ECLI:NL:RBHAA:2008:BF1047

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740449-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne

De meervoudige strafkamer van de Rechtbank Haarlem heeft op 16 september 2008 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, met name de verkoop en aflevering van cocaïne. De verdachte, geboren in Batavia, heeft samen met familieleden gedurende een periode van twee maanden actief deelgenomen aan de handel in cocaïne. Hij had de beschikking over een dealtelefoon en een doosje met drugs, en hij en zijn echtgenote hebben dagelijks de deallijn beheerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de auto van de verdachte, hoewel vatbaar voor verbeurdverklaring, aan hem moet worden teruggegeven, omdat verbeurdverklaring onevenredig zwaar zou zijn.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740449-08
Uitspraakdatum: 16 september 2008
Tegenspraak (ex artikel 279, lid 2 wetboek van Strafvordering)
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 september 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Batavia (Nederlands Indie).
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 23 mei 2008 te Heemskerk en/of te Beverwijk en/of te Uitgeest, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
2.
hij op of omstreeks 23 mei 2008 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2008 tot en met 23 mei 2008 te Heemskerk en/of te Beverwijk en/of te Uitgeest, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 23 mei 2008 te Heemskerk tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen:
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte, afgenomen op 24 mei 2008 (dossierpagina 765 e.v.);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte, afgenomen op 24 mei 2008 (dossierpagina 769 e.v.);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], afgenomen op 24 mei 2008 (dossierpagina 721 e.v.);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], afgenomen op 24 mei 2008 (dossierpagina 781 e.v.);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], afgenomen op 13 juni 2008 (dossierpagina 791 e.v.);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3], afgenomen op 23 mei 2008 (dossierpagina 794 e.v.);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname gedaan op het adres [adres] te Heemskerk d.d. 24 mei 2008, inclusief de bijbehorende lijst van in beslag genomen goederen (dossierpagina 1085 ev);
• een deskundigenrapport, te weten, een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 28 juli 2008 met kenmerk PL1266/08-031466, opgemaakt door de vast gerechtelijk deskundige Ing. A.G.A. Sprong, inhoudende dat de monsters met het kenmerk 6734.TI.008 en 6734.TI.009, afkomstig uit de woning [adres] te Heemskerk, cocaïne bevatten.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan een gedeelte groot 51 dagen voorwaardelijk, zulks met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 90 uur, subsidiair 45 dagen hechtenis, gevorderd. Tenslotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven goederen worden verbeurd verklaard.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en met name uit de bespreking aldaar van het vanwege Reclassering Nederland, Regio Alkmaar-Haarlem, unit Zaandam, uitgebrachte rapport van 1 september 2008 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna twee maanden samen met een aantal familieleden schuldig gemaakt aan de aflevering en verkoop van cocaïne. Verdachte heeft, toen zijn zoon werd uitgezonden naar Afghanistan, samen met zijn echtgenote [medeverdachte 2] de zogenaamde drugstelefoon van zijn zoon overgenomen en daarmee de bestaande deallijn in stand gehouden. Verdachte had de desbetreffende telefoon in zijn huis en had voorts de beschikking over een blikje met daarin een aantal envelopjes met cocaïne. Verdachte's aandeel bestond hierin dat hij, in samenwerking met zijn echtgenote, de mobiele telefoon moest aanzetten en na telefonisch contact de cocaïne op een bepaalde afgesproken plaats bij de afnemer moest afleveren. Verdachte en zijn echtgenote hebben in de desbetreffende periode zo goed als dagelijks vanaf ongeveer half 5 in de middag tot in de avond de deallijn beheerd en de verkoop en afleveringen van gebruikershoeveelheden cocaïne voor hun rekening genomen. Verdachte en zijn echtgenote deden dit afwisselend samen en alleen. Verdachte heeft voorts zijn vrouw opdracht gegeven een nieuwe voorraad envelopjes met cocaïne te regelen bij medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]. Aldus heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van de deallijn van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] en heeft hij zich schuldig gemaakt aan het handelen in harddrugs. Als rechtstreeks uitvloeisel van deze handel in harddrugs is in de woning van verdachte en zijn echtgenote te Heemskerk een hoeveelheid cocaïne aangetroffen.
De door verdachte en zijn medeverdachten verrichte verkoop en aflevering van cocaïne betreffen een delict waardoor wordt bijgedragen aan de verspreiding en het gebruik van cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank neemt verdachte en zijn medeverdachten het gemak waarmee zij zich als familie hebben ingelaten met de handel in cocaïne zeer kwalijk. Dit geldt te meer nu een broer van verdachte in 2004 zou zijn overleden aan de gevolgen van het gebruik van cocaïne. Zo bezien heeft verdachte heeft aldus gehandeld met voorbijgaan aan de – bij hem bekende – risico's die het gebruik van cocaïne met zich meebrengt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en de hoogte van de op te leggen straf ten voordele van verdachte rekening gehouden met zijn gevorderde leeftijd en zijn medische klachten waardoor de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hem zeer zwaar is gevallen, alsmede met de omstandigheid dat verdachte ter zake van soortgelijke strafbare feiten nog niet eerder is veroordeeld. De rechtbank is voorts van oordeel dat in de persoonlijke omstandigheden van verdachte grond is gelegen om ten voordele van verdachte enigszins af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd. Nu ter terechtzitting aannemelijk is geworden dat verdachte niet of onvoldoende in staat moet worden geacht de door de officier van justitie gevorderde werkstraf te verrichten, zal de rechtbank geen werkstraf opleggen, maar zal zij een langere dan door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. De rechtbank stelt vast dat verdachte in totaal 42 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarmee bij de oplegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de vrijheidsbenemende sanctie rekening wordt gehouden.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geld, te weten een geldbedrag van € 400,-, dient te worden verbeurdverklaard. Bewezen is verklaard dat verdachte opzettelijk cocaïne heeft gedeald. Het kan niet anders dan dat verdachte hiervoor enige beloning zou ontvangen. Aangenomen moet worden dat het bij verdachte in de achterbak aangetroffen en hem toebehorende geldbedrag, met name gelet op de hoogte daarvan, geheel of grotendeels door middel van het bewezen verklaarde feit is verkregen.
Met betrekking tot de Volkswagen Golf:
De raadsman heeft aangevoerd dat de onder verdachte in beslag genomen personenauto, Volkswagen Golf, dient te worden teruggegeven aan verdachte nu deze personenauto niet bij het ten laste gelegde feit zou zijn gebruikt.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de personenauto vatbaar is voor verbeurdverklaring, nu uit de gedingstukken naar voren komt dat de grijze Volkswagen Golf door verdachte is gebruikt bij het afleveren van de cocaïne.
Gelet evenwel op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn draagkracht zou verdachte naar het oordeel van de rechtbank onevenredig zwaar worden getroffen door een verbeurdverklaring van de Volkswagen Golf. De rechtbank zal daarvan dan ook afzien..
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 33c, 47 en 57;
Opiumwet: de artikelen 2 en10.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van HONDERDENTWINTIG (120) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte groot ACHTENZEVENTIG (78) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- Geld Nederlands, 8 x 50 euro uit tasje achterbak auto;
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 STK Personenauto 16-GL-FX, VOLKSWAGEN Golf Tdi Kl: grijs;
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis van verdachte.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. Patijn, voorzitter,
mrs. M.J.M. Verpalen en R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. C.H.E. Laffrée en M. Valk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 september 2008.