ECLI:NL:RBHAA:2008:BE9068

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4885 en 08-4895
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek Flora- en faunawet in Project Park Brederode

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 25 juli 2008 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot handhaving van de Flora- en faunawet (Ffw) in het Project Park Brederode. Verzoeksters, vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, waarin hun verzoek tot handhaving werd afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken, waarbij onder andere de rapportages van veldinspecties zijn betrokken. Deze rapportages concludeerden dat er geen beschermde plant- of diersoorten in het plangebied aanwezig waren tijdens de gewraakte activiteiten. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Na afweging van de belangen van de verzoeksters en het belang van de onmiddellijke uitvoering van het besluit, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken zijn derhalve afgewezen, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 08 - 4885 en 08 - 4895
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2008
in de zaken van:
1. Stichting Schapenduinen,
gevestigd te Bloemendaal,
gemachtigde: mr. A. Kamphuis, advocaat te Amsterdam,
en
2. Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg,
gevestigd te Santpoort-Zuid
gemachtigde: mr. A.M. Nijboer, advocaat te Amsterdam
verzoeksters,
tegen:
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit,
verweerder,
derde partij:
Park Brederode C.V.,
gevestigd te Heemstede
gemachtigde: mr. K.D. Meersma, advocaat te Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2008 heeft verweerder het verzoek van beide verzoeksters van 16 juni 2008 tot handhaving van de Flora- en faunawet (Ffw) met betrekking tot activiteiten in het Project Park Brederode, afgewezen.
Voor zover het verzoek betrekking heeft op het algemeen beheer van het gebied heeft verweerder zulks beslist met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) en onder verwijzing naar zijn besluit van 27 februari 2008.
Tegen dit besluit hebben verzoeksters bij brief van 8 juli 2008 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 8 juli 2008 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 9 juli heeft verweerder op het geding betrekking hebbende stukken toegezonden
Bij brief van 11 juli 2008 heeft de derde partij, naar aanleiding van een verzoek van de rechtbank, nadere stukken toegezonden.
Bij brief van 14 juli 2008 heeft verzoekster 1 een inspectierapport van Els&Linde d.d. 11 juli 2008 toegezonden.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 juli 2008, alwaar verzoeksters zijn verschenen bij hun voornoemde respectieve gemachtigden mr. Kamphuis en mr. Nijboer. Tevens is P.J.H. van der Linden, ecoloog bij Els&Linde, verschenen.
Verweerder heeft zich door vertegenwoordigen door mr. E.T. Stevens, werkzaam bij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit.
De derde partij is verschenen bij haar voornoemde gemachtigde mr. Meersma en door R.H.W. Bekker. Voorts zijn S.T. van der Loop en H. Kossen, beiden werkzaam bij Royal Haskoning, verschenen.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Project Park Brederode betreft de ontwikkeling van het terrein van het voormalig provinciaal ziekenhuis, gelegen in de gemeenten Bloemendaal en Velsen, tot een landschapspark met woningen. Het project betreft de sloop van enkele (ziekenhuis)gebouwen op het terrein en de bouw van maximaal 350 woningen. Het project beoogt tevens cultuurhistorische aspecten van het plangebied te behouden en grote delen ervan als natuur te bestemmen.
2.3 In het kader van de realisering van het project zijn recentelijk activiteiten ontplooid
met betrekking tot voorbereidingen ter realisering van het project. Het gaat daarbij om de sloopwerkzaamheden, het verwijderen van funderingen en het volstorten van de daardoor ontstane gaten met (breker)zand en het plaatsen van faunaschermen, die bedoeld zijn om te voorkomen dat amfibieën en reptielen het gedeelte waar thans zand is gestort kunnen binnenkomen.
Voorts hebben er beheerswerkzaamheden plaatsgevonden, zoals het maaien van de grasvelden.
2.4 Verzoeksters hebben verweerder verzocht bij wijze van handhaving alle werkzaamheden stil te leggen, omdat deze naar haar mening worden verricht in strijd met de verboden uit de Ffw. Zij hebben daarbij verwezen naar een rapport van
Els&Linde van 21 september 2007.
2.5 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuurdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken.
Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.6 Bij de beoordeling van een verzoek om handhaving zal derhalve in de eerste plaats de vraag aan de orde zijn of sprake is van overtreding van een wettelijk voorschrift.
2.7 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat ter zake van zowel de werkzaamheden als de plaatsing van de faunaschermen niet gesproken kan worden van overtreding van enige verbodsbepaling in de Ffw, aangezien uit inspecties is gebleken dat zich op het terrein geen beschermde plant- of diersoorten bevinden.
2.8 Aan dit standpunt heeft verweerder de van diverse zijden aangeleverde rapportages ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft daartoe gewezen op de Notities van Royal Haskoning (van de hand van de ecologen Kossen en Van der Loop), houdende verslagen van de in het kader van de wekelijkse monitoring gehouden veldinspecties in de periode 24 april 2008 tot en met 29 mei 2008, alsmede een Notitie, houdende reactie op de brief van 21 september 2007 van Els&Linde. Voorts is gewezen op de door Park Brederode C.V. gegeven reactie d.d. 20 juni 2008 op het handhavingsverzoek.
Verweerder heeft zich tevens gebaseerd op het Rapport van bevindingen van 23 juni 2008 van de toezichthouder van de Algemene Inspectiedienst (AID), die op 20 juni 2008 het plangebied willekeurig heeft doorkruist en verslag doet van de bevindingen ter zake van zowel de werkzaamheden als de waarnemingen met betrekking tot mogelijk voorkomende beschermde plant- en diersoorten. De AID heeft zich in de bevindingen gesteund geacht door de veldinventarisatie van oktober 2007 en recentere inspecties in mei 2008 door de Stichting RAVON.
2.9 Verweerder heeft uit de inhoud van deze rapporten de conclusie getrokken dat zich vóór dan wel tijdens de gewraakte activiteiten in het plangebied geen beschermde plant- of diersoorten bevinden. Met name zijn geen exemplaren van de rietorchis en het ruig rokje, de rugstreeppad, de zandhagedis en de hazelworm aangetroffen.
2.10 Verweerder heeft zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de voornoemde rapportages mogen baseren.
Aan de deskundigheid van de genoemde rapporteurs behoeft niet te worden getwijfeld en hun rapportages zijn duidelijk en concludent. Ook overigens is niet gebleken van aan de wijze van uitvoering van de onderzoeken of de wijze van tot stand komen van de verslagen klevende gebreken.
Aan de conclusie dat in de periode van onderzoek - direct vóór en tijdens de werkzaamheden in 2008 - geen beschermde plant- en diersoorten zijn waargenomen doet niet af dat, naar verzoeksters hebben aangevoerd, in voorgaande rapportages wel sprake is van beschermde soorten in het plangebied. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat uit de rapportage van RAVON (in opdracht van Royal Haskoning) van oktober 2007 blijkt dat ook toen slechts sprake was van een enkele waarneming - op 20 juni 2007 - van één exemplaar van de zandhagedis en - op 6 september 2007 - van één exemplaar van de hazelworm. De rugstreeppad is ook toen niet aangetroffen.
Evenmin doet aan de conclusie van verweerder af dat - bijvoorbeeld in de rapportages van RAVON - naar voren is gebracht dat het plangebied, gelet op de bodemgesteldheid en begroeiing, wel tot het potentiële leefgebied van de zandhagedis en de hazelworm behoort, nu het onderzoek immers heeft geleid tot de conclusie dat deze dieren er in feite niet voorkomen.
Daarom is - anders dan verzoeksters hebben betoogd - ook niet relevant dat de eerder op grond van artikel 75 Ffw verleende ontheffingen, waaronder die voor het ruig rokje en de hazelworm, bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 maart 2008 zijn vernietigd.
In de door verzoeksters overgelegde brieven van Els&Linde van 21 september 2007 en 11 juli 2008 zijn geen aanknopingspunten die tot een ander oordeel moeten leiden. Uit de inhoud van deze brieven is niet op te maken dat de daarin genoemde
soorten - de zandhagedis, de hazelworm, de rietorchis en het ruig klokje, respectievelijk de rugstreeppad, de zandhagedis en de hazelworm - zich wel in de hier van belang zijnde periode in het plangebied zouden bevinden. De inhoud geeft een beschrijving van de werkzaamheden die in het plangebied worden uitgevoerd en de gevolgen die dit zou kunnen hebben voor eventuele rust- en verblijfplaatsen van de genoemde soorten van flora en fauna. Er wordt niet in beschreven welke soorten er daadwerkelijk voorkomen.
2.11 Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een overtreding van de verbodsbepalingen (artikelen 8 tot en met 12) van de Ffw. Naar voorlopig oordeel heeft verweerder het verzoek om handhaving derhalve terecht afgewezen.
Verweerder heeft daarbij tevens op goede gronden de afwijzing deels op artikel 4:6, tweede lid, Awb gebaseerd, gezien de eerdere afwijzing bij besluit van 27 februari 2008 van een eerder desbetreffend handhavingsverzoek.
2.12 Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken daartoe worden derhalve afgewezen.
2.13 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en op 25 juli 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.