]: Hoe laat duurt dat, want ik ga eerst naar [afnemer] toe
(….)
[verdachte]: ik ben over een kwartiertje weer thuis
[medeverdachte 5]: Ja, dan ga ik even naar [afnemer] toe (..) anders kom ik door de war.
- Op 23 mei 2008 omstreeks 18:18 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 3]:
[verdachte]: Wil je naar me huis gaan.
[medeverdachte 3]: Wat doen?
[verdachte]: Een nieuwe doos halen
[medeverdachte 3]: Wat dan, waar is ma?
[verdachte]: Die is nu naar [afnemer] toe en die gaat daarna naar mijn huis
(….)
[medeverdachte 3]: Dan heb je mazzel want ik wou net weggaan he.
[verdachte]: Ohh Moet jij mamma even bellen dat jij het hebt.
(….)
[verdachte]: Oh dan bel ik mamma op dat jij het gewoon thuis hebt.
- Op 23 mei 2008 omstreeks 18:19 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 5]:
[verdachte]: He [medeverdachte 3] is gewoon thuis die heeft alles.
(….)
[verdachte]: Ja dus je hoeft .. je hoeft niet langs mijn huis.
3.3 Bewijsoverweging
Ofschoon de raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte slechts als medeplichtige zou kunnen worden aangemerkt acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de raadsman aangevoerd, dat zijn cliënte weliswaar wist dat haar echtgenoot [medeverdachte] zich bezig hield met cocaïnehandel, maar dat zij geen uitvoeringshandelingen heeft verricht zodat niet gesproken kan worden van medeplegen. Bij een dusdanig beperkte rol kan zij hooguit als medeplichtige worden aangemerkt. Nu dit niet aan verdachte ten laste is gelegd zou vrijspraak moeten volgen.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog en overweegt in dat verband het volgende.
Verdachte heeft zelf in haar verhoren bij de Regiopolitie Kennemerland verklaard dat [medeverdachte] en zij verantwoordelijk waren voor de drugslijn van haar oom [naam oom] na diens overlijden. Deze verklaring van verdachte vindt bevestiging in onder meer de verklaringen van haar familieleden [familielid], [medeverdachte 3], [familielid 2] en [medeverdachte 2]. [familielid 2] verklaart dat [verdachte] en [medeverdachte] zelf een lijn wilden opstarten en dat zij de lijn van [naam oom] hebben voortgezet en zelf ook hebben gereden ten tijde van het opstarten van de drugslijn. De rechtbank acht deze verklaring van [familielid 2] betrouwbaar. [familielid 2] heeft immers voorts verklaard dat [medeverdachte 3], de ouders van verdachte en [medeverdachte 2] voor verdachte en [medeverdachte] hebben gereden en dat [medeverdachte 2] dat ongeveer drie maanden heeft gedaan.
Verdachte blijkt daarnaast ook kennis van zaken te hebben. Zij wist hoeveel de rijders verdienden, waar zij het geld moesten achterlaten en dat [medeverdachte] de cocaïne kocht bij iemand in Zandvoort. Zij is aanwezig geweest toen [medeverdachte] de cocaïne aan het afwegen en het verpakken was.
Ook had verdachte een regelende rol. Verdachte haalde, blijkens haar eigen verklaring, geld van de drugstransacties op bij haar ouders. [medeverdachte 2] verklaart dat verdachte aan haar heeft gevraagd om voor haar en [medeverdachte] te willen rijden. [medeverdachte 2] verklaart voorts dat zij een sms-je kreeg van verdachte als zij moest werken en dat zij met verdachte had afgesproken dat zij na dat sms-je in haar brievenbus de telefoon en het doosje met drugs zou aantreffen. Ook bracht [medeverdachte 2] het ontvangen geld bij verdachte. [medeverdachte 3] verklaart ook dat verdachte mensen heeft benaderd om te rijden en dat zij in ieder geval hem wel eens daarvoor belde. Ook uit de tapgesprekken komt naar voren dat [verdachte] ervoor zorgde dat iemand thuis was als de envelopjes met cocaïne bij haar ouders op waren. Vaste afneemster [afnemer 1] verklaart dat verdachte een enkele keer de telefoon (de drugslijn) opnam en dan zei dat degene die reed er op dat moment niet was, maar dat zij de boodschap zou doorgeven.
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte nauw en bewust met haar mededaders heeft samengewerkt en een wezenlijke rol heeft vervuld bij de cocaïnehandel.
Bewijsoverweging met betrekking tot de bewezen verklaarde periode van feit 1
De raadsman van verdachte heeft voorts aangevoerd dat er geen concrete aanwijzingen zijn voor de duur en dan met name de begindatum van de ten laste gelegde periode, te weten 1 januari 2002.
Verdachte heeft zelf desgevraagd ter terechtzitting verklaard dat zij en [medeverdachte] wel eens voor [naam oom] hebben gereden en hem hebben geholpen. Daarnaast bevinden zich verklaringen van medeverdachten in het dossier die deze verklaring ondersteunen en met name ook een onderbouwing bieden voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde periode.
(i) medeverdachte [medeverdachte 3] verklaart dat verdachte en [medeverdachte] ongeveer twee jaar samen voor [naam oom] hebben gereden en dat dit nog in het zogenaamde ‘guldentijdperk’ was;
(ii) medeverdachte [medeverdachte 5] verklaart dat [dochter], de dochter van verdachte, nog een kleuter wastoen het dealen begon; [dochter], geboren op [geboortedatum dochter], is thans 11 jaar.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte op tijdstippen in de periode vanaf 1 januari 2002 (de ingangsdatum van de euro) tot en met 23 mei 2008 de ten laste gelegde gedragingen heeft begaan.
Het standpunt van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte], dat de lijn na de dood van [naam oom] slechts enkele weken actief is geweest en vervolgens is stilgelegd en eerst anderhalf jaar geleden weer zou zijn opgestart, wordt weersproken door enkele vaste afnemers: [afnemer], [afnemer 2] en [afnemer 3] verklaren allen al gedurende enkele jaren wekelijks dan wel tweewekelijks via nummer [nummer drugslijn] (de drugslijn) cocaïne te bestellen. [afnemer 3] verklaart op 29 mei 2008 al zes jaar ongeveer één keer in de twee weken cocaïne te gebruiken en dit nooit van een andere leverancier te betrekken dan degene die hij door middel van genoemd telefoonnummer bereikte. Geen van deze afnemers spreekt over het feit dat de lijn gedurende enkele jaren niet actief zou zijn geweest. Ook medeverdachte [medeverdachte 3], de vaste rijder van [medeverdachte] en verdachte, verklaart niets over een tijdelijke stop. Integendeel, hij verklaart dat hij al ongeveer vier jaar heeft gereden voor deze lijn.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan een gedeelte groot 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en zulks met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een zeer lange periode van meer dan zes jaar samen met familieleden schuldig gemaakt aan de verkoop, aflevering en het vervoer van cocaïne. Verdachte heeft samen met haar echtgenoot gedurende ongeveer twee jaar cocaïne gereden voor haar oom [naam oom]. Na het overlijden van [naam oom] in december 2004 heeft verdachte samen met haar echtgenoot [medeverdachte] de zogenaamde deallijn van haar oom overgenomen. Verdachte en haar echtgenoot waren samen verantwoordelijk voor deze deallijn en hadden een initiërende en aansturende rol. Verdachte en haar echtgenoot hadden meerdere mensen binnen haar familie voor hen als leverancier van de cocaïne werken. Verdachte en haar echtgenoot voorzagen deze familieleden van cocaïne zodat zij de cocaïne aan de afnemers konden leveren. Verdachte heeft zelf haar tante [medeverdachte 2] benaderd om voor haar en [medeverdachte] te gaan rijden. Zij stuurde [medeverdachte 2] een sms-bericht als zij moest ‘werken’ om vervolgens de dealtelefoon samen met een blikje met daarin envelopjes met cocaïne in de brievenbus te deponeren. Aldus heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van de deallijn.
Daarnaast is in de woning van verdachte en haar echtgenoot [medeverdachte] te Heemskerk een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne aangetroffen. De cocaïne lag in een keukenkastje. Een plek die toegankelijk was voor het gehele gezin. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit – gelet op het feit dat verdachte nog bij haar en haar man inwonende jonge kinderen had – een uiterst onverantwoorde en gevaarlijke situatie opgeleverd.
De door verdachte en haar medeverdachten verrichte verkoop en aflevering van cocaïne en het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne betreffen delicten, waardoor wordt bijgedragen aan de verspreiding en het gebruik van cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank neemt verdachte en haar medeverdachten het gemak waarmee zij zich als familie hebben ingelaten met de handel in cocaïne zeer kwalijk. Dat geldt te meer nu een broer van verdachte in 2004 zou zijn overleden aan de gevolgen van het gebruik van cocaïne. Zo bezien heeft verdachte gehandeld met voorbijgaan aan de – bij haar bekende – risico's die het gebruik van cocaïne met zich meebrengt.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte ter zake van soortgelijke strafbare feiten nog niet eerder is veroordeeld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf gelijk aan die van medeverdachte [medeverdachte] op zijn plaats is. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte en dan met name gelet op het feit dat zij de verzorgster/opvoedster is van haar twee nog jonge kinderen ziet de rechtbank echter grond de onvoorwaardelijk op te leggen vrijheidsbeneming te matigen.
Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57;
Opiumwet: de artikelen 2 en10.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEEËNVEERTIG (42) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte groot EENENTWINTIG (21) MAANDEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. Patijn, voorzitter,
mrs. M.J.M. Verpalen en R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. C.H.E. Laffrée en M. Valk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 september 2008.