1. Procesverloop
1.1 Op de openbare terechtzitting van 6 juni 2008 heeft verzoeker de wraking verzocht van [rechter], hierna te noemen: de politierechter, in de bij deze rechtbank, sector strafrecht, aanhangige zaken met parketnummers 15/700347-07, 15/660436-06 en 15/664030-07, hierna te noemen: de hoofdzaken.
1.2 De politierechter heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd en medegedeeld dat hij niet in het verzoek berust.
1.3 Verzoeker, de officier van justitie en de politierechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 6 juni 2008. Verzoeker is verschenen. De officier van justitie en de politierechter hebben van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd, dat sprake is van partijdigheid omdat de politierechter een door hem gedaan verzoek een nog niet eerder bij de politie of ter zitting gehoorde getuige op te roepen om haar te doen horen, heeft afgewezen. Verzoeker krijgt aldus niet het voordeel van de twijfel en daarom is er geen sprake van een eerlijk strafproces. Dat is in strijd met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de Grondwet.
3. Beoordeling
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2 Ingevolge artikel 367, gelezen in verband met artikel 315, van het Wetboek van Strafvordering, kan de politierechter de oproeping van getuigen bevelen, indien hem de noodzakelijkheid blijkt van het verhoor van op de terechtzitting nog niet gehoorde getuigen, die niet op de terechtzitting aanwezig zijn.
3.3 Verzoeker heeft als verdachte aan de politierechter verzocht enige getuigen te horen. Op de terechtzitting van 6 juni 2008 heeft de politierechter afwijzend beslist op dat verzoek. Blijkens het proces-verbaal van die zitting heeft de politierechter aangegeven dat het noodzakelijkheidscriterium van toepassing is op de door verzoeker gevraagde getuigen en dat in de hoofdzaken de conclusie moet worden getrokken dat het niet noodzakelijk is deze getuigen te horen.
3.4 De afwijzing van het verzoek om getuigen te horen betreft een procesbeslissing. Een negatieve procesbeslissing is voor de daarbij in het ongelijk gestelde partij op zichzelf onvoldoende grond voor wraking. Een (politie)rechter moet een tussentijds aan hem gevraagde procesbeslissing kunnen nemen en motiveren opdat het proces voortgang kan vinden. Met het nemen van een dergelijke beslissing blijkt onvermijdelijk van een standpunt van de rechter, maar dat impliceert niet zonder meer dat de rechter vooringenomenheid koestert, noch dat een vrees voor partijdigheid voor andere door de rechter te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is. Er zijn geen andere omstandigheden gesteld of gebleken, waaruit moet worden geconcludeerd dat de procesbeslissing zelf is ingegeven door vooringenomenheid van de politierechter.
3.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, geen grond opleveren voor het oordeel dat het fungeren van de politierechter in de hoofdzaken tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen leiden. De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
4. Beslissing
De rechtbank: