zaaknummer / rolnummer: 142958 / HA ZA 08-167
[Eiser],
wonende te Tuitjenhoorn, gemeente Harenkarspel,
eiser,
procureur mr. M.J. Folkeringa,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LE RÊVE B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
procureur mr. P.J.X. Nederend.
Partijen zullen hierna [eiser] en Le Rêve genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 maart 2008
- het proces-verbaal van de op 18 juni 2008 gehouden comparitie (abusievelijk is in de kop vermeld “18 mei 2008”).
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft in 2002 aan [A] een geldlening verstrekt. [A] is in gebreke gebleven met de terugbetaling daarvan.
2.2. Bij vonnis van de rechtbank Alkmaar van 15 augustus 2007 is de vordering van [eiser] toegewezen en is [A] veroordeeld tot betaling van een bedrag van
EUR 67.393,25.
2.3. [eiser] heeft op 10 september 2007 executoriaal derdenbeslag laten leggen onder Le Rêve.
2.4. [B], directeur van Le Rêve, heeft bij aangetekende brief van 3 oktober 2007 aan de deurwaarder verklaard:
Onder verwijzing naar uw derden beslag d.d. 10 september 2007 delen wij u mede dat [A] geen openstaande vorderingen heeft op ons bedrijf.
Derhalve zijn er geen vorderingen of goederen welke door het genoemde bedrag zijn getroffen.
(…)
2.5. [B] heeft bij schriftelijke koopakte van 14 december 2006 van [A] de bedrijfsinventaris en goodwill van het Grand Cafe “Le Rêve” te Hoofddorp gekocht voor een koopsom van EUR 225.000,-. De feitelijke levering heeft plaatsgevonden op 1 februari 2007. De activa en passiva van het Grand Cafe zijn ingebracht in de besloten vennootschap Le Rêve B.V.
3.1. [eiser] vordert samengevat - dat de rechtbank
- Le Rêve zal veroordelen tot het doen van een gerechtelijke verklaring;
- Le Rêve zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van hetgeen [eiser] op grond van de gerechtelijke verklaring toekomt;
- voor recht zal verklaren dat Le Rêve onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en Le Rêve te veroordelen de daardoor geleden schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- Le Rêve zal veroordelen in de proceskosten.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Le Rêve een onjuiste verklaring heeft afgelegd. [eiser] heeft er belang bij dat Le Rêve een gerechtelijke verklaring aflegt conform artikel 477a Rv. Door het doen van een onjuiste verklaring heeft Le Rêve in strijd met een wettelijke plicht en dus onrechtmatig gehandeld jegens [eiser], die daardoor schade heeft geleden.
3.3. Le Rêve voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Le Rêve heeft allereerst als verweer aangevoerd dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, aangezien niet is gebleken dat het voor het doen van de verklaring voorgeschreven formulier is meebetekend met het beslagexploit en de termijn voor het afleggen van de verklaring dientengevolge ook niet is gaan lopen.
4.2. De rechtbank verwerpt dit verweer. Ingevolge artikel 476a lid 1 Rv ontstaat in geval van derdenbeslag voor de derde-beslagene de verplichting verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. De verklaring moet worden gedaan zodra vier weken zijn verstreken na de beslaglegging. Op grond van artikel 476b Rv juncto 475 lid 2 Rv moet in beginsel gebruik worden gemaakt van een bij Algemene Maatregel van Bestuur vastgesteld formulier, dat daartoe in tweevoud wordt meebetekend met het beslag. Het formulier is blijkens de toelichting op het Besluit Verklaring Derdenbeslag van 22 augustus 1991 echter bedoeld als hulpmiddel en de verklaring kan ook worden afgelegd door middel van een ander duidelijk geschrift, mits de deurwaarder of de advocaat van de beslaglegger dit geschrift als verklaring aanvaardt.
4.3. Het formulier, behorend bij het beslagexploit van 10 september 2007 bevindt zich niet bij de overgelegde stukken. Het ontbreken van dit formulier maakt het beslag, gelet op de redactie van artikel 475 Rv, echter niet ongeldig en nu in deze zaak de onder 2.4 genoemde verklaring als verklaring is aanvaard, kan [eiser] een vordering tot het doen van een gerechtelijke verklaring instellen. Hij is daarin dus ontvankelijk. Dat de verklaring vóór het verstrijken van de in artikel 476a Rv aangegeven termijn is afgelegd, maakt dit niet anders.
4.4. Le Rêve betwist dat de afgelegde verklaring onjuist is. Zij heeft daartoe een door [A] ondertekende verklaring overgelegd, waarin deze bevestigt per 23 februari 2007 de totale koopsom van EUR 225.000,- van [B] te hebben ontvangen. [eiser] dient als beslaglegger in de gegeven situatie te bewijzen dat er wel vorderingen of goederen door het gelegde beslag worden getroffen.
4.5. [eiser] heeft gesteld dit bewijs onder meer te kunnen leveren door het in het geding brengen van een geluidsopname van een gesprek dat hij op 4 september 2007 heeft gevoerd met [B], bestuurder van Le Rêve, waarin deze zou erkennen nog betalingen aan [A] te moeten doen.
4.6. Le Rêve verzet zich primair tegen het toelaten van bedoelde geluidsopname als bewijsmiddel, aangezien deze buiten medeweten van [B] en in strijd met artikel 10 Grondwet en artikel 6 EVRM tot stand is gekomen en dus onrechtmatig is verkregen.
4.7. Partijen hebben de rechtbank tijdens de comparitie verzocht zich eerst uit te laten over de toelaatbaarheid van de geluidsopname als bewijsmiddel omdat het deponeren van de geluidsopname en het in het geding brengen van de uitgetypte tekst achterwege zou kunnen blijven, indien de rechtbank mocht oordelen dat de opname niet als bewijsmiddel mag worden gebruikt.
4.8. De rechtbank stelt voorop dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd, tenzij de wet anders bepaalt en dat onrechtmatig verkregen bewijs in een civiele procedure niet onder alle omstandigheden ontoelaatbaar is. Of het opnemen van een gesprek zonder dat de wederpartij hiervan op de hoogte is onrechtmatig is, hangt volgens de jurisprudentie af van de omstandigheden van het geval. Dat de opname is gemaakt met het doel deze als bewijs te kunnen gebruiken en het gesprek daarop gericht is geweest maakt het opnemen van dat gesprek, anders dan Le Rêve meent, op zich nog niet onrechtmatig. Met betrekking tot het onderhavige gesprek is van belang dat het in een zakelijke setting plaatsvond en –voor zover daaruit in de dagvaarding is geciteerd- niet over zaken ging die de persoonlijke levenssfeer betreffen.
Een schending van artikel 10 van de Grondwet kan gelet hierop op voorhand niet worden geconstateerd. Artikel 6 EVRM bevat geen regels over de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal, zodat een beroep op dit artikel Le Rêve niet kan baten.
Gelet op het voorgaande kan niet reeds nu worden gezegd dat aan het geluidsmateriaal iedere bewijskracht moet worden onthouden. Of en in hoeverre genoemde geluidsopname daadwerkelijk als bewijs kan dienen kan pas worden beoordeeld nadat de transcriptie en de opname in het geding zijn gebracht, Le Rêve op het overgelegde materiaal heeft kunnen reageren en (zonodig) de originele opname is beluisterd.
4.9. [eiser] zal overeenkomstig zijn aanbod worden toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat er wel vorderingen of goederen en door het gelegde beslag worden getroffen.
4.10. Indien [eiser] dit bewijs wil leveren door middel van de geluidsopname, dient hij de originele opname te deponeren bij de griffie en bij akte kopiëen van de cd-rom met de opname van het gesprek over te leggen, alsmede de transcriptie van de tekst.
5.1. Laat [eiser] toe tot het bewijs van zijn stelling dat er wel vorderingen of goederen en door het gelegde beslag worden getroffen.
5.2. Bepaalt dat [eiser], indien hij dit bewijs niet door getuigen wil leveren, maar uitsluitend door het overleggen van bewijsstukken en of door een ander bewijsmiddel, hij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak,schriftelijk aan de rechtbank –ter attentie van de zittingsadministratie van de sector civiel – en aan de wederpartij moet opgeven.
5.3. Bepaalt dat, indien [eiser] dit bewijs wil leveren door middel van de geluidsopname, hij de originele opname dient te deponeren bij de griffie en bij akte kopiëen van de cd-rom met de opname van het gesprek over dient te leggen, alsmede de transcriptie van de tekst.
5.4. Bepaalt dat [eiser], indien hij getuigen wil laten horen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank –ter attentie van de zittingsadministratie van de sector civiel – de getuigen en de verhinderdata van de partijen en hun advocaten in de maanden oktober tot en met december 2008 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
5.5. Bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden voor mr M.A.C. Hofman in het gerechtsgebouw te Haarlem aan het Florapark 1;
5.6. Bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.C. Hofman en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2008.?