ECLI:NL:RBHAA:2008:BD6190

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 372633 / CV EXPL 08-891
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een vordering tot schadevergoeding wegens voortijdige beëindiging van een mobiele telefonieovereenkomst

In deze zaak heeft Lindorff Purchase B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die een overeenkomst voor mobiele telefonie had afgesloten met T-Mobile. De overeenkomst had een looptijd van twee jaar en bevatte een verbod op tussentijdse opzegging. Lindorff vorderde een schadevergoeding van € 1.086,19, omdat T-Mobile het contract wegens wanbetaling had beëindigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verbod op tussentijdse opzegging als een 'grijs beding' moet worden aangemerkt volgens artikel 6.237 van het Burgerlijk Wetboek, wat betekent dat de gedaagde het contract met inachtneming van een redelijke opzegtermijn van drie maanden mocht opzeggen.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet aan haar betalingsverplichtingen voldeed en dat T-Mobile het contract rechtsgeldig had beëindigd. De schadevergoeding werd vastgesteld op het abonnementsgeld dat T-Mobile had kunnen verdienen als het contract volledig was uitgediend, maar de kantonrechter oordeelde dat de schadevergoeding niet gebaseerd kon worden op de volledige looptijd van het contract. In plaats daarvan werd de schadevergoeding vastgesteld op € 88,50, wat overeenkomt met het abonnementsgeld voor de redelijke opzegtermijn van drie maanden, plus de openstaande abonnement- en gesprekskosten van € 291,73.

Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 380,23, vermeerderd met rente. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en bepaalde dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 26 juni 2008 door mr. F.M. Visser, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 372633 / CV EXPL 08-891
datum uitspraak: 26 juni 2008
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
Lindorff Purchase B.V.
te Zwolle
eisende partij
hierna te noemen Lindorff
gemachtigde Van Arkel gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [adres]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde: geen (procedeert in persoon).
De procedure
Lindorff heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde].
Hierop heeft [gedaagde] geantwoord.
Vervolgens is schriftelijk voortgeprocedeerd.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De vordering
Lindorff vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen aan Lindorff te betalen de somma van € 1.086,19 met (verdere) rente en kosten.
Het gaat om de afwikkeling van een op 27 maart 2007 tussen T-Mobile en [gedaagde] gesloten overeenkomst betreffende de levering van mobiele telefoondiensten. T-Mobile heeft haar vordering op [gedaagde] overgedragen aan Lindorff.
In hoofdsom heeft de vordering voor een bedrag groot € 563,35 betrekking op schadevergoeding wegens voortijdige beëindiging van het contract. Het restant van de hoofdsom ad (€ 855,08 -/- € 563,35 =) € 291,73 heeft betrekking op bij repliek overgelegde facturen voor abonnement- en gesprekskosten. Die facturen belopen overigens in totaal € 306,73 maar kennelijk wordt minder gevorderd.
Het verweer
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
[gedaagde] stelt dat zij de telefoon, die haar kennelijk bij het sluiten van het contract is verstrekt, is kwijtgeraakt en dat zij meer dan eens heeft opgezegd, waarop nooit is gereageerd.
De beoordeling van het geschil
Lindorff heeft betwist dat [gedaagde] heeft opgezegd. Daarvan is door [gedaagde] geen bewijs geleverd, zodat dit verweer niet kan slagen.
Dat betekent dat het contract, dat is beëindigd, financieel als volgt moet worden afgewikkeld.
Omdat [gedaagde] onbetwist niet aan haar betalingsverplichtingen voldeed heeft T-Mobile volgens de overeengekomen algemene voorwaarden op 20 augustus 2008 rechtsgeldig een voortijdig einde gemaakt aan het voor minimaal 24 maanden aangegane contract. [gedaagde] is ter zake ingevolge de toepasselijke algemene voorwaarden en volgens de gewone wet schadeplichtig geworden.
Aan vervangende schadevergoeding wordt gevorderd het abonnementgeld dat T-Mobile had kunnen verdienen indien het voor 24 maanden aangegane contract volledig was uitgediend, te weten het abonnementgeld tot en met 31 augustus 2008. Een en ander wordt gegrond op de algemene voorwaarden.
Die schadeberekening komt de kantonrechter onjuist voor. Artikel 10 lid 2 van de algemene voorwaarden voorziet kennelijk in een verbod tot tussentijdse opzegging door de klant van de in dit geval voor 24 maanden aangegane overeenkomst. Dit verbod dient als onredelijk bezwarend (artikel 6.237 k van het Burgerlijk Wetboek, grijze lijst, rechtsvermoeden niet ontkracht) te worden aangemerkt. Dat betekent dat [gedaagde] te allen tijde mocht opzeggen, zij het met inachtneming van een redelijke termijn. T-Mobile mocht dus niet rekenen op het uitdienen van het voor 24 maanden aangegane contract, zodat de overeengekomen duur daarvan ook niet als verantwoorde grondslag kan dienen bij het bepalen van de vervangende schadevergoeding.
Uitgaande van een redelijke opzegtermijn voor de klant van 3 maanden, komt het de kantonrechter redelijk voor om de schadevergoeding te bepalen op een bedrag gelijk aan het abonnementgeld over die drie maanden, hetgeen neerkomt op 3 x € 24,79 = € 74,37 + 19% BTW = € 88,50.
Daarnaast moet [gedaagde] natuurlijk de tot de beëindiging van het contract vervallen abonnementgelden, alsmede de gesprekskosten betalen, in totaal dus € 291,73.
Bij elkaar opgeteld is [gedaagde] dan nog schuldig € 380,23.
Nu Lindorff van meet af aan een veelvoud van dit bedrag heeft gevorderd dienen de met het oog daarop ondernomen buitengerechtelijke incassowerkzaamheden voor rekening van Lindorff te blijven.
Wel is [gedaagde] de contractuele rente van 1% per maand verschuldigd over de achterstallige abonnement- en gesprekskosten, alsmede de wettelijke rente over de schadevergoeding.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Beslissing
[gedaagde] wordt veroordeeld om aan Lindorff te betalen de somma van € 380,23 vermeerderd met 1% rente per maand over abonnement- en gesprekskosten, telkens te berekenen vanaf 10 dagen na de respectieve factuurdata, alsmede met de wettelijke rente over € 88,50 vanaf 2 september 2007 tot de dag dat alles betaald is.
Iedere partij draagt de eigen proceskosten.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juni 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.