ECLI:NL:RBHAA:2008:BD7414

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 387088 / VV EXPL 08-60
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en concurrentiebeding in arbeidszaak

In deze zaak, uitgesproken op 10 juli 2008 door de Rechtbank Haarlem, betreft het een arbeidsconflict tussen [eiser] en [gedaagde]. [eiser] was sinds 1 september 2000 in dienst bij [gedaagde] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarbij zijn werkzaamheden bestonden uit het aanbrengen van raamfolie. Op 6 mei 2008 heeft [eiser] echter concurrerende werkzaamheden verricht voor een derde, waarbij hij gebruik maakte van de bedrijfsbus en gereedschappen van [gedaagde]. Dit leidde tot een ontslag op staande voet door de directeur van [gedaagde], P. [gedaagde], die [eiser] beschuldigde van diefstal en het uitvoeren van concurrerende werkzaamheden. [eiser] heeft het ontslag betwist en vorderde loondoorbetaling en schorsing van het concurrentiebeding.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat [eiser] zich schuldig had gemaakt aan een ernstige overtreding van het verbod om concurrerende werkzaamheden te verrichten. De kantonrechter vond het bewijs dat [eiser] gebruik had gemaakt van gestolen of verduisterde raamfolie overtuigend. De vordering tot loondoorbetaling werd afgewezen, omdat het ontslag op staande voet naar verwachting stand zou houden in een bodemprocedure.

Wat betreft het concurrentiebeding oordeelde de kantonrechter dat, hoewel het beding geldig was, er aanleiding was om het te schorsen voor een gebied buiten een cirkel van 50 kilometer rondom het adres van [eiser]. Dit werd gedaan om [eiser] in staat te stellen werk te vinden in zijn vakgebied, zonder dat dit de belangen van [gedaagde] onredelijk zou schaden. De proceskosten werden toegewezen aan [gedaagde], aangezien [eiser] als de in hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 387088 / VV EXPL 08-60
datum uitspraak: 10 juli 2008
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te Edam
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. M.C.A.M. Schilder
tegen
1. [gedaagde]
2. [gedaagde]
3. [gedaagde]
te [adres]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. S.N. Meijers
De procedure
Op gronden zoals in de dagvaarding vermeld heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen [gedaagde] strekkende tot het verkrijgen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad. Deze vordering is buiten bezwaar van [gedaagde] vermeerderd.
Op de terechtzitting hebben [gedaagde] geconcludeerd voor antwoord.
Daarna hebben partijen hun standpunten nader toegelicht.
De gemachtigden van partijen hebben zich daarbij bediend van pleitnotities.
De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen. Deze aantekeningen worden zo nodig in de vorm van een proces-verbaal uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak van dit vonnis op vandaag bepaald, te 14.00 uur.
De vordering.
[eiser] vordert na vermeerdering van eis als onmiddellijke voorziening bij voorraad dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] hoofdelijk zal veroordelen aan [eiser] door te betalen het loon ad € 1.960,56 bruto per maand vanaf 6 mei 2008 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig beëindigd zal zijn, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, rente en wettelijke verhoging;
b. het in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding te schorsen totdat daarover in een bodemprocedure uitspraak zal zijn gedaan;
c. met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Het verweer
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voorshands voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. [eiser] is met ingang van 1 september 2000 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij [gedaagde]. Zijn werkzaamheden bestonden uit het aanbrengen van raamfolie. Het laatstgenoten salaris bedroeg € 1.960,56 bruto per maand exclusief vakantiebijslag.
2. Het aanbrengen van raamfolie is een vak dat slechts in de praktijk kan worden geleerd en waarvoor dan ook geen opleiding bestaat. [eiser] heeft dat vak bij [gedaagde] geleerd. Hij is daar erg goed in geworden.
3. Ingevolge het bepaalde in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst had [eiser] zich verplicht om ‘voor de duur van de dienstbetrekking voor geen andere werkgever of opdrachtgever werkzaamheden te zullen verrichten, noch direct, noch indirect, welke overeengekomen of verwant zijn aan de werkzaamheden bij werkgever op straffe van een dadelijk en ineens, zonder sommatie, op gebrekestelling, opeisbare boete groot f. 1.000,-- (zegge: EENDUIZEND GULDEN), overtreding zal voor de werkgever een dringende reden vormen tot ontslag op staande voet als bedoeld in art. 1639P lid 11.’
4. Op 6 mei 2008 heeft [eiser] zich in een bedrijfsbus van [gedaagde] begeven naar een loods van [betrokkene] waar hij is begonnen met het beplakken van de autoruiten van de heer [belanghebbende], met groene raamfolie, die hij daarvoor bij zich had. Als tegenprestatie was [eiser] met [belanghebbende] overeengekomen, dat laatstgenoemde kosteloos werkzaamheden in het huis van [eiser] zou komen verrichten.
5. Bij het beplakken van die autoruiten maakte [eiser] (deels) gebruik van aan [gedaagde] toebehorende gereedschappen. In de bedrijfsbus had hij tevens nog een, aan de werkgever toebehorende, rol zwarte raamfolie liggen
6. Tijdens het beplakken van de autoruiten is P. [gedaagde], directeur van [gedaagde], plotseling de loods binnengekomen en heeft die [eiser] vervolgens op staande voet ontslagen. Nadat P. [gedaagde], die [eiser] onder meer van diefstal beschuldigde, de politie had gebeld, heeft [eiser] de aan hem toebehorende spullen, waaronder zijn gereedschap, gepakt en is hij weggelopen. De (resterende) groene raamfolie heeft hij achtergelaten.
7. Het gegeven ontslag is bevestigd bij brief van die zelfde datum. Als ontslaggrond is aangegeven dat [eiser] is betrapt bij het uitvoeren van concurrerende werkzaamheden met gebruikmaking van de bedrijfsbus, gereedschappen en raamfolie van [gedaagde]. Over de raamfolie is verder vermeld, dat deze zich wederrechtelijk in het bezit van [eiser] bevond. [eiser] heeft tijdig de nietigheid ingeroepen van dit ontslag.
8. [gedaagde] heeft een monster van de door [eiser] bij het beplakken van de autoruiten gebruikte groene folie toegezonden aan haar leverancier in Engeland, Garware Polyester International Ltd. met het verzoek om te onderzoeken of dit door haar gemaakt was. Bij email bericht van 20 juni 2008 is van die kant bevestigd dat het monster ‘is a Garware NR Green 35 film and this was supplied to you in Nov 2007.’ Een rol van dergelijke raamfolie kost om en nabij de € 290,--.
9. Als bewijs dat bedoelde groene folie door een vriend van [eiser] eerlijk bij een derde (Otosma te Purmerend) was gekocht, is door [eiser] een fotokopie overgelegd van een voorbedrukt formulier, dat moet doorgaan voor een factuur. Blijkens het hoofd daarvan is deze ‘factuur’ afkomstig van Otosam. Op die ‘factuur’ is met de hand de naam en het artikelnummer van de groene folie geschreven, alsmede een prijs van € 29,95. Geen BTW is vermeld. Ototsam gebruikt een dergelijk formulier echter alleen om zelf bestellingen bij anderen te plaatsen. Facturen worden door haar computer uitgeprint op geheel andere formulieren en zijn bovendien niet handgeschreven. Verder is op die facturen altijd de BTW vermeld.
10. Na zijn ontslag is [eiser] via een uitzendbureau als stukadoor aan het werk gegaan.
11. Ingevolge het bepaalde in artikel 12 van het arbeidscontract geldt voor [eiser] gedurende en jaar na beëindiging van de dienstbetrekking een concurrentiebeding, voor gelijk of gelijksoortig werk, waar ook in Nederland verricht.
De beoordeling van het geschil
Spoedeisendheid.
Hoewel [eiser] immers elders tijdelijk werk heeft gekregen, blijft de loonvordering naar zijn aard voldoende spoedeisend, hetgeen eveneens opgaat voor de vordering tot schorsing van het concurrentiebeding.
Ontslag op staande voet.
De vordering tot loondoorbetaling mag in het kader van de onderhavige procedure alleen dan worden toegewezen, indien het gegeven ontslag op staande voet naar het oordeel van de kantonrechter in een bodemprocedure waarschijnlijk geen stand zal houden. Dat laatste is echter niet het geval.
Voldoende gebleken is immers dat [eiser], in weerwil van de volstrekt duidelijke bedoeling van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst, willens en wetens concurrerende werkzaamheden voor een derde heeft verricht. Dat het hier een vriendendienst betrof is niet waar, nu daarvoor wel degelijk een tegenprestatie was bedongen, te weten hulp bij een verbouwing. Dat het beplakken van autoruiten niet tot de in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst bedoelde werkzaamheden zou behoren, kan de kantonrechter evenmin beamen. Het beplakken van autoramen mag, in verhouding tot andere plakwerkzaamheden, wellicht geen belangrijke bron van inkomsten vormen voor [gedaagde], maar [gedaagde] verricht deze werkzaamheden wel degelijk. Waar het op neerkomt is, dat [belanghebbende] zijn autoruiten ook bij [gedaagde] had kunnen laten beplakken maar dat [eiser] dat werk ten eigen bate is gaan uitvoeren, immers tegen een vergoeding in natura.
Een en ander is als extra ernstig aan te merken, omdat [eiser] daarbij onbetwist gebruik heeft gemaakt van een bedrijfsbus en gereedschap van zijn werkgever.
Daarbij komt nog dat vooralsnog voldoende is komen vast te staan, dat [eiser] daarbij bovendien gebruik heeft gemaakt van raamfolie, die een aanmerkelijke waarde vertegenwoordigde en die hij hoogstwaarschijnlijk van zijn werkgever had gestolen of verduisterd. Dat [eiser] deze folie via een vriend bij een derde (Otosam) zou hebben gekocht wordt vooralsnog als ongeloofwaardig aangemerkt. Het heeft er, integendeel, alle schijn van dat de overgelegde ‘factuur’ een zelfgemaakte falsificatie is, althans dat de daarin gesuggereerde verkoop aan (de vriend van) [eiser] niet werkelijk heeft plaatsgevonden. De door [gedaagde] overgelegde email van haar Engelse leverancier, waaruit mag worden afgeleid dat de groene folie eerder door haar aan [gedaagde] was geleverd, komt daarentegen wèl betrouwbaar over.
Waar het op neerkomt is, dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter voldoende is gebleken dat [eiser] zich heeft schuldig gemaakt aan een ernstige overtreding van het voor hem geldende verbod om concurrerende werkzaamheden te verrichten, waarbij hij zich bovendien heeft bediend van bedrijfsbus en gereedschap van de werkgever, alsmede van de van de werkgever gestolen of verduisterde raamfolie. Dat levert voldoende grond op voor een ontslag op staande voet.
Dat in de ontslagbrief en verdere correspondentie eerst sprake was van zwarte folie kan aan het voorgaande niet afdoen, nu dat klaarblijkelijk op een vergissing berustte. In de bedrijfsbus is immers ook een aan [gedaagde] toebehorende rol zwarte raamfolie aangetroffen. Het was [eiser] in elk geval van meet af aan duidelijk wat hem verweten werd: te weten het beplakken van een auto met raamfolie, gestolen of verduisterd van zijn werkgever. De kleur daarvan deed natuurlijk niet ter zake.
Samengevat is de vordering tot loondoorbetaling c.a. niet toewijsbaar.
Concurrentiebeding.
Nu het er voor moet worden gehouden, dat de arbeidsovereenkomst door het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is geëindigd, is het in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst neergelegde concurrentiebeding actueel geworden. [eiser], die stelt dat hij door dat beding wordt gehinderd in het vinden van nieuw werk als vakbekwaam raamfolie plakker binnen een redelijke afstand van zijn woonplaats, meent dat dit beding moet worden geschorst.
[gedaagde] die stellen dat zij vrezen voor ernstige benadeling, meer in het bijzonder omdat [eiser] op de hoogte zou zijn van commercieel gevoelige informatie, alsmede omdat zij een door [gedaagde] opgeleide vakkracht niet graag naar een directe concurrent zien overstappen, menen dat het beding onverkort gehandhaafd moet worden. Mocht er al reden bestaan voor een territoriale beperking, dan menen zij dat [eiser] in elk geval in deze branche niet in Noord-Holland mag gaan werken., tenzij het om een bedrijf gaat waarmee zij collegiaal samenwerken, alles in goed overleg.
Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Voor een gehele of gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding in het kader van een van voorlopige voorziening bestaat alleen reden, indien voldoende aannemelijk is dat dit beding in een bodemprocedure geheel of gedeeltelijk vernietigd zal worden op grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld.
Voorop moet worden gesteld, dat de enkele omstandigheid dat een intern opgeleide werknemer voor een bedrijf verloren gaat, mede in verband met het grondrecht op vrije arbeidskeuze, geen belang is dat in dit verband bescherming verdient, zelfs als betrokkene bij een concurrent in dienst zou treden.
Wel van belang is, of er een gerechtvaardige grond bestaat voor de vrees dat de gewezen werknemer, door in dienst te treden bij een concurrent , of door anderszins concurrerende werkzaamheden te verrichten, bijvoorbeeld als zelfstandig ondernemer, de bedrijfsbelangen van zijn vroegere werkgever zal schaden.
Daarvan is in het onderhavige geval naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter sprake, nu vooralsnog voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] beschikt over commercieel relevante informatie over het bedrijf van [gedaagde], zoals bijvoorbeeld prijzen, gebruikte materialen en procédés, die hij ten nadele van [gedaagde] zou kunnen aanwenden bij anderen, of ten behoeve van een eigen bedrijf. Het daaraan voor [gedaagde] verbonden nadeel klemt temeer, indien [eiser] in de buurt van het bedrijf van [gedaagde] zou gaan werken, vanwege de mogelijk aanzuigende werking op het klantenbestand van [gedaagde].
Omgekeerd wordt de vrees voor benadeling minder ernstig, indien [eiser] op geruime afstand van het bedrijf van [gedaagde] zou gaan werken, hetgeen heel goed mogelijk is, nu overal in het land behoefte bestaat aan vakmensen zoals hij.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter leiden de voorgaande overwegingen tot de verwachting, dat de bodemrechter het geldende concurrentiebeding territoriaal zal gaan beperken, waarop in het kader van de onderhavige procedure vooruit gelopen mag worden. Een beperking tot een gebied, gelegen binnen een cirkel van 50 kilometer rondom [adres], komt de kantonrechter wat dat betreft niet onredelijk voor. De daaruit voor [eiser] voortvloeiende reistijden behoeven, voor de resterende duur van het concurrentiebeding, immers geen onoverkomelijke moeilijkheden op te leveren voor het vinden van ander werk in deze branche, op een aanvaardbare afstand van de woongemeente van [eiser].
Proceskosten.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald. [eiser] is als de in hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij aan te merken.
Beslissing
Het concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 12 van de in deze procedure bedoelde arbeidsovereenkomst wordt geschorst, totdat in een bodemprocedure daarover uitspraak is gedaan, maar dit alleen voor het gebied gelegen buiten een cirkel van 50 kilometer rondom [adres].
[eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op € 200,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juli 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.