ECLI:NL:RBHAA:2008:BE9491

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-4210
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om maatschappelijke opvang in de vorm van een pensionplaats op grond van de WMO

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 29 juli 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Verzoeker had een aanvraag ingediend voor pensionplaatsing, maar deze was door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat hij niet overtuigd was van een onhoudbare noodsituatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag in overeenstemming leek met het gevoerde beleid van de gemeente, dat gericht is op het bieden van maatschappelijke opvang aan daklozen. Verweerder had gesteld dat verzoeker niet voldeed aan de vereisten voor pensionplaatsing en dat hij gebruik kon maken van de nachtopvang van het Leger des Heils. Verzoeker betwistte dit en voerde aan dat hij recht had op toegang tot de opvang. De voorzieningenrechter overwoog dat de aanvraag ook in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) kon worden beoordeeld en dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met het beleid. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen redenen waren om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en wees het verzoek af. De uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. H.R.A. Horring.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 4210 WMO
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 juli 2008
in de zaak van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats verzoeker]
verzoeker,
gemachtigde: mr. H.M. de Roo, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder,
1. Procesverloop
Bij brieven van 2 april 2008 en 16 april 2008 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor het bieden van maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) in de vorm van een pensionplaats.
Bij brief van 22 mei 2008 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de fictieve weigering maatschappelijke opvang te bieden op grond van de WMO. Bij brief van 28 mei 2008 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 31 mei 2008 heeft verzoeker nogmaals een bezwaarschrift ingediend tegen de fictieve weigering te beslissen op de aanvraag en tegelijkertijd is verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 5 juni 2008, alwaar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. H.M. de Roo. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Bij besluit van 12 juni 2008 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag. Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 13 juni 2008 bezwaar gemaakt. Bij brief van 13 juni 2008 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen hangende dit bezwaar.
Het verzoek is voorts behandeld ter zitting van 21 juli 2008, alwaar verzoeker is verschenen bij mr. W.G. Fischer. Verweerder is verschenen bij dhr. R. de Vos en mw. Knotnerus.
2. Overwegingen
2.1 Aan het geschil ligt ten grondslag de aanvraag van verzoeker om hem maatschappelijke opvang op grond van de WMO te bieden, in de vorm van een pensionplaats. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Verweerder heeft, hoewel de aanvraag is gedaan op grond van de WMO, de afwijzing gegrond op de Wet werk en bijstand (WWB). Volgens verweerder verplicht de WMO de gemeente in algemene zin maatschappelijke opvang te bieden voor bepaalde groepen personen. In de gemeente Haarlem wordt het verlenen van de opvang van daklozen uitgevoerd door het Leger des Heils (de nachtopvang). De in het kader van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid aan de gemeente Haarlem, als centrumgemeente voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid, toegekende gelden worden (onder meer) ingezet voor de nachtopvang bij het Leger des Heils. Het beleid ten aanzien van daklozen is nog in ontwikkeling. Ter zitting is aangegeven dat om de gestelde doelen te kunnen realiseren aan het Ministerie is verzocht om meer geldelijke middelen. Voorts heeft verweerder gesteld dat een persoon die in de gemeente dakloos is geworden zich kan melden bij de hoofdafdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid met een verzoek om pensionplaatsing. Voor de pensionkosten kan bijzondere bijstand op grond van de WWB worden verstrekt. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld, onder verwijzing naar de richtlijn over de opvang van daklozen in Haarlemse pensions ("opvang in pension Wilhelmina en pension Spaarnezicht"), dat verzoeker niet voldoet aan de vereisten om voor pensionplaatsing in aanmerking te komen. In het bestreden besluit stelt verweerder dat geen sprake is van acute dakloosheid, hij kan gebruik maken de nachtopvang van het Leger des Heils. Ook kan hij nog altijd op diverse adressen overnachten. Daarnaast stelt verweerder dat verzoeker verwijtbaar dakloos is geworden. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde verder nog naar voren gebracht dat verzoeker feitelijk ook niet voldoet aan het vereiste dat hij vanuit een Haarlemse situatie dakloos is geworden.
2.2 Verzoeker stelt dat hij zwervend is en nergens meer terecht kan. Volgens verzoeker is sprake van acute dakloosheid. Hij kan slechts her en der tijdelijk onderdak vinden, terwijl de bereidheid hem te helpen steeds verder afneemt. Bij de noodopvang bij het Leger des Heils is een slaapplaats niet gegarandeerd en bovendien biedt dat geen oplossing voor overdag. Ook stelt verzoeker dat deze opvang voor hem slecht is vanwege de verslavingsproblematiek en de hulpverlening die hem door de Brijderstichting wordt verleend. Verzoeker acht overigens een verwijzing naar het Leger des Heils als voorliggende voorziening ook principieel onjuist, omdat het een private hulpverlening betreft. Verzoeker betoogt dat hij recht heeft op toegang tot de opvang en dat verweerder hem dat dient te bieden. Verzoeker doet een beroep op de artikelen 3 en 8 EVRM, de artikelen 13 en 31 ESH en artikel 11 IVESCR. Verzoeker stelt dat verweerder hem op grond van de WMO (de artikelen 20 en 4) maatschappelijke opvang dient te bieden.
2.3 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.4 De voorzieningenrechter stelt voorop van oordeel te zijn dat, nu verzoeker heel specifiek heeft verzocht om opvang in de vorm van pensionplaatsing in de gemeente Haarlem, verweerder de aanvraag (tevens) kon plaatsen in het kader van de WWB. Verweerder heeft het verzoek om pensionplaatsing beoordeeld in het kader van de richtlijn "opvang in pension Wilhelmina en pension Spaarnezicht". Dit door verweerder vastgestelde beleid dient (kennelijk) te worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid, dat door de bestuursrechter terughoudend dient te worden getoetst. Dit houdt in dat de aanwezigheid en de toepassing van dat beleid als gegeven wordt aanvaard en enkel wordt getoetst of zodanig beleid op consistente en redelijke wijze is toegepast. Hiervan uitgaande kan de voorzieningenrechter op voorhand niet anders dan oordelen dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in overeenstemming lijkt met het gevoerde beleid.
2.5 Voorts overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Gebleken is dat op dit moment in de gemeente Haarlem het verlenen van de opvang van daklozen uitgevoerd wordt door het Leger des Heils (de nachtopvang). Verzoeker heeft feitelijk de mogelijkheid om, hoe marginaal ook, aanspraak te maken op de voorziening die hier wordt geboden. Verzoeker ontvangt een uitkering op grond van de WWB waarmee hij ook in de kosten van die opvang kan voorzien.
2.6 In het kader van de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening overweegt de voorzieningenrechter dat het, gelet op de complexiteit en het principiële karakter van de in de hoofdzaak te beantwoorden rechtsvragen over de toepassing van de WMO in een geval als het onderhavige, niet geraden voorkomt daarover thans een oordeel te geven. In ieder geval is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd geraakt dat sprake is van een dusdanig onhoudbare noodsituatie, dat verzoeker de bodemprocedure niet zou kunnen afwachten. Ook anderszins is de voorzieningenrechter niet gebleken van een voor verzoeker zo zwaarwegend belang dat de behandeling van de hoofdzaak niet zou kunnen worden afgewacht.
2.7 Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en op 29 juli 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.