ECLI:NL:RBHAA:2008:BE8893

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
385714 AZ VERZ 08-134
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en toekenning van een ontslagvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 21 augustus 2008 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen International Media Company B.V. (IMC) en [verweerder]. De verzoekende partij, IMC, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van veranderingen in de omstandigheden, waarbij zij stelde dat de arbeidsverhouding door toedoen van [verweerder] duurzaam verstoord was geraakt. [verweerder] had sinds 29 januari 2001 bij IMC gewerkt als artdirector, maar was ontevreden over zijn toekomstperspectieven binnen het bedrijf. Na een functioneringsgesprek in december 2007, dat niet positief was voor [verweerder], escaleerde de situatie, vooral na het besluit van IMC om de gebruikelijke tantième niet uit te betalen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden waren die tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek zouden leiden. Ook bleek er geen sprake te zijn van ontslagverboden. De rechter oordeelde dat de arbeidsrelatie door het ontstane conflict zo duurzaam verstoord was, dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk was. De kantonrechter heeft IMC een vergoeding van € 12.247,20 bruto toegewezen aan [verweerder], waarbij de kantonrechter de correctiefactor op 1/3 heeft vastgesteld. Dit was gebaseerd op de omstandigheden van de zaak, waarbij de kantonrechter opmerkte dat IMC onvoldoende invoelingsvermogen had getoond in de afhandeling van de situatie met [verweerder].

De beslissing houdt in dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 september 2008 zal worden ontbonden, tenzij IMC het verzoek tijdig intrekt. De kosten van de procedure worden door iedere partij zelf gedragen. De beschikking is uitvoerbaar verklaard bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
zaaknr.: 385714/ AZ VERZ 08-134
datum uitspraak: 21 augustus 2008
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
International Media Company B.V.
te Uitgeest
verzoekende partij
hierna: IMC
gemachtigde: mr. J. Veenis
tegen
[verweerder]
te [adres]
verwerende partij
hierna: [verweerder]
gemachtigde: mr. R.J. Voorink
De procedure
Op de griffie is een verzoekschrift ontvangen van IMC strekkende tot ontbinding van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2008. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigden van partijen hebben pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
1. [verweerder], thans [leeftijd] oud, is sinds 29 januari 2001 bij IMC in dienst, laatstelijk in de functie van artdirector tegen een salaris van € 4.592,70 bruto per maand inclusief vakantiebijslag, maar exclusief tantième en provisie (ingevolge een separate overeenkomst, voor werkzaamheden t.b.v. de website ‘[website]’).
2. In de loop van 2007 is onvrede gerezen bij [verweerder] over zijn (toekomst)perspectieven bij IMC. IMC kon of wilde niet voldoen aan zijn wensen om verder door te groeien.
3. Een in oktober 2007 gepland functioneringsgesprek is niet doorgegaan. [verweerder] had gezondheidsproblemen en kreeg bovendien te maken met een ernstig zieke moeder in Frankrijk.
4. In december 2007 is het functioneringsgesprek alsnog gehouden. Daaruit bleek dat IMC niet onverdeeld positief was over de resultaten van [verweerder] over het afgelopen jaar, terwijl [verweerder] zich op zijn beurt ontevreden toonde over zijn positie binnen het bedrijf. Afgesproken werd, dat daarop zou worden teruggekomen.
5. Daarvan is het echter niet meer gekomen, omdat [verweerder] zich daags na het functioneringsgesprek ziek moest melden wegens ernstige keelklachten, waaraan hij in januari 2008 is geopereerd.
6. Eind december 2007 kreeg [verweerder] te horen dat de gebruikelijke tantième hem niet zou worden uitbetaald over het afgelopen jaar, omdat hij onvoldoende gepresteerd zou hebben. Daarop is de zaak geëscaleerd. [verweerder], die zich ‘belazerd’ voelde, kreeg te maken met psychische problemen, waarvoor hij zich onder behandeling van een psycholoog heeft moeten stellen. Een nadien nog opgestarte ‘mediation’ heeft geen gunstig resultaat gehad.
Het verzoek
IMC verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden.
Ter toelichting stelt IMC – samengevat – het volgende.
De arbeidsverhouding is door toedoen van [verweerder] duurzaam verstoord geraakt. Dat het functioneringsgesprek van december 2007 niet onverdeeld gunstig uitpakte voor [verweerder] betekende nog niet dat IMC hem kwijt wilde. Wat IMC betreft was er toen dus geen sprake van een arbeidsconflict. Dat conflict was er evenmin toen IMC op goede gronden tot het besluit kwam om de gebruikelijke jaarlijkse tantième niet toe te kennen. [verweerder] voelde zich daardoor echter diep beledigd en stelde zich vervolgens dermate onmogelijk op, dat hij uiteindelijk niet meer viel te handhaven. Betwist wordt dat IMC door het niet nakomen van toezeggingen het vertrouwen bij [verweerder] zou hebben beschaamd, dat hij in haar bedrijf zou kunnen doorgroeien. Van tegenwerking is al helemaal geen sprake geweest.
Het verweer
[verweerder], die erkent dat de arbeidsverhouding duurzaam verstoord is geraakt, refereert zich voor wat betreft de verzochte ontbinding. Voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding van € 42.000,-- bruto.
Ter toelichting voert [verweerder] – samengevat – het volgende aan.
De oorzaak van de verstoorde arbeidsrelatie ligt geheel en al bij IMC. Betwist wordt dat [verweerder] niet goed heeft gefunctioneerd. Van het tegendeel is dan ook geen enkel bewijs geleverd. Het ging fout toen [verweerder] in de gaten kreeg dat hij door IMC aan het lijntje werd gehouden, waar het zijn toekomst binnen het bedrijf betrof. Hoewel niet van harte ging [verweerder] akkoord met een ongunstiger provisieregeling voor zijn (bij separate overeenkomst geregelde) werkzaamheden ten behoeve van de website ‘[website],’ omdat hem was voorgespiegeld dat hij alsnog professioneel kon doorgroeien. Dat bleek echter een loze belofte. Eerder speelde nog een onverkwikkelijke kwestie over een leaseauto, waardoor [verweerder] zich financieel benadeeld voelde. Vervolgens was daar de ongerechtvaardigde kritiek in het functioneringsgesprek van december 2007. Die heeft [verweerder] zich erg aangetrokken. De druppel die de emmer echter deed overlopen was de beslissing, eind december 2007 genomen, om [verweerder] zijn reguliere tantième te onthouden op grond van de onware grond, dat hij niet goed zou hebben gefunctioneerd. Op dat moment besefte [verweerder] dat IMC hem eigenlijk kwijt wilde en stortte hij in. Tot voor kort heeft hij daar de psychische gevolgen van ondervonden.
De beoordeling van het verzoek
Ontvankelijkheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden komen vast te staan, die zouden nopen tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek.
Ontslagverboden
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een verbod tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst of een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 648, 670 en 670a van het Burgerlijk Wetboek, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dat blijkt niet het geval. In zoverre [verweerder] thans (nog) arbeidsongeschikt mocht zijn is deze ongeschiktheid klaarblijkelijk geheel dan wel grotendeels van situatieve aard, hetgeen niet aan ontbinding in de weg behoort te staan.
Ontbinding of niet
Voldoende is gebleken van gewijzigde omstandigheden, die een voldoende gewichtige reden opleveren om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden.
De arbeidsrelatie is tengevolge van het tussen partijen ontstane arbeidsconflict dusdanig duurzaam verstoord geraakt, dat het geen enkele zin heeft deze nog te laten voortbestaan.
Vergoeding
De kantonrechter is van oordeel dat aan [verweerder] in redelijkheid een vergoeding toekomt ten laste van de wederpartij. Die vergoeding wordt gesteld op een bedrag van € 12.247,20 bruto, voor zover mogelijk te beschouwen als aanvulling op toekomstige uitkeringen of andere arbeidsinkomsten.
Uitgangspunt bij het vaststellen van de te betalen ontbindingsvergoeding is de zogenaamde kantonrechterformule, die ingevolge landelijke afspraken door vrijwel alle Nederlandse kantonrechters wordt gehanteerd.
In dit geval, behoort deze formule als volgt te worden ingevuld:
• aantal gewogen dienstjaren: 8 (afgerond);
• bruto maandsalaris, inclusief vakantiebijslag, maar exclusief tantième en provisie, € 4.592,70 bruto;
• correctiefactor 1/3.
Omtrent de correctiefactor wordt nader overwogen, dat in dit geval voldoende is gebleken van feiten en/of omstandigheden, die moeten resulteren in een kleinere factor dan de bij een zogenaamde "kleurloze" of "neutrale" ontbinding te hanteren factor 1.
Naar het oordeel van de kantonrechter ligt de eerste en voornaamste oorzaak van het arbeidsconflict namelijk hierin, dat [verweerder], die gelet op zijn leeftijd en capaciteiten voldoende kansen heeft om elders passend werk te vinden, de door hem gewenste en verwachte ontplooiing binnen het bedrijf van IMC niet heeft kunnen realiseren. Dat komt in de praktijk wel vaker voor en geeft meestal aanleiding tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst in der minne, waarna de werknemer elders in dienst treedt. Een ontslagvergoeding ligt in zo’n geval niet in de rede. Dat kan anders zijn indien aan de werknemer dienaangaande vooraf bindende toezeggingen zijn gedaan, die vervolgens niet zijn nagekomen. Daarvan is in deze zaak echter onvoldoende gebleken.
Het enkele feit dat de arbeidsovereenkomst in zo’n geval soms niet in der minne wordt beëindigd, maar dat de teleurgestelde werknemer gaat mokken, waarna de werkgever het initiatief neemt tot beëindiging, levert op zichzelf nog geen grond op voor het alsnog toekennen van een ontslagvergoeding. Daarvoor is alleen plaats indien de werkgever een verwijt valt te maken over de wijze van afhandeling, meer in het bijzonder vanwege een onnodig grievende, of anderszins onterechte bejegening van de werknemer.
Wat dat betreft moet aan [verweerder] worden toegegeven dat de wijze waarop IMC met hem is omgegaan, nadat hij uiting had gegeven aan zijn op zichzelf wel begrijpelijke teleurstelling over zijn toekomst bij het bedrijf, geen schoonheidsprijs verdient. De kantonrechter acht niet gebleken dat [verweerder] werkelijk onder de maat zou hebben gepresteerd, zodat de harde kritiek in het functioneringsgesprek van december 2007 onterecht was. Het heeft er alle schijn van dat deze harde kritiek geheel, dan wel in overwegende mate werd ingegeven door het inmiddels ook bij IMC gerezen besef, dat partijen niet verder met elkaar door konden gaan. De zacht uitgedrukt nogal verrassende beslissing om vervolgens in het geheel geen tantième uit te keren over het afgelopen jaar, is door [verweerder] -niet onbegrijpelijk- eveneens in dat kader geplaatst. Of die beslissing juridisch houdbaar is doet thans niet ter zake (daarover wordt wellicht nog een procedure gevoerd), maar naar het gevoelen van de kantonrechter had IMC kunnen en moeten weten dat zij de zaak daarmee onnodig op scherp stelde. Haar stelling dat het hier een puur zakelijke beslissing betrof, die op zichzelf niets had uit te staan met de relatie tussen partijen, getuigt van weinig invoelingsvermogen.
Waar het kort samengevat op neerkomt is dit. Was de arbeidsovereenkomst slechts beëindigd omdat [verweerder] was teleurgesteld in zijn toekomstverwachtingen bij IMC, waarna de verhoudingen waren vertroebeld, dan was de correctiefactor op 0 bepaald. In het onderhavige geval ziet de kantonrechter, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, echter aanleiding om die correctiefactor op 1/3 te bepalen.
Daarbij speelt mede nog een rol, dat verwacht mag worden dat [verweerder] op korte termijn elders passend werk zal kunnen vinden.
Geen rol speelt het verwijt dat IMC de vertrouwelijkheid van de mediation zou hebben geschonden, nu uit niets blijkt dat [verweerder] daardoor geschaad is.
Gelet op deze uitkomst moet aan keuze IMC een termijn worden gegund om het verzoek in te trekken.
Kosten
Omtrent de proceskosten moet worden geoordeeld zoals hierna bepaald.
Beslissing
Partijen worden in kennis gesteld van het voornemen hun arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 september 2008, onder toekenning aan [verweerder] van een vergoeding groot € 12.247,20 bruto, voor zover mogelijk te beschouwen als aanvulling op toekomstige uitkeringen of andere arbeidsinkomsten, en onder afwijzing van het eventueel meer of anders verzochte.
IMC krijgt tot en met 26 augustus 2008 de gelegenheid het verzoek in te trekken, dit schriftelijk aan de griffie van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Zaandam en onder toezending van een afschrift aan de wederpartij.
Voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken wordt deze beschikking definitief op de dag na de genoemde uiterste datum voor intrekking. IMC wordt in dat geval veroordeeld tot betaling van hetgeen [verweerder] ingevolge deze beschikking toekomt.
Iedere partij moet de eigen kosten dragen.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. F.M.Visser, kantonrechter in de rechtbank Haarlem, locatie Zaandam, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.