RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 370945 / CV EXPL 08-479
datum uitspraak: 19 juni 2008
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
Delta Lloyd Vastgoed Woningen B.V.
te Amsterdam
eisende partij
hierna te noemen Delta Lloyd
gemachtigde deurwaarder S. Baldinger
Bert’s Installatiebedrijf
te Zaandam
gedaagde partij
hierna te noemen Bert’s Installatiebedrijf
gemachtigde B.J. Sluis
Delta Lloyd heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen Bert’s Installatiebedrijf.
Hierop heeft Bert’s Installatiebedrijf geantwoord.
Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
Delta Lloyd vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoer¬baar bij voorraad, Bert’s Installatiebedrijf zal veroordelen aan Delta Lloyd te betalen de somma van € 4.574,52 met rente en kos¬ten.
De vordering is gegrond op het uitblijven van een verklaring, zoals bedoeld in de artikelen 476a en 477 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, inzake het door deurwaarder Baldinger op verzoek van Delta Lloyd en ten laste van [XXX] op 25 juli 2007 onder Bert’s Installatiebedrijf gelegde derdenbeslag.
Bert’s Installatiebedrijf stelt de verplichte verklaring wel degelijk te hebben gedaan, en wel via haar (toenmalige) advocaat mr. H.R. Kant. In de onderhavige procedure heeft zij in elk geval alsnog verklaard dat zij ingevolge een rechterlijk vonnis een bedrag groot € 4.722,96 netto wegens achterstallig salaris c.a. verschuldigd bleek aan [XXX], welk bedrag zij na de beslaglegging aan [XXX] heeft uitbetaald. Dat laatste is gebeurd omdat er meerdere beslagen lagen, advocaten zich met de afwikkeling bemoeiden en Bert’s Installatiebedrijf –mede gelet op het tijdsverloop- het zicht daarop was kwijtgeraakt, terwijl [XXX], die op uitbetaling aandrong, een dreigende houding jegens Bert’s Installatiebedrijf had aangenomen.
De beoordeling van het geschil
Om te beginnen moet worden vastgesteld dat niet is gebleken dat Bert’s Installatiebedrijf inderdaad, via haar advocaat, tijdig de wettelijk verplichte verklaring heeft gedaan aan Delta Lloyd. Tegelijkertijd moet echter worden vastgesteld dat Bert’s Installatiebedrijf ter terechtzitting alsnog een genoegzame verklaring heeft afgelegd, te weten dat zij een bedrag groot € 4.722,96 netto aan [XXX] verschuldigd bleek.
Deze verklaring is niet door Delta Lloyd betwist.
Strikt genomen zou daarom in deze kunnen worden volstaan met een verklaring voor recht dat Bert’s Installatiebedrijf alsnog aan haar verklaringsverplichting heeft voldaan, met veroordeling van Bert’s Installatiebedrijf in de proceskosten.
Nu Bert’s Installatiebedrijf echter heeft erkend dat bedoeld bedrag, niettegenstaande het gelegde beslag, direct aan [XXX] is uitbetaald en verder is gebleken dat Bert’s Installatiebedrijf tot op heden niet bereid was om alsnog over te gaan tot uitbetaling aan de beslaghebbende deurwaarder, van het aan Delta Lloyd ingevolge het gelegde beslag toekomende bedrag, kan en mag ter voorkoming van zinloze verdere procedures (en kosten) direct ten gronde in de zaak worden voorzien, hetgeen Delta Lloyd in deze procedure kennelijk (mede) heeft bedoeld te bereiken.
Dat betekent dat Bert’s Installatiebedrijf overeenkomstig het bepaalde in artikel 477a lid 4 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering tot betaling aan de deurwaarder moet worden veroordeeld, alsmede tot vervangende schadevergoeding aan Delta Lloyd, indien zij niet aan de deurwaarder mocht betalen.
Daaraan moet evenwel het volgende worden toegevoegd.
Beslag is gelegd voor een bedrag groot € 2.199,94 plus verdere rente en executiekosten. Blijkens de ter terechtzitting gegeven toelichting heeft de bij dagvaarding gevorderde som van € 4.574,52 voor het restant betrekking op na de vonnis in de hoofdzaak nog verschuldigd geworden huurpenningen. Daarvoor is echter geen beslag gelegd, zodat die na-ijlende huurpenningen buiten beschouwing moeten blijven. Van verdere executiekosten is niet gebleken. Daaromtrent kon Delta Lloyd ter terechtzitting in elk geval geen nauwkeurige opgave doen. Betaald moet dus worden aan deurwaarder Baldinger een bedrag groot € 2.199,94 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2007, bij gebreke waarvan Bert’s Installatiebedrijf dit aan Delta Lloyd moet betalen.
Na betaling aan de deurwaarder is Bert’s Installatiebedrijf ingevolge het bepaalde in artikel 478 lid 2 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering voor dat bedrag ook jegens (mogelijk nog resterende) andere beslagleggers bevrijd. Het is vervolgens aan de deurwaarder, die betaling heeft ontvangen, om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 478 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Bert’s Installatiebedrijf dient deze deurwaarder alle noodzakelijke informatie te geven, opdat hij aan deze verplichting kan voldoen.
Waar het dus in gewoon Nederlands op neerkomt, is dat Bert’s Installatiebedrijf toch moet betalen aan deurwaarder deurwaarder S. Baldinger. De kantonrechter begrijpt dat Bert’s Installatiebedrijf daardoor in grote problemen komt, hetgeen zij gelet op de voorgeschiedenis als zeer onrechtvaardig beschouwt. De kantonrechter kan er echter niet omheen dat Bert’s Installatiebedrijf zich niet aan de regels heeft gehouden, door niettegenstaande het gelegde beslag toch aan [XXX] uit te betalen, waardoor zij de gevolgen over zichzelf heeft afgeroepen.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald. Nu de vordering van Delta Lloyd slechts gedeeltelijk toewijsbaar blijkt, zillen deze kosten worden gecompenseerd.
Verstaat dat Bert’s Installatiebedrijf ter terechtzitting alsnog een genoegzame verklaring, zoals bedoeld in artikel 476a Wetboek van burgerlijke rechtsvordering heeft afgelegd.
Bert’s Installatiebedrijf wordt naar aanleiding van deze verklaring veroordeeld om aan deurwaarder Baldinger, die het in deze procedure bedoelde derdenbeslag ten behoeve van Delta Lloyd heeft gelegd, te betalen de somma van € 2.199,94 met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2007, totdat betaald is.
Indien Bert’s Installatiebedrijf niet aan de hiervoor gegeven veroordeling mocht voldoen wordt zij reeds thans en voor alsdan veroordeeld om als vervangende schadevergoeding aan Delta Lloyd te betalen de somma van € € 2.199,94 met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2007, totdat betaald is.
Iedere partij draagt de eigen kosten.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juni 2008, in tegen¬woor¬digheid van de griffier.